1.2Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de beoordeling van de zaak geen nader onderzoek meer vergt. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die zich tegen de toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb zouden verzetten.
2. Natuurmonumenten is eigenaar van het perceel, plaatselijk bekend als sectie gemeente Weesp [nummer] . Dit perceel is gelegen bij Fort Uitermeer te Weesp (hierna: het fort). Natuurmonumenten is voornemens op dit perceel aan de noordoostzijde van het fort zestien bomen te kappen, te weten elf populieren en vijf essen.
3. Verzoekster heeft bij brief van 13 oktober 2016 verzocht om handhavend optreden. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de kapwerkzaamheden zullen leiden tot overtreding van diverse verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet (Ffw).
4. De staatssecretaris, het bevoegd gezag ten tijde van het primaire besluit, heeft het verzoek om handhaving bij het primaire besluit afgewezen. In reactie op het handhavingsverzoek heeft de Natuurmonumenten aangegeven op welke wijze de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. De bomen worden in delen gekapt. Met behulp van een hoogwerker zullen de bomen van boven naar beneden in stukken worden gezaagd, die gedoseerd naar beneden zullen worden gelaten. Er zullen geen werkzaamheden plaatsvinden in de bodem van de oever, noch zal de fortgracht bij het werk worden betrokken. Er wordt naar verwachting minimaal drie meter uit de oever gewerkt. De stobben van de gekapte bomen blijven aanwezig en zullen niet worden uitgegraven of weggefreesd, zodat de grond niet wordt beroerd en eventuele holen in tact blijven. Om ter plaatse te komen wordt gebruik gemaakt van de bestaande paden. Voorts is het handhavingsverzoek voorgelegd aan een ecoloog. Op basis van de bekende kennis van het fort en de omgeving en het door de Natuurmonumenten uitgevoerde vleermuisonderzoek is het, bij deze zorgvuldige wijze van werken, volgens de staatsecretaris niet aannemelijk is dat de Flora- en faunawet zal worden overtreden.
5. Met het bestreden besluit heeft GS, thans het bevoegd gezag op grond van de op 1 januari 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming (Wnb), het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. GS blijft erbij dat negatieve effecten voor alle soorten op voorhand kunnen worden uitgesloten door de wijze van uitvoering van de werkzaamheden, doordat de projectlocatie niet voldoet aan de biotoopeisen voor die soorten, vanwege het gewijzigde beschermingsregime op grond van de Wnb en gelet op het vleermuizenonderzoek van Natuurmonumenten.
6. Verzoekster voert aan dat het spoedeisend belang erin is gelegen dat de bomen volgens de planning van Natuurmonumenten eind oktober 2017 zullen worden gekapt. Verzoekster acht het waarschijnlijk dat haar beroep dan nog niet is behandeld. Zij verzoekt de rechtbank om een ordemaatregel te treffen, inhoudende een verbod op de omstreden werkzaamheden, totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.