ECLI:NL:RBNHO:2017:8319

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 459
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor mobiele telecommunicatie-installatie in monumentale kerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een mobiele telecommunicatie-installatie in de toren van de Engelmunduskerk te Driehuis. Eiser, een omwonende van de kerk, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, dat op 26 mei 2016 een omgevingsvergunning heeft verleend aan een derde-partij voor het plaatsen van de installatie. Eiser betwist de rechtmatigheid van de vergunning en voert verschillende gronden aan, waaronder strijd met het bestemmingsplan, onvoldoende onderzoek naar de veiligheid van de kerktoren, en het niet volgen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan, maar oordeelt dat de reguliere procedure van toepassing is en dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de veiligheid van de kerktoren. Eiser heeft niet onderbouwd dat de kerktoren in gevaar komt door de installatie. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen evident privaatrechtelijke belemmeringen zijn voor de huurovereenkomst tussen de derde-partij en de parochie. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de Flora- en Faunawet niet van toepassing is op de situatie, omdat er geen aanwijzingen zijn dat beschermde diersoorten in de kerktoren leven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. T.A. van Reeuwijk).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij] ,

te 's-Gravenhage,
(gemachtigde: mr. J.J. van der Lee).

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [derde-partij] een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie in de toren van de Engelmunduskerk aan de Driehuizerkerkweg 111 te Driehuis.
Bij besluit van 6 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Derde-partij is, zonder voorafgaand bericht, niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1. Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie in de toren van de Engelmunduskerk (hierna: de kerk) aan de Driehuizerkerkweg 111 te Driehuis. De kerk is aangewezen als gemeentelijk monument.
Eiser woont op een afstand van ongeveer zestig meter van de kerk.
2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk;
b. …
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan;
(…)
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Ingevolge artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) worden als categorieën gevallen, als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ van de wet, aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Ingevolge artikel 4, aanhef en vijfde lid, van bijlage II komt voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken in aanmerking een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 meter.
3.1.
Vast staat dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Driehuis en Velsen-Zuid”. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen en heeft de reguliere voorbereidingsprocedure gevolgd zoals genoemd in paragraaf 3.2 van de Wabo.
3.2.
Eiser voert aan dat verweerder de uitgebreide voorbereidingsprocedure had moeten volgen, omdat het Bor in dit geval niet van toepassing is. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de veiligheid, zodat niet wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden voor het verkrijgen tot toegang tot artikel 4 van bijlage II van het Bor. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte belanghebbenden niet in de gelegenheid heeft gesteld om zienswijze naar voren te brengen voordat de gevraagde omgevingsvergunning werd verleend.
3.3.
De rechtbank overweegt dat artikel 4 bijlage II van het Bor categorieën gevallen noemt in welke de reguliere procedure kan worden gevoerd in plaats van de uitgebreide voorbereidingsprocedure. In artikel 4 sub 5 staat vermeld “een antenne, mits niet hoger dan 40 meter”. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze bepaling de reguliere procedure van toepassing is. Vanzelfsprekend moet ook in de reguliere procedure onderzoek naar de veiligheid worden verricht, maar dat is voor de vraag of hier al dan niet terecht de reguliere procedure is gevolgd, niet van belang. Anders dan bij de uitgebreide procedure geldt bij de reguliere procedure dat belanghebbenden geen zienswijze naar voren kunnen brengen voordat wordt beslist op de aanvraag om omgevingsvergunning. Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
4.1.
Eiser stelt dat er alternatieve locaties, waaronder het Missiehuis, zijn voor het plaatsen van een zendinstallatie die minder bezwaren opleveren en ook geschikt zijn. Ter zitting heeft eiser een luchtfoto overgelegd waarop hij een aantal alternatieve locaties heeft aangegeven.
4.2.
Verweerder stelt dat er geen alternatieve locatie voorhanden is waarmee een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt. De locatie dient hoog genoeg te zijn, de installatie moet worden geplaatst op een platte ondergrond en het opstelpunt moet constructief sterk genoeg zijn. Het Missiehuis voldoet niet aan deze voorwaarden, omdat het een stuk lager ligt dan de kerktoren en het een schuin dak heeft. Verweerder geeft verder aan dat primair de locatie wordt beoordeeld die is aangevraagd. De kerktoren vindt verweerder een goede locatie, omdat het plaatsen van de zendinstallatie geen afbreuk doet aan het monumentale karakter van de kerktoren en ook weer kan worden verwijderd zonder blijvende schade aan te richten.
4.3.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft verweerder te beslissen omtrent het bouwplan zoals dat is ingediend. Indien dat bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met minder bezwaren. Daarvan is in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Verweerder heeft gemotiveerd weerlegd waarom het Missiehuis een geschiktere locatie zou zijn. Eiser heeft niet onderbouwd dat met de overige door hem genoemde alternatieve locaties een gelijkwaardig resultaat kan worden behaald. De beroepsgrond slaagt niet.
5.1.
Eiser stelt dat verweerder geen omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, omdat sprake is van strijd met de beleidsnotitie “Ruimtelijke richtlijnen voor het plaatsen van antenne-installaties”. Eiser stelt dat uit dit beleid volgt dat [derde-partij] gebruik had moeten maken van het opstelpunt van KPN in de Lodewijk van Deyssellaan.
5.2.
[derde-partij] heeft in haar reactie op eisers beroepschrift, waarbij verweerder zich heeft aangesloten, aangegeven dat op de Lodewijk van Deyssellaan een antenne-installatie van Vodafone staat. De eigen apparatuur en antennes van [derde-partij] kunnen niet worden geplaatst op de antennedragers van Vodafone.
5.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze -door eiser niet betwiste- stelling van [derde-partij] . De beroepsgrond slaagt niet.
6.1.
Eiser stelt dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of het plaatsen van een zendinstallatie de kerktoren in gevaar brengt. Dat de monumentencommissie enkel op basis van een zichtcriterium een beoordeling heeft gemaakt acht eiser te beperkt. Hij wijst in dit verband op het monumentale kerkgebouw in Weesp waarvan de kerktoren is afgebrand als gevolg van kortsluiting. Ook in deze kerktoren was een zendinstallatie aanwezig. Eiser vindt dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of het bouwplan voldoet aan de in het Bouwbesluit 2012 neergelegde eisen. Hij maakt zich zorgen of de kerktoren constructief gezien wel is bestand tegen het gewicht van een dergelijke antenne-installatie van [derde-partij] .
6.2.
Verweerder stelt dat gelet op de bij de aanvraag verstrekte gegevens en bescheiden aannemelijk is dat aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 en de Bouwverordening Velsen 2012 wordt voldaan. Uit de bij de aanvraag verstrekte gegevens volgt dat rekening is gehouden met het draagvermogen van de houten vloer in de kerktoren waarop de antenne-installatie wordt geplaatst. Er wordt gebruikt gemaakt vaneen zogenoemd 3-positie apparatuurframe dat is ontworpen om de belasting van alle daarop te monteren apparatuur op de kunnen nemen en over te dragen naar de onderslagliggers. Daarnaast zal vanwege het gevaar op blikseminslag nog aanvullende bliksembeveiliging op de kerktoren worden aangebracht.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat een constructieverklaring met berekeningen onderdeel uitmaakt van de verleende omgevingsvergunning. Blijkens deze verklaring voldoen de ontworpen constructies voor zowel de apparatuur als de antennemasten met dish aan de gestelde eisen en normen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van deze verklaring de conclusie heeft mogen trekken dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Eiser stelt weliswaar dat door het plaatsen van een antenne-installatie de kerktoren gevaar loopt, maar hij heeft dit niet nader onderbouwd met bijvoorbeeld berekeningen of een rapport van een ter zake deskundige. Verweerder heeft hieraan mogen voorbijgaan. Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
7.1.
Eiser stelt dat verweerder de omgevingsvergunning niet heeft kunnen verlenen omdat geen rechtsgeldige huurovereenkomst tot stand is gekomen nu slechts de voorzitter en de secretaris van de parochie de huurovereenkomst hebben ondertekend en niet het voltallige bestuur.
7.2.
Verweerder stelt dat geen sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering. De parochie wordt vertegenwoordigd door de (vice-)voorzitter en de secretaris van haar bestuur. Door ondertekening van de huurovereenkomst door de voorzitter en de secretaris is sprake van een rechtsgeldige huurovereenkomst.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat ook indien de vertegenwoordiging van het kerkbestuur gebrekkig is (geweest) daarmee nog niet sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.1.
Eiser stelt dat verweerder het bouwplan ten onrechte niet heeft getoetst aan de Flora- en Faunawet (Ffw). Verweerder had moeten onderzoeken of de verblijfplaats van de vleermuizen in de kerktoren wordt verstoord en of schade ontstaat aan bijenpopulaties als gevolg van de elektromagnetische straling afkomstig van de te plaatsen installaties in de kerktoren. Ook vliegen er vermoedelijk gierzwaluwen rond de kerkoren.
8.2.
Verweerder stelt dat de galmschotten in de kerktoren zijn voorzien van gaas zodat er geen vleermuizen in de toren kunnen vliegen. Verweerder zijn geen aanwijzingen bekend dat er beschermde diersoorten rond de kerktoren leven waarmee bij het verlenen van onderhavige omgevingsvergunning rekening mee had moeten houden. Eiser is geen belanghebbende bij het eventueel verstoren van bijenpopulaties, aldus verweerder.
8.3.
De ingeroepen normen uit de Ffw strekken tot bescherming van plantensoorten en diersoorten en hun nesten en vaste rust- of verblijfsplaatsen. De rechtbank begrijpt de stelling van eiser zo dat zijn belang waarin hij dreigt te worden geraakt als gevolg van de realisering van het project het behoud van een goede kwaliteit van zijn directe leefomgeving is. Het behoeft niet in alle gevallen op voorhand uitgesloten te worden geacht dat de Ffw met de bescherming van diersoorten tevens bescherming biedt aan het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van de directe leefomgeving van omwonenden. Dit geval doet zich echter hier niet voor. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een direct verband tussen de kwaliteit van eisers directe leefomgeving en de te beschermen gierzwaluwen, bijen en vleermuizen. De ingeroepen normen uit de Ffw strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van het belang van eiser. De rechtbank laat een inhoudelijke bespreking van de beroepsgrond daarom met inachtneming van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) achterwege.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten onderhavige omgevingsvergunning te verlenen. De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Dittmer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.