In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2018 uitspraak gedaan in het beroep van de Stichting Hells Angels te Haarlem tegen de afwijzing van hun verzoek om heropening van hun clubhuis. Het clubhuis was eerder gesloten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, na vaststelling van ernstige verstoringen van de openbare orde door criminele activiteiten die vanuit het clubhuis plaatsvonden. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester het verzoek om heropening terecht had afgewezen, omdat het herstel van de openbare orde ten minste twee jaar zou duren en deze termijn nog niet was verstreken. De rechtbank benadrukte dat de sluiting niet als een punitieve maatregel moet worden gezien, maar als een noodzakelijke maatregel voor het herstel van de openbare orde. Eiseres had niet voldoende argumenten aangedragen om de sluiting op te heffen, en de rechtbank vond het niet onredelijk dat verweerder geen gesprek met eiseres wilde aangaan over voorwaarden voor heropening. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand, wat betekent dat de sluiting van het clubhuis voortduurt. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.