Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier 1]
[passagier 2]
[kind 1] , [kind 2] en [kind 3]beiden wonende te [woonplaats] (Duitsland)
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben de passagiers, die pro se en als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen optreden, een vordering ingesteld tegen Air Europa wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 3.000,00, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vertraging was het gevolg van een medische noodsituatie aan boord van de voorgaande vlucht, wat door Air Europa werd aangeduid als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de rechter oordeelde dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid die niet door Air Europa kon worden voorkomen. De kantonrechter verklaarde de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering voor zover zij als wettelijk vertegenwoordigers optreden, omdat zij niet beschikten over de vereiste machtiging. De vordering van de passagiers werd afgewezen en de proceskosten werden aan hen opgelegd.