In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een geschil tussen een passagier en Easyjet Airline Company Limited over additionele kosten die zijn gemaakt voor een vervangende vlucht. De passagier, vertegenwoordigd door mr. R.A. Bos, vorderde een bedrag van € 435,40, terwijl Easyjet, vertegenwoordigd door mr. J.W.A. Lameijer, betwistte dat de passagier de kosten daadwerkelijk had betaald. De kantonrechter heeft in een eerdere tussenbeschikking de passagier in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de betaling van de kosten voor de vervangende vlucht. De passagier overhandigde een betaalbewijs, maar de naam op dit bewijs was die van een medepassagier, wat volgens Easyjet niet voldoende bewijs was dat de passagier zelf de kosten had voldaan.
De kantonrechter oordeelde dat de passagier niet had aangetoond dat hij de kosten voor het ticket van de vervangende vlucht had betaald, en wees dit deel van de vordering af. Wel werd een bedrag van € 311,27 toegewezen voor andere kosten die de passagier had gemaakt, zoals hotelovernachtingen en andere uitgaven. De kantonrechter oordeelde ook over de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, waarbij de vordering voor de incassokosten werd afgewezen omdat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd dat deze kosten gerechtvaardigd waren.
De beslissing van de kantonrechter was dat Easyjet tot betaling van € 311,27 werd veroordeeld, vermeerderd met wettelijke rente, en dat iedere partij zijn eigen proceskosten diende te dragen. Deze beschikking is uitgesproken door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en is openbaar gemaakt op 17 oktober 2018.