Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de heerRICARDO JOHANNES HOFF,
RICARDO JOHANNES HOFFin zijn hoedanigheid van (voormalig) curator in het faillissement van
H’LEM AFBOUW B.V.
[eiser2/verweerder2],
RICARDO JOHANNES HOFFin zijn hoedanigheid van (voormalig) curator in het faillissement van
H’LEM AFBOUW B.V.
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 juli 2018 met producties
- de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 222 en incidentele conclusie tot interventie ex artikel 217 Rv
- de brief van mr. Willemse van 31 augustus 2018
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota m.b.t. verzoek voeging zaken en interventie van Bolle en Zoon B.V. c.s.
- de pleitnota (in de hoofdzaak) van Bolle en Zoon B.V. c.s.
- de pleitnota van [eiser2/verweerder2] c.s.
- de dagvaarding van 23 augustus 2018 met producties
- de brief van mr. Loor van 30 augustus 2018 met aanvullende producties 9 en 10 en een vermeerdering van eis
- de brief van mr. Loor van 31 augustus 2018 inhoudende een vermindering van eis
- incidentele conclusie tot voeging ex artikel 2017
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van mr. Loor.
2.De feiten
3.Het geschil
binnen 24 uurna betekening van het in deze te wijzen vonnis de volgende stukken aan [eiser2/verweerder2] af te geven:
4.De beoordeling
in de incidenten
- Bolle is met H’lem Afbouw B.V. een overeenkomst aangegaan voor de realisatie van het bouwproject aan de Kromme Elleboogsteeg. Tijdens de bouw liep het project vertraging op en uiteindelijk is de bouw na de bouwvak van 2016 helemaal niet meer van de grond gekomen. Bolle en Zoon B.V. c.s. heeft hierdoor schade geleden bestaande uit onbetaalde facturen voor niet verrichte werkzaamheden ter hoogte van (voorlopig begroot) ruim € 210.000,00.
- Filipo Bouwmaterialen B.V. had een vordering in rekening courant op H’lem Afbouw over de periode 15 juni 2016 t/m 7 september 2016 ter hoogte van € 32.122,04.
- De onbetaald gebleven facturen van de andere eiseressen op H’lem Afbouw van in totaal € 70.447,26 dateren uit de periode 22 april 2016 t/m 1 september 2016.
b. de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden en
c. de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarin de wederpartij van degene die ze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, partij is.