ECLI:NL:RBNHO:2018:11878

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
5947663 \ CV EXPL 17-4180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van aansluitende vlucht en toepasselijkheid van de Verordening 261/2004

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun aansluitende vlucht. De passagiers hadden een vlucht van Amsterdam naar Zürich (LX735) op 13 juli 2016, die met een vertraging van 1 uur en 30 minuten aankwam, waardoor zij hun aansluitende vlucht naar Johannesburg (LX288) misten. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. Swiss betwistte de vordering en stelde dat de Verordening niet van toepassing was op de vlucht van Zürich naar Johannesburg, omdat deze vlucht niet tussen een EU-lidstaat en Zwitserland viel.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechter overweegt dat de passagiers zijn vertrokken vanaf een luchthaven in de EU, waardoor de vlucht van Amsterdam naar Zürich onder de Verordening valt. De vraag of de Verordening ook van toepassing is op de aansluitende vlucht naar Johannesburg, waarbij een tussenlanding in Zürich plaatsvond, is echter niet evident. De kantonrechter heeft daarom besloten om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de toepasselijkheid van de Verordening in dit geval. De behandeling van de zaak is aangehouden tot na ontvangst van de prejudiciële beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5947663 \ CV EXPL 17-4180
Uitspraakdatum: 31 oktober 2018
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats] (Nederland)
2.
[passagier sub 2]wonende te [woonplaats] (Nederland)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden mr. P.N. Meijer en mr. M.W.J.M. Jonk
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines A.G.
statutair gevestigd te Basel (Zwitsersland)
gedaagde
hierna te noemen Swiss
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 april 2017 een vordering tegen Swiss ingesteld. Swiss heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Swiss een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 5 juni 2018 heeft op verzoek van de passagiers een pleidooi plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hadden voor een vlucht van Swiss op 13 juli 2016 van Amsterdam naar Zürich (LX735) en een aansluitende vlucht van Swiss van Zürich naar Johannesburg (LX288). De geplande aankomsttijd in Johannesburg was om 09:15 uur op 14 juli 2016. Vlucht LX735 is met een vertraging van 1 uur en 30 minuten dan wel 62 minuten in Zürich aangekomen. De passagiers hebben hierdoor hun aansluitende vlucht LX288 naar Johannesburg gemist. Swiss heeft eisers omgeboekt naar vervangende vluchten. De passagiers zijn uiteindelijk op 15 juli 2016 om 10:50 uur aangekomen in Johannesburg, zijnde circa 25 uur later dan volgens de oorspronkelijke planning.
2.2.
De passagiers hebben compensatie van Swiss gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.3.
Swiss heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Swiss bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van een bedrag van:
- € 1,200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 375,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Swiss vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
Swiss heeft de vordering betwist. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Op 1 juni 2002 is de Overeenkomst tussen de Zwitserse Bondsstaat en de Europese Gemeenschap inzake luchtvervoer van 21 juni 1999 (PB L 114/73) in werking getreden (hierna: de Overeenkomst). Ingevolge besluit nr. 1/2006 van het overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de Overeenkomst ingestelde Comité Luchtvervoer Europese Unie/Zwitserland (PB L 298/23), en vervolgbesluit nr. 1/2016 (PB L 118/25) is de Verordening sinds 1 december 2006 ook in Zwitserland van toepassing. In beide besluiten is de Verordening als deel van de bijlage in de Overeenkomst opgenomen. Krachtens artikel 2 van de Overeenkomst zijn de bepalingen van deze overeenkomst en haar bijlage van toepassing voor zover zij betrekking hebben op het luchtvervoer of op aangelegenheden die rechtstreeks verband houden met het luchtvervoer en die in de bijlage bij deze overeenkomst zijn vermeld.
4.3.
Artikel 15 van de Overeenkomst luidt als volgt:

Met inachtneming van het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad, zoals opgenomen in de bijlage bij deze overeenkomst:
- worden aan communautaire en Zwitserse luchtvaartmaatschappijen vervoersrechten verleend tussen ongeacht welk punt in Zwitserland en ongeacht welk punt in de Gemeenschap;
- worden twee jaar na de van kracht wording van deze overeenkomst aan Zwitserse luchtvaartmaatschappijen vervoersrechten verleend tussen punten in verschillende lidstaten van de EG”.
4.4.
Over voormeld artikel heeft de kantonrechter in gelijksoortige gevallen het volgende geoordeeld:

Uit de bewoordingen van artikel 15 van de Overeenkomst; ‘tussen ongeacht welk punt in Zwitserland en ongeacht welk punt in de gemeenschap’, volgt dat de Verordening slechts van toepassing is op de vlucht van Amsterdam naar Zurich. Alleen deze vlucht is immers aan te merken als een vlucht tussen Zwitserland en een EU-lidstaat. Dit leidt ertoe dat de Verordening niet van toepassing is op de vlucht van Zurich naar een derde land buiten de EU”.
Swiss heeft met verwijzing naar vonnissen waarin overeenkomstig is geoordeeld aangevoerd dat op grond van artikel 15 van de Overeenkomst, de Verordening voor haar als Zwitserse luchtvaartmaatschappij beperkte werking heeft. De Verordening geldt uitsluitend voor de door in Zwitserland gevestigde luchtvaartmaatschappijen uitgevoerde vluchten tussen Zwitserland en EU-lidstaten (en omgekeerd) en dus niet voor de vlucht van Zwitserland naar Johannesburg.
4.5.
De passagiers stellen zich op het standpunt dat de Verordening volledig op Swiss van toepassing is wanneer passagiers vertrekken vanaf luchthavens in de EU. Die rechtsbescherming krijgt de passagier wanneer hij/zij vertrekt en die bescherming eindigt volgens de passagiers pas na aankomst op de eindbestemming in de zin van artikel 2 sub h van de Verordening. De passagiers menen daarom dat zij onder bescherming van de Verordening zijn ingestapt in Amsterdam en dat zij dus aanspraak kunnen maken op bescherming tot aan Johannesburg. Het vervoer van Amsterdam naar Johannesburg dient volgens de passagiers te worden aangemerkt als één geheel. De passagiers wijzen in dit verband op het arrest van het Hof van 31 mei 2018 (C-537/17 - ECLI:EU:C:2018:361). Swiss kan zich volgens de passagiers niet beroepen op artikel 15 van de Overeenkomst. Dit artikel ziet volgens de passagiers op verlening van vliegrechten. Volgens de passagiers volgt hieruit geen beperking van het toepassingsbereik van de in de bijlage bij de Overeenkomst genoemde Uniewetgeving.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat de passagiers zijn vertrokken vanaf een luchthaven die is gelegen op het grondgebied van een EU-lidstaat, zodat in ieder geval de vlucht van Amsterdam naar Zürich (LX735), gelet op artikel 3, lid 1 onder a, van de Verordening onder het toepassingsbereik van de Verordening valt. In dit verband dient de vraag te worden beantwoord of artikel 3, lid 1 onder a van de Verordening gelet op artikel 15 van de Overeenkomst ook van toepassing is in het geval van rechtstreeks aansluitende vluchten op de vanuit Zwitserland vertrekkende rechtstreeks aansluitende vlucht naar een derde land, waarbij tussen het vertrek vanuit een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat en de aankomst in een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een derde staat, een geplande tussenlanding plaatsvindt in Zwitserland.
4.7.
Het betreft hier naar het oordeel van de kantonrechter geen rechtsvraag waarop het antwoord zo evident en duidelijk is dat er redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan. Om die redenen ziet de kantonrechter aanleiding vorenbedoelde vraag overeenkomstig artikel 267 aan het Hof te stellen. In verband hiermee zal behandeling van de zaak worden aangehouden, tot na ontvangst van de prejudiciële beslissing van het Hof.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter