ECLI:NL:RBNHO:2018:1504

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 219
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen in Haarlem

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen, specifiek voor de herinrichting van de Dreef te Haarlem. De gemeente Haarlem had op 11 juli 2017 een omgevingsvergunning verleend aan een derde-partij, waarop verzoeksters, de Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen en de Stichting Haarlemsbouwplannen.nl, bezwaar maakten. Hun bezwaren werden door de gemeente ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelden bij de rechtbank en verzochten om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzoeksters als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt op basis van hun statuten en feitelijke werkzaamheden. De rechter heeft het toetsingskader voor de beoordeling van de aanvraag om de aanlegvergunning uiteengezet, waarbij hij verwijst naar artikel 2.11 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit artikel stelt dat een vergunning geweigerd moet worden als de aanlegactiviteit in strijd is met het bestemmingsplan. In dit geval was er geen strijd met het bestemmingsplan “Frederikspark”, waardoor de gemeente verplicht was de vergunning te verlenen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een belangenafweging of inspraak, en dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure niet gevolgd hoefde te worden. Ook was er geen wettelijke verplichting voor de gemeente om advies te vragen aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, in aanwezigheid van griffier mr. M.H. Bakker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: HAA 18/219 en HAA 18/220
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep ter zitting van 8 februari 2018 in de zaak tussen
1. De stichting Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegente Haarlem;
2. De stichting Stichting Haarlemsbouwplannen.nl,te Haarlem;
verzoeksters,
(gemachtigde mr. B. Wernik).
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,

verweerder (gemachtigden: mr. L. van der Meulen en R. de Vries)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Haarlem, te Haarlem (gemachtigde: R.B. Admiraal).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij omgevingsvergunning verleend voor de activiteit aanleggen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ten behoeve van de herinrichting van de Dreef te Haarlem.
Bij op 13 december 2017 verzonden besluit (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van verzoeksters ongegrond verklaard en het primaire besluit, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
Verzoeksters hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2018. Verzoeksters zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Namens verzoekster sub 1 is verschenen [naam 1] . Namens verzoekster sub 2 zijn verschenen [naam 2] en [naam 3] . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Derde-partij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheid om niet alleen uitspraak te doen op het verzoek om voorlopige voorziening maar ook op het beroep. De voorzieningenrechter maakt in dit geval gebruik van die bevoegdheid.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn verzoeksters, gelet op hun statuten en feitelijke werkzaamheden, aan te merken als belanghebbenden bij de verleende aanlegvergunning en daarmee ontvankelijk in hun daartegen gerichte bezwaar.
3.1
Centraal in deze zaak staat de verleende aanlegvergunning. Het toetsingskader voor de beoordeling van een aanvraag om een aanlegvergunning staat in artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo. In dat artikel staan limitatief de weigeringsgronden genoemd. Dat betekent dat indien een weigeringsgrond zich voordoet, verweerder de aangevraagde vergunning moet weigeren. En omgedraaid, indien zich geen weigeringsgrond voordoet, moet verweerder de aangevraagde vergunning verlenen.
3.2
Artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo bepaalt dat een aanlegvergunning geweigerd moet worden als de aanlegactiviteit in strijd is met regels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen over de aanlegvergunning. In het bestemmingsplan “Frederikspark”, geeft alleen artikel 17 regels over (afgifte van) een aanlegvergunning. Artikel 18 van de planregels geeft géén regels over het wel of niet afgeven van een aanlegvergunning. Ook de toelichting op genoemd artikel 18 kan dan geen rol spelen.
3.3
Tussen partijen is niet in geschil dat aan de regels van artikel 17 is voldaan, en dus moét verweerder de aangevraagde aanlegvergunning verlenen. Daarmee zijn aanlegactiviteiten zoals asfaltering in dit bestemmingsplan feitelijk vergunningsvrij en niet beschermd. Er is geen ruimte voor een belangenafweging of inspraak.
4. De uniforme openbare voorbereidingsprocedure hoefde in dit geval niet te worden gevolgd, omdat geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan “Frederikspark”.
5. Evenmin hoefde verweerder advies te vragen aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voordat hij de aanlegvergunning verleende. Een wettelijke verplichting daartoe ontbreekt.
6. Wat verzoeksters hebben aangevoerd omtrent het participatieproces heeft betrekking op het herinrichtingsplan. In deze zaak gaat het om de verleende aanlegvergunning.
7. Het beroep is ongegrond. Om die reden bestaat er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Bakker, griffier, op 8 februari 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzoek om voorlopige voorziening geen rechtsmiddelen open.