ECLI:NL:RBNHO:2018:2798

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 606
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een herinrichtingsbesluit en de ontvankelijkheid van bezwaar in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met een herinrichtingsbesluit van de gemeente. Het primaire besluit, dat op 17 juli 2017 werd genomen, betrof de vaststelling van het definitief ontwerp voor de herinrichting van de Vogelenzangseweg en omstreken. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. L. van Hezik, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Echter, het college van burgemeester en wethouders heeft het bezwaar op 5 december 2017 niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker.

Tijdens de zitting op 22 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De rechter oordeelde dat het herinrichtingsplan geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet gericht is op rechtsgevolg. De voorzieningenrechter benadrukte dat een verzoek om een besluit duidelijk en expliciet moet zijn, en dat er geen verzoek was gedaan om de weg veiliger te maken. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van de verzoeker terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep ongegrond was. Tevens werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, en griffier mr. E. Degen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: HAA 18/606 en 18/259
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 22 maart 2018 in de zaak tussen

[verzoeker]

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. L. van Hezik
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [Naam] ,

verweerder,
gemachtigden F.D.S. Bettink en V.J. Hoogeland.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het definitief ontwerp voor de herinrichting van de Vogelenzangseweg e.o. vastgesteld.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar op 5 december 2017, verzonden op 11 december 2017 (het bestreden besluit), niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 maart 2018 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De voorzieningenrechter is op grond van het bepaalde in artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak en ziet hiertoe in dit geval aanleiding, omdat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak
3. De voorzieningenrechter oordeelt dat het definitief ontwerp voor de herinrichting van de Vogelenzangseweg e.o. geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, omdat een herinrichtingsplan volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet is gericht op (extern) rechtsgevolg. Er staat daarom geen beroep tegen open. Het herinrichtingsplan heeft mogelijk wel feitelijke gevolgen, maar die kunnen niet door de bestuursrechter worden getoetst.
4. De redenering van verzoeker dat het herinrichtinsplan mede moet worden gezien als een weigering om te beslissen op een verzoek om de weg veiliger te maken volgt de voorzieningenrechter niet omdat een dergelijk verzoek door verzoeker niet is ingediend. In de zienswijze van verzoeker leest de voorzieningenrechter geen verzoek tot het nemen van een dergelijk besluit. De voorzieningenrechter wijst er hierbij op dat een verzoek om een besluit te nemen klip en klaar moet zijn en expliciet gedaan moet worden, omdat het voor verweerder helder moet zijn waarop moet worden beslist.
5. Als al een verzoek zou zijn gedaan om de weg veiliger te maken, dan zou dit overigens slechts een verzoek zijn om feitelijk te handelen. Beoogd wordt immers slechts om de feitelijke situatie in overeenstemming te brengen met de al bestaande juridische situatie (30 km zone). Een besluit om een verzoek om feitelijk handelen (en een weigering om daarop te beslissen) is evenmin gericht op rechtsgevolg. Daartegen staat daarom (ook) geen beroep open.
6. Verweerder heeft het bezwaar van verzoeker gelet op het voorgaande terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het beroep is daarom ongegrond.
8. Voor het treffen van een voorlopige voorziening of een proceskostenveroordeling bestaat dan geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier, op 22 maart 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak – voor zover daarbij op het beroep is beslist – kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening