Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.[gedaagde] ,
1.De procedure
- de dagvaarding met 42 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van JAN met 10 producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] ;
- het tussenvonnis van 4 november 2015;
- de door Holland Lift en SMP overgelegde beslagstukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie met de producties 49 en 50;
- de producties 51 en 52 van Holland Lift en SMP;
- de door JAN overgelegde productie houdende een rapport van Alvarez & Marsal;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 juni 2017;
- de brief van de rechtbank aan partijen van 17 april 2018;
- de brief van mr. Garvelink van 24 april 2018 met opmerkingen ten aanzien van het proces-verbaal;
- de brief van mr. Verhoeven van 30 april 2018, met opmerkingen op het proces-verbaal alsmede op de brief van de rechtbank van 17 april 2018;
- de brief van mr. Van Wolferen van 18 mei 2018 met opmerkingen op het proces-verbaal;
- de brief van de rechtbank aan partijen van 24 mei 2018;
- de brief van mr. Verhoeven van 29 mei 2018;
- de brief van mr. Garvelink van 30 mei 2018;
- de reactie van mr. Van Wolferen van 1 juni 2018 op voornoemde brieven van 29 en 30 mei 2018.
2.De feiten
3.De vordering van Holland Lift en SMP
in conventie
- b) [gedaagde] heeft de conversie in 2007 van het administratieprogramma Exact Dos naar Exact Globe niet juist uitgevoerd door, onder meer, een openingswaarde van de voorraad in te voeren die uitsluitend gebaseerd was op de in de jaarrekening over 2006 opgenomen waarde van de voorraad en niet op de daadwerkelijk aanwezige voorraad en hij heeft in eerste instantie alleen de aantallen van de voorraad in de subadministratie ingeboekt en niet de waarde daarvan, althans dit is onder zijn verantwoordelijkheid gebeurd;
- c) [gedaagde] heeft betreffende het boekjaar 2007 op grootboekniveau memoriaalboekingen en herwaarderingen gedaan waarmee de waarde van de voorraad van Holland Lift in de administratie ten onrechte is verhoogd en het resultaat van Holland Lift en SMP ten onrechte positief is beïnvloed doordat deze herwaarderingen als resultaat zijn genomen;
- d) [gedaagde] heeft Excelsheets houdende voorraadlijsten uit de subadministratie bewerkt en aangesloten op het grootboek en deze aan JAN gestuurd zodat het leek alsof het grootboek en de subadministratie op elkaar aansloten terwijl dit niet het geval was. [gedaagde] heeft aldus de situatie wat betreft de voorraad van Holland Lift bewust in stand gehouden en JAN herhaaldelijk onjuist, althans onvolledig, voorgelicht;
- e) [gedaagde] heeft ten minste tweemaal (in 2007 en in 2009) een onjuiste herwaardering van de in het grootboek opgenomen voorraad uitgevoerd;
- f) [gedaagde] heeft in 2009 een door zijn medewerker [naam 2] gemaakte fout (boeken op basis van verkoopprijs in plaats van vaste verrekenprijs) niet op een juiste wijze hersteld. Om onduidelijke redenen heeft [gedaagde] de waarde van de voorraad in het grootboek niet naar beneden gecorrigeerd maar juist verhoogd door het uitvoeren van een tweetal positieve herwaarderingen van de voorraad (staal) voor een bedrag van in totaal € 2.039.819,-. Die zijn vervolgens in het geheel genomen als resultaat via de grootboekrekeningen. Hierdoor is niet alleen het verschil tussen de subadministratie en het grootboek blijven bestaan en zelfs vergroot in het (boek)jaar 2008, maar is het resultaat van Holland Lift en SMP ook ten onrechte te positief voorgesteld in de jaarrekeningen;
- g) [gedaagde] was (blijkens het onderzoeksrapport van PwC) in de (boek)jaren 2007, 2008 en 2009 op de hoogte van het feit dat de waarde van de in het grootboek opgenomen voorraad niet aansloot bij de waarde van de in de subadministratie opgenomen voorraad, terwijl het aantal stuks voorraad in deze twee onderdelen van de administratie wel gelijk was. [gedaagde] heeft deze afwijking op geen enkel moment onder de aandacht gebracht van JAN of andere stakeholders van Holland Lift en SMP, maar ze juist in stand gehouden en hen aldus misleid. Hierdoor leken de financiële prestaties van Holland Lift en SMP ten onrechte, zo is thans gebleken, goed terwijl deze prestaties in werkelijkheid slecht waren.
cash flowvan Holland Lift en SMP in de (boek)jaren 2007 en 2008 negatief, zodat ook deze component geen basis kon vormen voor een eventuele bonus voor [gedaagde] . In 2009 was de cash flow van Holland Lift licht positief, zodat [gedaagde] - als hij gezien de in de dagvaarding beschreven relevante feiten en omstandigheden al recht zou hebben op een bonus - over de (boek)jaren 2007, 2008 en 2009 nooit voor een hoger bedrag dan € 3.152,12 aan bonus had mogen ontvangen.
- JAN niet de waarde van de voorraad in de subadministratie heeft aangesloten op de waarde van de voorraad in het grootboek;
- JAN geen, althans onvolledige, deelwaarnemingen heeft verricht;
- JAN geen, althans onvoldoende, inhoudelijke controles op onder meer de voorraad, de memoriaalboekingen, de aangeleverde Excelsheets en overige documenten van Holland Lift en SMP heeft uitgevoerd. Gezien bijvoorbeeld de omvang van de gedane memoriaalboekingen was een deugdelijke inhoudelijke controle op deze boekingen noodzakelijk;
- JAN bij het verrichten van haar controlewerkzaamheden de door [gedaagde] bewerkte Excelsheet heeft gebruikt als werkdocument in plaats van de subadministratie;
- JAN genoegen heeft genomen met en uitsluitend is afgegaan op niet-volledige voorraadspecificaties, terwijl JAN blijkens door haar gevoerde correspondentie onmiskenbaar op de hoogte was van het feit dat de waarde van de voorraad van Holland Lift en SMP een aanzienlijk gedeelte van het balanstotaal vormden binnen de jaarrekeningen. Daarop had JAN een deugdelijke controle moeten uitvoeren, dus JAN kan en mag zich niet verschuilen achter haar eventuele opvatting dat zij mogelijk onjuist is geïnformeerd door [gedaagde] . JAN had en heeft als controlerend accountant immers steeds een eigen verantwoordelijkheid die nu juist tot doel heeft om situaties zoals de onderhavige te voorkomen;
- JAN de bij haar bekende onregelmatigheden niet heeft gerapporteerd en evenmin heeft aangegrepen om de benodigde extra controlewerkzaamheden te verrichten.
4.het verweer en de vordering in reconventie
5.De beoordeling
De opdrachtnemer moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen.” Volgens vaste rechtspraak dient een accountant bij de uitvoering van zijn opdracht de zorgvuldigheid in acht te nemen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Hierbij gaat het er om wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant in het kader van een zorgvuldige uitoefening van zijn taak met het oog op de belangen van de opdrachtgever mag worden gevergd. Het komt daarbij aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of de accountant heeft gehandeld in overeenstemming met de normen en standaarden die in zijn beroepsgroep algemeen worden aanvaard en of door zijn werkzaamheden een beeld is gecreëerd dat misleidend is. Voorts is van belang de mate waarin het gevaar van schade door aantasting van de in het geding zijnde vermogensbelangen van de opdrachtgever voor de accountant redelijkerwijs voorzienbaar was en, mede in verband daarmee, of hij die (controle)maatregelen heeft genomen en die waarschuwingen heeft gegeven die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze van hem konden worden gevergd ter voorkoming van dit gevaar (HR 16 december 2016: ECLI:NL:HR:2016:2876; zie conclusie A-G).
- het aansluiten van het financiële overzicht met de onderliggende administratie; en
- het beoordelen van materiële (voorafgaande) journaalposten en andere aanpassingen die tijdens het opstellen van het financiële overzicht zijn gemaakt.
7.712,00(2 punten × tarief € 3.856,00)
7.712,00(2 punten × tarief € 3.856,00)