Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 november 2017 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
31 december 2012 wordt herzien, omdat zij haar werkzaamheden voor GMA Personeelsdienstverlening (GMA) niet heeft gemeld aan verweerder. De over de periode van 31 december 2012 tot en met 1 december 2013 verstrekte WW-uitkering van in totaal
Overwegingen
30 juli 2015 is aan eiseres met ingang van 26 augustus 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de WIA toegekend, waarbij zij 44,81% arbeidsongeschikt werd geacht.
3. Eiseres heeft op hierna te bespreken gronden beroep ingesteld. Haar beroep strekt ertoe dat het bestreden besluit wordt vernietigd en dat wordt vastgesteld dat zij nog altijd recht heeft op WW, zodat zij ook verzekerd is voor de ZW en de WIA. Volgens eiseres kan een schatting worden gemaakt van haar activiteiten voor GMA.
9 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2797), aan eiseres om met concrete en verifieerbare gegevens te onderbouwen welke werkzaamheden zij heeft verricht, als ook de omvang van deze werkzaamheden en de inkomsten die zij daarvoor heeft ontvangen. Eiseres heeft zelf geen administratie bijgehouden van de werkzaamheden, waaruit haar tijdsbeslag en haar verdiensten blijken. De door haar niet onderbouwde schatting van het tijdsbeslag van 3,5 uur per week kan niet als een dergelijke controleerbare en verifieerbare administratie worden beschouwd. Nu eiseres zelf heeft nagelaten een administratie bij te houden, moeten de gevolgen hiervan voor haar rekening en risico blijven. Haar standpunt dat het aan verweerder was om de administratie van GMA op te vragen om haar schatting te controleren, wordt niet gevolgd. Het is onder de gegeven omstandigheden aan eiseres om haar schatting verifieerbaar te onderbouwen. Niet is gebleken overigens dat eiseres zelf heeft geprobeerd de administratie van GMA op te vragen. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenplicht, het recht op WW niet kan worden vastgesteld. Op grond van de artikelen 25 en 22a, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 36 van de WW was verweerder dan ook gehouden de WW-uitkering van eiseres in te trekken en terug te vorderen.
artikel 7, aanhef en onder a, van de ZW niet als werknemer beschouwd in de zin van deze wet en was zij op grond van de ZW niet verzekerd. Verweerder heeft dan ook op juiste gronden de ZW-uitkering van eiseres ingetrokken. Haar standpunt dat de ZW-uitkering alleen is herzien naar een lagere uitkering (nihil), maar dat het recht op zichzelf is blijven bestaan, wordt niet gevolgd. Uit het bestreden besluit blijkt onmiskenbaar dat eiseres niet verzekerd was voor de ZW, omdat haar WW-uitkering is ingetrokken, zodat zij ook geen recht had op een ZW-uitkering en deze per 27 november 2013 is ingetrokken. Dat in besluit 2 wordt gesproken over herziening, maakt dit niet anders.