ECLI:NL:RBNHO:2018:1725

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
6570489 \ AO VERZ 18-1
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet van zorgverlener wegens seksueel contact met cliënt

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en de Raphaëlstichting. [verzoeker] had verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat hem op 9 november 2017 was gegeven vanwege ernstig grensoverschrijdend gedrag, namelijk seksueel contact met een cliënt van de stichting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat [verzoeker] zich schuldig had gemaakt aan ontoelaatbaar seksueel gedrag met een cliënt die aan zijn zorg was toevertrouwd. De kantonrechter oordeelde dat de instellingsdirecteur bevoegd was om het ontslag te geven en dat het ontslag onverwijld was gegeven na het bekend worden van de feiten. De rechter benadrukte dat zorgverleners onder geen enkele omstandigheid een seksuele relatie mogen aangaan met cliënten, en dat het gedrag van [verzoeker] een ernstige schending van de gedragsregels en de arbeidsovereenkomst opleverde. Het verzoek van [verzoeker] om de arbeidsovereenkomst onverkort te verklaren en om een transitievergoeding te ontvangen, werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de Raphaëlstichting, omdat [verzoeker] ongelijk kreeg in zijn verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6570489 \ AO VERZ 18-1
Uitspraakdatum: 27 februari 2018
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M.A. Meesters
tegen
de stichting
Raphaëlstichting,
gevestigd te Schoorl
verwerende partij
verder te noemen: de Raphaëlstichting
gemachtigde: mr. P.F. Keuchenius

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen onverkort geldt en om een door de Raphaëlstichting gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. De Raphaëlstichting heeft een verweerschrift ingediend en een (voorwaardelijk) tegenverzoek gedaan om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2.
Op 13 februari 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] met een brief van 6 februari 2018 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedag] 1956, is op 16 oktober 1986 in dienst getreden bij de Raphaëlstichting. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, is die van groepsleider.
2.2.
Op 9 november 2017 is [verzoeker] door de Raphaëlstichting op staande voet ontslagen.
2.3.
In een brief van 9 november 2017 heeft de Raphaëlstichting het ontslag bevestigd. Daarbij is onder meer het volgende meegedeeld:
“Hierbij bevestigen we schriftelijk het aan jou vandaag verleende ontslag op staande voet (opzegging wegens een dringende reden). De redenen hiervoor zijn je in het persoonlijk in het gesprek meegedeeld en kunnen als volgt worden samengevat. Er heeft ernstig grensoverschrijdend en ontoelaatbaar gedrag plaatsgevonden op sexueel gebied tussen jou en een cliënt van onze instelling. Hiermee heb je het protocol van grens overschrijdend gedrag overtreden. Wij zijn hierover op 7 november 2017 geïnformeerd. Wij hebben jou daarmee in een gesprek op 8 november 2017 geconfronteerd. Een vervolggesprek heeft plaatsgevonden op 9 november 2017. Mede afgaand op wat door jou is erkend kunnen wij niet anders dan concluderen dan dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag. Op grond daarvan wordt jouw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd.”
2.4.
De advocaat van [verzoeker] heeft in een brief van 20 december 2017 bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen onverkort geldt en om het door de Raphaëlstichting op 9 november 2017 gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. Ook verzoekt [verzoeker] om de Raphaëlstichting te veroordelen tot betaling van loon.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat het ontslag onbevoegd is gegeven en dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Ook meent [verzoeker] dat het ontslag niet onverwijld is gegeven.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
De Raphaëlstichting verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat sprake is geweest van onaanvaardbaar gedrag van [verzoeker] dat een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Verder stelt de Raphaëlstichting dat het ontslag tijdig en bevoegd is gegeven door de instellingsdirecteur.
4.2.
De Raphaëlstichting verzoekt van haar kant om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden. Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak met name om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of de Raphaëlstichting moet worden veroordeeld tot betaling van loon.
5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.3.
De kantonrechter gaat ervan uit dat de instellingsdirecteur, die het ontslag op staande voet heeft gegeven, daartoe ook bevoegd was. Op de zitting heeft de instellingsdirecteur gesteld dat het tot zijn taak en bevoegdheid behoort om arbeidsovereenkomsten aan te gaan en te beëindigen. Er is geen reden om aan de juistheid van die stelling te twijfelen, omdat het gelet op zijn positie en rol voor de hand ligt dat de instellingsdirecteur die taak en bevoegdheid heeft. Verder heeft de directeur toegelicht dat hij voorafgaand aan het ontslag daarover overleg heeft gehad met een bestuurslid van de Raphaëlstichting, zodat ook moet worden aangenomen dat het bestuur daarmee akkoord ging. Voor zover de instellingsdirecteur al niet bevoegd zou zijn geweest om het ontslag te geven, heeft de Raphaëlstichting dat ontslag bekrachtigd, doordat zij daarmee feitelijk instemt en in deze procedure achter dat ontslag blijft staan. [verzoeker] heeft dat ook redelijkerwijs zo moeten en kunnen begrijpen.
5.4.
De stelling van [verzoeker] dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, gaat niet op. Vast staat dat het gedrag van [verzoeker] dat heeft geleid tot het ontslag op staande voet, op 7 november 2017 ter kennis is gekomen van de zorgcoördinator van de Raphaëlstichting. De zorgcoördinator heeft die kennis gedeeld met de instellingsdirecteur, waarna op 8 november 2017 en 9 november 2017 daarover gesprekken hebben plaatsgevonden met [verzoeker] . Vervolgens is het ontslag op 9 november 2017 gegeven en is ook de dringende reden daarvoor meegedeeld. Dat is voldoende voortvarend.
5.5.
Uit de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), volgt dat als dringende redenen voor een ontslag op staande voet door de werkgever worden beschouwd daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW). Een dringende reden kan onder andere aanwezig zijn wanneer de werknemer grovelijk de plichten veronachtzaamt die de arbeidsovereenkomst hem oplegt (artikel 7:678 lid 2, onderdeel k, BW).
5.6.
Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt. Verder zijn onder meer van belang de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de conclusie leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (zie: HR 21 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4436; NJ 2000/190; JAR 2000/45 (
Prins/Hema)).
5.7.
Vast staat dat [verzoeker] seksueel contact heeft gehad met een bewoner van de Raphaëlstichting. Het gaat hier om een bewoner die aan de zorg van en hulpverlening door de Raphaëlstichting en [verzoeker] is toevertrouwd, omdat die bewoner een verstandelijke beperking heeft (een IQ lager dan 60) en een stoornis in het autistisch spectrum. Dat seksueel contact heeft er in ieder geval uit bestaan dat [verzoeker] in de nacht van 29 op 30 april 2017 in een hotelkamer in één bed heeft gelegen met die bewoner, waarbij beiden elkaar hebben gestreeld en gekust, en [verzoeker] de penis van de bewoner heeft vastgehouden. Dit is door [verzoeker] erkend. [verzoeker] heeft verder erkend dat ook voordien seksueel getinte handelingen tussen hem en de bewoner hebben plaatsgevonden, door het strelen van billen en buik.
5.8.
[verzoeker] heeft de omstandigheden waaronder het seksueel contact in de nacht van 29 op 30 april 2017 heeft kunnen plaatsvinden zelf in het leven geroepen, doordat hij een uitstapje met de bewoner heeft georganiseerd en de hotelkamer voor hen samen heeft geboekt.
5.9.
Niet ter discussie staat dat [verzoeker] als zorgverlener onder geen enkele omstandigheid of voorwaarde een seksuele relatie mag aangaan met een bewoner of cliënt. De regels daarover zijn duidelijk en worden samengevat in de titel van een brochure van de Inspectie voor de Gezondheidszorg:
“Het mag niet, het mag nooit”.Daarbij wordt in genoemde brochure benadrukt dat het niet uitmaakt of cliënten toestemmen in seksueel getint gedrag of er zelf op aandringen dat een seksuele relatie wordt aangegaan, omdat cliënten tijdens de zorgrelatie afhankelijk zijn van zorgverleners en die contacten daarom nooit zijn toegestaan. Het aangaan van een dergelijke seksuele relatie is ook strafbaar (artikel 249 lid 2, onder 30, van het Wetboek van Strafrecht). Ook in de Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden en het Protocol Grensoverschrijdend Gedrag van de Raphaëlstichting is neergelegd dat de verpleegkundige of verzorger geen intieme en/of seksuele relatie aangaat met de zorgvrager. [verzoeker] is als zorgverlener bekend met die gedragsregels.
5.10.
De Raphaëlstichting stelt terecht dat het aangaan door [verzoeker] van seksueel contact met de bewoner, op de wijze zoals hiervoor beschreven, een ernstige schending is van genoemde gedragsregels, waarmee [verzoeker] bekend is. Dat is ook een ernstige schending van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en die schending levert daarom een dringende reden op, die ontslag op staande voet rechtvaardigt.
5.11.
De kantonrechter ziet, anders dan [verzoeker] , geen reden om te oordelen dat de Raphaëlstichting onvoldoende heeft gedaan om het seksueel contact tussen [verzoeker] en de bewoner te voorkomen of te stoppen. Naar aanleiding van signalen over frequente uitstapjes die [verzoeker] met de betreffende bewoner maakte, is daarover in een teamoverleg van 19 mei 2016 gesproken. Blijkens het verslag van dat overleg heeft [verzoeker] uitgelegd dat hij met de bewoner uitstapjes onderneemt en die bewoner als een ‘maatje’ ziet. Daarbij zijn door [verzoeker] ook termen gebruikt die wijzen op een relatie als ‘opa’ en ‘een oudere broer’. In de door [verzoeker] overgelegde WhatsApp-berichten aan collega’s omschrijft hij zijn relatie met de bewoner als een relatie tussen een vader en een zoon. Uit die signalen heeft de Raphaëlstichting niet kunnen en hoeven afleiden dat sprake was van een seksueel getinte relatie met de bewoner en dat verdergaande of andere maatregelen nodig waren om tegen die relatie op te treden. Op de zitting heeft [verzoeker] opgemerkt dat ook al langer gevoelens van verliefdheid aanwezig waren. Uit de stukken blijkt niet dat [verzoeker] daarover eerder mededelingen heeft gedaan aan de Raphaëlstichting. Gelet hierop moet worden geconstateerd dat [verzoeker] in de teamvergadering van 16 mei 2016 en nadien geen openheid van zaken heeft gegeven aan de Raphaëlstichting over zijn relatie met de bewoner, maar de ware aard daarvan verborgen heeft gehouden. Ook over het seksueel getinte contact en het incident in de nacht van 29 op 30 april 2017 heeft [verzoeker] gezwegen. Dit is temeer reden om te oordelen dat [verzoeker] terecht op staande voet is ontslagen.
5.12.
De kantonrechter onderkent dat [verzoeker] een langdurig dienstverband heeft, dat overigens niet is gebleken van problemen in zijn functioneren en dat het ontslag grote financiële en persoonlijke gevolgen voor hem heeft. Echter, die persoonlijke omstandigheden leggen onvoldoende gewicht in de schaal tegenover de aard en de ernst van de dringende reden. Die omstandigheden staan daarom niet in de weg aan een ontslag op staande voet.
5.13.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen onverkort geldt en om het ontslag op staande voet te vernietigen, worden afgewezen.
5.14.
[verzoeker] heeft ook verzocht om de Raphaëlstichting te veroordelen een transitievergoeding te betalen. De transitievergoeding is op grond van de wet niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW). Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer onder meer gaat om situaties waarin de werknemer zich schuldig maakt aan misdrijven en handelt in strijd met kenbare gedragsregels van de organisatie van de werkgever, en dit leidt tot een vertrouwensbreuk (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39-40). De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden die de dringende reden zijn voor het ontslag op staande voet, zijn van dien aard dat deze ook ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] opleveren, mede gelet op de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is en het verzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen.
5.15.
[verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht om gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om de Raphaëlstichting toch te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, ook als het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Die mogelijkheid bestaat als het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 7:673 lid 8 BW). Blijkens de wetsgeschiedenis kan daarbij gedacht worden aan het geval waarin een werknemer een relatief kleine misstap begaat na een heel lang dienstverband (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 113). De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om van die mogelijkheid gebruik te maken. Er is weliswaar sprake van een lang dienstverband, maar niet van een eenmalig incident of een kleine misstap. [verzoeker] heeft immers een ernstig vergrijp begaan, doordat hij als zorgverlener in strijd met duidelijke gedragsregels over een langere periode seksueel getinte contacten met een aan zijn zorg toevertrouwde bewoner is aangegaan, waarbij [verzoeker] de aard van die relatie heeft verzwegen en verborgen heeft gehouden, ook nadat hij daarnaar is gevraagd.
5.16.
Uit het voorgaande volgt dat ook alle overige en subsidiaire verzoeken en vorderingen van [verzoeker] , onder andere ten aanzien van buitengerechtelijke kosten en een billijke vergoeding, moeten worden afgewezen.
5.17.
Hiervoor is geoordeeld dat het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen en dat dit ontslag dus niet wordt vernietigd. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder de Raphaëlstichting het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, niet is vervuld. Dat verzoek hoeft daarom niet te worden beoordeeld en er hoeft ook niet op te worden beslist.
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij ongelijk krijgt en het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van zijn ernstig verwijtbaar handelen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de Raphaëlstichting tot en met vandaag vaststelt op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde van de Raphaëlstichting.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 27 februari 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter