3.2Op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel kan, indien de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, dit leiden tot matiging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:
a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbowet;
b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;
c. als er adequate instructies zijn gegeven;
d. als er adequaat toezicht is gehouden.
4. Niet in geschil is dat sprake is van een overtreding van artikel 3.17 van het Arbobesluit, zodat verweerder ter zake daarvan bevoegd was een bestuurlijke boete aan eiseres op te leggen.
5. De rechtbank overweegt dat het opleggen van zo een boete een discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan is. Het bestuursorgaan moet hierbij de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Verweerder kan omwille van de rechtseenheid en rechtszekerheid beleid vaststellen en toepassen inzake het al dan niet opleggen van een boete en het bepalen van de hoogte daarvan. Verweerder dient bij de toepassing van dit beleid ook te beoordelen of die toepassing strookt met de hiervoor bedoelde eisen die aan de aanwending van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete moeten worden gesteld. Zo niet, dan dient de boete te worden bijgesteld. De rechter toetst zonder terughoudendheid of de boete voldoet aan deze eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie. Daarbij betrekt de rechtbank de matigingsgronden als opgenomen in artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel. In situaties waarin verwijtbaarheid volledig ontbreekt wordt van boeteoplegging afgezien. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de opgelegde boete te matigen.
6. De rechtbank stelt vast dat de kast in kwestie gedurende een aantal weken heeft gestaan op de werkvloer, niet gezekerd was met touwen of spanbanden, en niet stabiel geplaatst was op de grond. Door zo een onveilige situatie gedurende weken te laten voortduren heeft de werkgever laakbaar gehandeld. Onder deze omstandigheden kunnen algemene maatregelen, zoals het opstellen van een risico inventarisatie, het verzorgen van cursussen op het gebied van veiligheid, het ter beschikking stellen van zekeringsmateriaal en de aanstelling van een interne toezichthouder op veiligheid, in de regel niet worden gerekend tot inspanningen gericht op het voorkomen van de overtreding in het
concretegeval. Zo kan de werkgever weliswaar een risico-inventarisatie hebben gehouden, maar als de risico’s slechts in algemene bewoordingen zijn omschreven (zoals in de onderhavige risico inventarisatie het geval was) en niet nader is geduid dat (ook tijdelijke geplaatste) kasten stabiel moeten staan én gezekerd moeten worden, draagt een dergelijke inventarisatie feitelijk weinig bij aan het voorkomen van het omvallen van de kast in kwestie. Datzelfde geldt voor de aanstelling van een toezichthouder die kennelijk heeft geaccepteerd dat de kast in kwestie enige weken lang zonder zekering in de werkplaats heeft gestaan. Dan kan niet gesproken worden van
adequaattoezicht in dit specifieke geval. Verder is gesteld noch gebleken dat het slachtoffer tijdens cursussen en/of nadien bij wijze van aparte instructie op de werkvloer, gewezen is op de noodzaak van het stabiel plaatsen én zekeren van (ook tijdelijk geplaatste) kasten.
7. Eiseres heeft verder gesteld dat in het pand spanbanden voorhanden waren, maar waar het om gaat is of dit materiaal ook aan [naam] ter beschikking is gesteld vóórdat hij met de kast ging werken. Dat laatste is gesteld noch gebleken. Daarnaast is niet gebleken dat een werkwijze of instructie is opgesteld waarin is omschreven hóe met spanbanden kasten moeten worden gezekerd. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding, zoals eiseres heeft verzocht, getuigen te horen omtrent de vraag of zich in het pand spanbanden bevonden tijdens het ongeval.
8. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat van het geheel ontbreken van verwijtbaarheid dan wel verminderde mate van verwijtbaarheid aan de zijde van eiseres geen sprake is. Het betoog van eiseres slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.