ECLI:NL:RBNHO:2017:9006

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2224
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrond beroep tegen afwijzing urgentieverklaring wegens gebrek aan medisch advies en zorgvuldigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring door de gemeente Haarlem. Eiser, die kampt met psychische problemen, had een urgentieverklaring aangevraagd omdat zijn woonsituatie bij zijn ouders zijn klachten verergerde. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond, en stelde dat er voorliggende oplossingen waren, zoals kamerhuur of anti-kraakwoningen. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de afwijzing in strijd was met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, omdat de gemeente onvoldoende rekening had gehouden met zijn psychische klachten en de impact van zijn woonsituatie.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Er ontbrak een motiveringsverslag van de urgentiecommissie, en het was niet duidelijk op basis van welke gegevens de gemeente had geconcludeerd dat kamerhuur of anti-kraak geen passende oplossingen waren. De rechtbank benadrukte dat er bij een aanvraag van medische aard inzichtelijk medisch advies nodig is om een beslissing te kunnen nemen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/2224

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,

verweerder
(gemachtigden: mr. Y.J.M. Pijnaker en mr. C. Schol ).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 5 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Eiser heeft een uitkeringsspecificatie en een verklaring dat hij niet beschikt over vermogen overgelegd. Gelet hierop en gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282) is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden toegewezen. Eiser hoeft in deze procedure geen griffierecht te betalen.
2. Op 29 september 2015 heeft eiser een urgentieverklaring aangevraagd. Eiser heeft psychische klachten, die volgens hem verband houden met zijn huidige woonsituatie. Eiser heeft een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis. Hij woont bij zijn ouders, hetgeen volgens hem een negatieve invloed heeft op zijn psychische klachten.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, welke afwijzing verweerder bij het bestreden besluit heeft gehandhaafd. Verweerder heeft hierbij toepassing gegeven aan de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlem 2015 (hierna: de Huisvestingsverordening). Verweerder erkent de psychische problemen van eiser, maar stelt zich op het standpunt dat er een voorliggende oplossing is. Eiser kan op zoek gaan naar een kamer of een woning in tijdelijk verhuur, zoals een anti-kraakwoning via www.villex.nl. Niet is gebleken dat eiser reageert op kamerverhuur of antikraak, terwijl dit voor hem als een passende oplossing kan worden beschouwd. Ook is niet gebleken dat dit voor hem financieel niet haalbaar is. Evenmin bestaat er aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule, nu geen sprake is van een bijzondere hardheid bij toepassing van Huisvestingsverordening.
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel is, omdat verweerder slechts de vader van eiser als stressfactor ziet en niet de klachten van eiser op zichzelf, die zijn woonsituatie onhoudbaar maken. Voorts kan eiser zich niet vinden in het standpunt van verweerder dat een passende oplossing kan worden gevonden in kamerhuur of tijdelijke verhuur, nu eiser gelet op zijn psychische klachten ruimte en vrijheid nodig heeft. Eiser stelt als gevolg van zijn klachten niet te kunnen samenleven met anderen. Kamerverhuur en een anti-kraakwoning zijn niet geschikt. Eiser is gebaat is bij regelmaat en vastigheid. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser informatie van zijn behandelend psychiater overgelegd. Tot slot stelt eiser dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de hardheidsclausule niet van toepassing zou zijn.
5. Verweerder heeft in beroep gesteld dat op basis van de ten tijde van het bestreden besluit bij hem bekende gegevens terecht is geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring, nu eiser niet alle mogelijke middelen heeft ingezet om een eigen woning te vinden. Niet is gebleken dat eiser voldoende pogingen heeft gedaan om aan vervangende woonruimte te komen. Voorts is in bezwaar niet gesteld of gebleken dat kamerhuur of anti-kraak vanwege eisers psychische toestand geen passende oplossing is. Dat is pas in beroep gesteld. Uit de door eiser in beroep overgelegde medische informatie - die volgens verweerder niet als objectief kan worden beschouwd, nu deze afkomstig is van zijn behandelend arts - kan volgens verweerder niet worden afgeleid dat kamerhuur of anti-kraak geen passende oplossing is. Bovendien betekent kamerhuur of anti-kraak niet per definitie dat eiser in een woning met andere personen of in een kleine kamer terecht komt. Verweerder heeft ter zitting opgemerkt dat de aanvraag van eiser wel is voorgelegd aan een onafhankelijk arts, maar dat die geen contra-indicatie zag voor kamerhuur of anti-kraak. Omdat eiser zich onvoldoende heeft ingespannen om woonruimte te vinden, wordt aan een toets van medische omstandigheden niet toegekomen. Er is daarom afgezien van een medische beoordeling en rapportage. Voorts heeft verweerder gesteld dat de situatie van eiser niet een situatie is, waarin niet is voorzien bij de totstandkoming van de Verordening, zodat geen aanleiding is om de hardheidsclausule toe te passen. Ten overvloede heeft verweerder opgemerkt dat de psychische gesteldheid van eiser niet kan worden gezien als een gevolg van zijn huidige woonsituatie en ook daarom zou eiser niet in aanmerking komen voor een urgentieverklaring.
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
6.2
Artikel 9 van de Huisvestingsverordening luidt, – voor zover van belang, als volgt:
lid 2: Bij het verlenen van huisvestingsvergunningen wordt voorrang gegeven aan woningzoekenden voor wie de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders een schriftelijke urgentieverklaring verlenen.
lid 4, aanhef en onder a: Tot de woningzoekenden bedoeld in het tweede lid behoort tevens de woningzoekende die minimaal een jaar inwoner is van een van de gemeenten in Zuid-Kennemerland en die in zijn lichamelijke en/of sociaal-psychische gezondheid zeer ernstig wordt bedreigd als gevolg van de huidige woonsituatie.
lid 5: Woningzoekenden die zelf verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de ontstane woonproblematiek of die onvoldoende pogingen hebben gedaan om zelf een oplossing te vinden, komen niet in aanmerking voor voorrang.
6.3
Ingevolge artikel 21 van de Huisvestingsverordening zijn burgemeester en wethouders bevoegd in gevallen waarin de toepassing van de verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
6.4
In Zuid-Kennemerland bestaat een regionale urgentiecommissie, die ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van het Reglement Urgentiecommissie Zuid-Kennemerland 2015 tot taak heeft de beoordeling en advisering inzake het afwijzen, toekennen, verlengen en intrekken van een urgentieverklaring en toepassen van de hardheidsclausule. Bij urgentieaanvragen van medische- en/of psychosociale aard wordt zonodig advies ingewonnen bij een onafhankelijk arts. In beide gevallen geldt het advies van de arts als een ‘zwaarwegend’ advies. Ingevolge artikel 2, onder b, van het Reglement heeft de commissie ook tot taak het opstellen van een motiveringsverslag, dat aan het advies/besluit ten grondslag ligt. Ingevolge artikel 3 van het Reglement kan de urgentiecommissie ter advisering worden uitgebreid met een onafhankelijk arts.
6.5
Verweerder heeft de afwijzing van de urgentieaanvraag gebaseerd op een advies van de urgentiecommissie van 9 november 2015. Een motiveringsverslag als bedoeld in artikel 2, onder b, van het Reglement van die commissie bevindt zich echter niet bij de stukken. Wel is een onderzoeksverslag opgesteld. Dit onderzoeksverslag is een weergave van het gesprek dat [naam 1] van Het Vierde Huis op 27 oktober 2015 met eiser heeft gevoerd. Niet is gebleken dat dit onderzoeksverslag is opgesteld door de urgentiecommissie. Voorts is niet duidelijk waaruit het onderzoek verder heeft bestaan. Het verslag geeft ook geen inzicht in de bevindingen en overwegingen, die tot het afwijzende advies van de urgentiecommissie hebben geleid.
6.6
Evenmin is gebleken dat, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, de aanvraag van eiser is voorgelegd aan een arts, die zou hebben vastgesteld dat er voor kamerhuur of antikraak geen contra-indicatie is. Ook in het ongedateerde advies inzake de urgentieaanvraag van mr. C. Schol als secretaris van de urgentiecommissie is dat niet opgenomen.
6.7
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Awb en in strijd met het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
7.1
De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft bij zijn aanvraag vermeld dat hij al lange tijd psychische klachten heeft en dat deze klachten door zijn woonsituatie worden verergerd. Eiser heeft daarbij een brief van zijn huisarts en van de GZ-psycholoog overgelegd. In bezwaar heeft eiser nog nadere medische informatie overgelegd, waaronder een brief van zijn behandelend psychiater. Ook tijdens het urgentiegesprek van 27 oktober 2016 heeft eiser melding gedaan van de problematische thuissituatie.
7.2
In dit geval, waarin gemotiveerd gesteld is dat sprake is van ernstige medische problematiek, kan niet zonder inzichtelijk medisch advies de aanvraag worden afgewezen. Onderzocht had moeten worden of er medische redenen zijn om de urgentie te verlenen. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van een urgentieaanvraag van medische- en/of psychosociale aard, waarvoor de urgentiecommissie zwaarwegend advies kan inwinnen bij een onafhankelijk arts. Alvorens eiser tegen te werpen dat hij zelf meer had moeten doen om aan woonruimte te komen, waarbij kamerhuur en antikraak als een voorliggende oplossing kan worden gesteld, had eerst beoordeeld moeten worden of dat, gelet op de medische situatie van eiser, van hem verlangd kon worden en of dat in medisch opzicht verantwoord en aanvaardbaar is. De stelling van verweerder dat voor een medische beoordeling geen aanleiding was, omdat de aanvraag is afgewezen op grond van artikel 9, vijfde lid, van de Huisvestingsverordening, volgt de rechtbank dan ook niet. Daarbij komt dat ter zitting is gebleken dat eiser wel reageert op het aanbod van de woningbouwverenigingen en dat hij sinds maart 2015 was ingeschreven bij een kamerbemiddelingsbureau. Ook de stelling van verweerder dat de psychische problemen van eiser geen verband houden met zijn huidige woonsituatie volgt de rechtbank niet, nu deze stelling niet is onderbouwd. Op grond van de door eiser ingebrachte medische stukken zou een dergelijk verband wel kunnen worden aangenomen. De beoordeling hiervan had verweerder door een onafhankelijk arts moeten laten plaatsvinden.
8. Voorts ziet de rechtbank ook geen aanleiding voor het toepassen van een zogenaamde bestuurlijke lus, zoals bedoeld in artikel 8:51a van de Awb, gelet op de aard en de omvang van de hiervoor geconstateerde gebreken. Naar het oordeel van de rechtbank is een nader advies van de urgentiecommissie aangewezen, waarbij tevens – in het geval verweerder vasthoudt aan zijn afwijzing – een advies dient te worden ingewonnen bij een onafhankelijk arts.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Fortuin, rechter, in aanwezigheid van C.H. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.