ECLI:NL:RBNHO:2018:1770

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3990
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlaging Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen mevrouw [eiseres] en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de verlaging van haar Wajong-uitkering. Mevrouw [eiseres] had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 6 juni 2017, waarin werd vastgesteld dat zij arbeidsvermogen heeft en haar uitkering per 1 januari 2018 werd verlaagd naar 70% van het minimumloon. De rechtbank heeft vastgesteld dat mevrouw [eiseres] een lichte verstandelijke beperking en ADHD heeft, maar dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om haar arbeidsvermogen te ontkennen. De rechtbank oordeelde dat het UWV haar gezinssituatie en de belasting daarvan buiten beschouwing mocht laten bij de beoordeling van haar arbeidsvermogen. De rechtbank concludeerde dat er geen medische argumenten zijn die erop wijzen dat mevrouw [eiseres] geen arbeidsvermogen heeft. De rechtbank verklaarde het beroep van mevrouw [eiseres] ongegrond, wat betekent dat de verlaging van haar uitkering kan doorgaan. De rechtbank adviseerde mevrouw [eiseres] om, indien zij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/3990
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2018 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats] , eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (gemachtigde: R. Roos).

1.Toelichting voor mevrouw [eiseres]

U bent samen met mevrouw [naam] op de zitting geweest bij de rechtbank. De rechter heeft u toen aangeraden om deze uitspraak samen met mevrouw [naam] te lezen.
De rechtbank heeft een beslissing genomen over uw beroep. De rechtbank verklaart uw beroep ongegrond. Dit betekent dat de rechtbank het eens is met de conclusie van het UWV dat u arbeidsvermogen heeft. Dit betekent ook dat de verlaging van uw uitkering kan doorgaan.
Deze uitspraak betekent niet dat u meteen aan het werk moet.
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, overlegt u dan met mevrouw [naam] of een andere begeleider. Zij kan u uitleggen waar u informatie kunt krijgen over de gevolgen van deze uitspraak. U kunt ook hoger beroep instellen tegen deze uitspraak. Dat moet binnen zes weken na de datum van deze uitspraak. De rechtbank adviseert u om daarvoor zo snel mogelijk naar het Juridisch Loket te gaan of naar een advocaat.
Hierna kunt u lezen wat er volgens de rechtbank in deze zaak speelt en waarom de rechtbank deze beslissing heeft genomen.

2.Overzicht van deze procedure

Bij besluit van 6 juni 2017 stelt verweerder (het UWV) vast dat mevrouw [eiseres] arbeidsvermogen heeft. Ook verlaagt het UWV de uitkering van mevrouw [eiseres] op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) vanaf
1 januari 2018 naar 70% van het minimumloon.
Mevrouw [eiseres] maakt hiertegen bezwaar.
Bij besluit van 22 augustus 2017 (het bestreden besluit) verklaart het UWV het bezwaar van mevrouw [eiseres] ongegrond.
Mevrouw [eiseres] stelt hiertegen beroep in.
Het UWV dient een verweerschrift in.
De rechtbank houdt op 16 januari 2018 een zitting over deze zaak. Mevrouw [eiseres] komt, samen met mevrouw [naam] . Voor het UWV komt de heer Roos.

3.Wat er speelt in deze zaak

3.1
Mevrouw [eiseres] is geboren op [geboortedatum] . Ze heeft een lichte verstandelijke beperking en ADHD.
3.2.
Op 3 november 2013 vraagt ze een uitkering aan op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. De verzekeringsarts onderzoekt mevrouw [eiseres] en de arbeidsdeskundige spreekt met haar. Ze concluderen dat mevrouw [eiseres] op dat moment niet kan werken, maar in de toekomst wel. Daarom kent het UWV aan mevrouw [eiseres] vanaf 7 mei 2014 inkomensondersteuning toe. Deze bedraagt 75% van het minimumloon.
3.3.
Vanaf 1 januari 2018 is artikel 2:40 van de Wet Wajong gewijzigd. Hierdoor bedraagt de inkomensondersteuning die mevrouw [eiseres] ontvangt dan niet langer 75% maar 70% van het minimumloon.
3.4.
Voorafgaand aan deze wetswijziging heeft het UWV een brief gestuurd aan mevrouw [eiseres] . Hierin schrijft het UWV dat hij voorlopig vindt dat mevrouw [eiseres] arbeidsvermogen heeft. Mevrouw [eiseres] heeft gereageerd en geschreven dat haar situatie is verslechterd.
3.5.
Daarop onderzoekt een arts mevrouw [eiseres] . Volgens de arts heeft mevrouw [eiseres] beperkingen, maar ze is wel ten minste vier uur belastbaar, ze kan ook ten minste een uur aaneengesloten werken en ze kan een taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie. De arbeidsdeskundige concludeert dan dat mevrouw [eiseres] arbeidsvermogen heeft. Ze kan bijvoorbeeld de taak ‘behandelen post’ uitvoeren. Vervolgens neemt het UWV het besluit van 6 juni 2017.
3.6.
In haar bezwaarschrift schrijft mevrouw [eiseres] dat ze niet vier uur kan werken. Haar gezinssituatie laat dat niet toe. Het UWV verklaart het bezwaar ongegrond. Bij het vaststellen van arbeidsvermogen kan geen rekening worden gehouden met die gezinssituatie.
3.7.
In beroep verwijst mevrouw [eiseres] naar het advies van de gz-psycholoog van ’s Heeren Loo. Deze schrijft dat het gezin van mevrouw [eiseres] intensieve begeleiding krijgt. Over mevrouw [eiseres] schrijft hij dat ze vermoeid en depressief is en overvraagd wordt. Werken is af te raden. De overbelasting zou dan toenemen.
3.8.
De ‘verzekeringsarts bezwaar en beroep’ geeft een reactie. Volgens hem zijn er geen medische argumenten tegen het aannemen van arbeidsvermogen bij mevrouw [eiseres] .
3.9.
In artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is omschreven wanneer iemand geen arbeidsvermogen heeft. In de woorden van dit artikel en de Wet Wajong: wanneer iemand geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Alleen zonder mogelijkheden tot arbeidsparticipatie is iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. En alleen dan is er recht op een uitkering die 75% van het minimumloon bedraagt.

4.Het geschil tussen mevrouw [eiseres] en het UWV

Mevrouw [eiseres] vindt dat ze geen arbeidsvermogen heeft, dat ze in haar situatie niet kan werken. Het UWV vindt dat ze wel arbeidsvermogen heeft.
4.1.
Beoordeling van het geschil.
4.2.
Bij de beoordeling van het arbeidsvermogen van mevrouw [eiseres] mocht het UWV haar gezinssituatie en de belasting daarvan buiten beschouwing laten. Bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen gaat het ook zo. Dit blijkt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4398. Hier, bij de beoordeling van het arbeidsvermogen voor de Wet Wajong, is dit volgens de rechtbank ook de juiste methode.
4.3.
Als niet wordt gekeken naar haar gezinssituatie, zijn er geen medische argumenten waaruit volgt dat mevrouw [eiseres] geen arbeidsvermogen heeft. Ook uit het advies van de gz‑psycholoog blijkt niet dat mevrouw [eiseres] - zo bezien - geen arbeidsvermogen heeft.
4.4.
De beslissing van het UWV dat mevrouw [eiseres] arbeidsvermogen heeft, is daarom juist.
4.5.
Nu dit zo is, volgt uit de Wet Wajong dat haar inkomensondersteuning vanaf 1 januari 2018 70% van het minimumloon bedraagt.
4.6.
De rechtbank concludeert dat het beroep van mevrouw [eiseres] ongegrond is.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.