Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
Melding Van betalingsonmacht heffingen Bedrijfspensioenfonds en premies’gevoegd. Hierin staat onder meer het volgende vermeld.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn. [Eiser] was bestuurder van MC Amstelveen B.V., dat in financiële problemen verkeerde en betalingsonmacht had gemeld aan het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds stelde [eiser] aansprakelijk voor de achterstallige pensioenpremies, omdat MC Amstelveen niet tijdig aan haar meldingsplicht had voldaan. De zaak begon met een dagvaarding van [eiser] op 22 juni 2016, waarin hij verzet aantekende tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd door het Pensioenfonds. Tijdens de procedure heeft [eiser] betoogd dat hij niet hoofdelijk aansprakelijk was voor de vordering van het Pensioenfonds, omdat hij tijdig melding had gemaakt van de betalingsonmacht. Het Pensioenfonds betwistte dit en stelde dat [eiser] zich schuldig had gemaakt aan kennelijk onbehoorlijk bestuur.
De kantonrechter heeft de meldingen van betalingsonmacht beoordeeld en geconcludeerd dat de melding van 1 februari 2013 geldig was voor de periode van januari 2013 tot en met december 2014, maar dat er geen geldige meldingen waren voor de periodes vóór januari 2013 en na januari 2016. De rechter oordeelde dat [eiser] niet kon worden toegelaten tot de weerlegging van het vermoeden dat de niet-betaling aan hem te wijten was, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat het niet aan hem te wijten was dat MC Amstelveen niet aan haar verplichtingen had voldaan. Uiteindelijk werd [eiser] aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 63.800,24, vermeerderd met rente en verhogingen, en werd de vordering van [eiser] tot opheffing van het beslag afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.