ECLI:NL:RBNHO:2018:2435

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
5724228 \ CV EXPL 17-1475
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de Verordening inzake luchtreizigerscompensatie bij rechtstreekse aansluitingen buiten de EU

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines wegens instapweigering op een aansluitende vlucht van Amsterdam naar Portland. De passagiers, afkomstig uit Oekraïne, hadden tickets geboekt voor een vlucht van Kiev naar Portland met een tussenstop in Amsterdam. De eerste vlucht, uitgevoerd door KLM, arriveerde met een kleine vertraging in Amsterdam, maar de passagiers kregen geen toegang tot de aansluitende vlucht van Delta Air Lines naar Portland. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij instapweigering en annuleringen.

De kantonrechter heeft allereerst de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vastgesteld op basis van de Brussel I bis-Verordening, aangezien Delta Air Lines in de procedure is verschenen. Vervolgens heeft de rechter beoordeeld of de vlucht onder de toepasselijkheid van de Verordening valt. De rechter concludeert dat de Verordening niet van toepassing is, omdat zowel de luchthaven van vertrek (Kiev) als de eindbestemming (Portland) buiten de EU liggen. Dit betekent dat de passagiers geen recht hebben op compensatie volgens de Verordening.

De vordering van de passagiers is afgewezen, en zij zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Delta Air Lines. De rechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 200,00 en een nasalaris van € 50,00, voor zover daadwerkelijk nakosten door Delta Air Lines worden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter W. Aardenburg op 28 maart 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5724228 \ CV EXPL 17-1475
Uitspraakdatum: 28 maart 2018
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier 1]

2. [passagier 2]beiden wonende te [woonplaats] (Oekraïne)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar het recht van het land van vestiging
Delta Air Lines INC.
statutair gevestigd te Wilmington, Delaware (Verenigde Staten van Amerika)
gedaagde
hierna te noemen Delta Air Lines
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 6 januari 2017 een vordering tegen Delta Air Lines ingesteld. Delta Air Lines heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Delta Air Lines een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben tickets geboekt onder enkel boekingsnummer voor twee vluchten op 14 december 2015 van Kiev (Oekraïne) naar Amsterdam met vluchtnummer
KL 1382 en vervolgens van Amsterdam naar Portland (Verenigde Staten van Amerika) met vluchtnummer DL 179.
2.2.
De geplande vertrektijd van vlucht KL 1382 was 6:50 uur (lokale tijd) en de geplande aankomsttijd 9:00 uur (lokale tijd). Deze vlucht is uitgevoerd door KLM en is met een vertraging van 7 minuten in Amsterdam aangekomen. De geplande vertrektijd van vlucht
DL 179 was 9:55 uur en de geplande aankomsttijd 11:10 uur (lokale tijd). Vlucht DL 179 is tijdig en conform schema uitgevoerd door Delta Air Lines. Aan de passagiers is de toegang tot vlucht DL 179 geweigerd.
2.3.
De passagiers zijn vervolgens omgeboekt op vervangende vluchten (via Minneapolis) naar Portland en zijn daar 8 uur en 32 minuten na hun oorspronkelijk geplande aankomsttijd aangekomen.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat Delta Air Lines bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en voorts tot betaling van de proceskosten.
3.2.
De passagiers leggen aan de vordering ten grondslag dat Delta Air Lines op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) wegens instapweigering een compensatie van € 600,-- per passagier is verschuldigd.
3.3.
Delta Air Lines betwist de vordering. Delta Air Lines heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van instapweigering. Op het verweer van Delta Air Lines wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De passagiers en Delta Air Lines zijn woonachtig respectievelijk gevestigd in het buitenland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter stelt vast dat zij op grond van het bepaalde in artikel 26 van de Brussel I bis-Verordening (nr. 1215/2012) bevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen, nu Delta Air Lines in de onderhavige procedure is verschenen en de bevoegdheid niet heeft betwist.
4.2.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of de onderhavige vlucht onder het toepassingsbereik van de Verordening valt. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Het volgende is hiervoor redengevend.
4.3.
Artikel 3, lid 1, van de Verordening luidt als volgt:
“Deze verordening is van toepassing
a. op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;
b) op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is”.
4.4.
In de voorliggende zaak hadden de passagiers een boeking voor een vlucht van Kiev naar Portland via Amsterdam. In artikel 2, sub h van de Verordening wordt het begrip “eindbestemming” gedefinieerd als de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen, de bestemming van de laatste vlucht. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) heeft in het Folkerts-arrest van 26 februari 2013 (C11/11) geoordeeld dat in het geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen onder eindbestemming wordt verstaan de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagier heeft genomen. Niet in geschil is dat de passagiers ieder beschikten over één (elektronisch) ticket voor zowel de vlucht van Kiev-Amsterdam als de vlucht Amsterdam-Portland. Met de passagiers is de kantonrechter van oordeel dat, net als in het Folkerts-arrest de vlucht Kiev-Amsterdam onderdeel is van het traject Kiev-Portland. Nu Kiev (Oekraïne) als vertrekplaats moet worden aangemerkt en Portland (Verenigde Staten van Amerika) als eindbestemming, zijn zowel de luchthaven van vertrek als de luchthaven van de eindbestemming buiten de EU gelegen, zodat niet wordt voldaan aan artikel 3, lid 1, aanhef en sub a van de Verordening, noch aan artikel 3 lid 1, aanhef en sub b van de Verordening.
4.5.
De conclusie is dat de Verordening in de onderhavige zaak toepassing mist zodat de vordering van de passagiers moet worden afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. De door Delta Air Lines gevorderde nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Delta Air Lines worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Delta Air Lines worden vastgesteld op een bedrag van € 200,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 50,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Delta Air Lines worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter