In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 3 november 2017, zijn twee procedures behandeld die betrekking hebben op de afwijzing van een sollicitatie en de beslissing om de tijdelijke aanstelling van eiser niet te verlengen. Eiser, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), had gesolliciteerd naar de functie van medewerker Behandelen en Ontwikkelen. Zijn sollicitatie werd afgewezen op basis van een selectieprocedure waarbij andere kandidaten als geschikter werden beoordeeld. Eiser stelde dat het Protocol voor werving en selectie niet correct was toegepast, en dat hij ten onrechte niet was geselecteerd ondanks zijn geschiktheid.
In de tweede procedure ging het om de beslissing van verweerder om de tijdelijke aanstelling van eiser niet om te zetten in een vaste aanstelling. Verweerder baseerde deze beslissing op het functioneren van eiser, met name op het aspect houding en gedrag. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de verslaglegging van het management een eenzijdige weergave was van zijn functioneren.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de sollicitatie niet correct was, omdat verweerder niet had aangetoond dat het Protocol juist was toegepast. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen. Wat betreft de beslissing om de tijdelijke aanstelling niet te verlengen, oordeelde de rechtbank dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen, en verklaarde dit beroep ongegrond. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.