7.3.De rechtbank overweegt dat niet kan worden vastgesteld dat het pand van eisers juist als gevolg van de herinrichting langer leeg heeft gestaan dan doorgaans gebruikelijk is. Uit de door eisers verstrekte informatie is gebleken dat de in het pand gevestigde [winkel] in de loop van het jaar 2009 failliet is gegaan en dat het pand al vanaf november 2009 te huur heeft gestaan. De rechtbank wijst er ook op dat het pand tijdens de herinrichting op zich wel bereikbaar is gebleven. Het pand is voorts eerst verhuurd nadat een bestemmingswijziging en een verbouwing de verhuur aan een opslagbedrijf mogelijk heeft gemaakt. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de door eisers gestelde schade als gevolg van langere leegstand een samenloop is van diverse omstandigheden. Die verschillende oorzaken, zoals de economische crisis en de door eisers gevraagde huurprijs waarop Thorbecke ter zitting heeft gewezen en mogelijk ook de gewijzigde vraag naar panden op locaties als die van het pand van eisers, kunnen bij de langere dan gebruikelijke leegstand een rol hebben gespeeld. Vanwege het ontbreken van causaal verband tussen de herinrichting van Plein ’13 en de door eisers gestelde langere leegstand kan verweerder naar het oordeel van de rechtbank voor de daaruit mogelijk voortgevloeide schade niet aansprakelijk worden gehouden.
8. De stelling van eisers dat het pand als gevolg van de herinrichting niet meer van alle richtingen bereikbaar is, hetgeen heeft geleid tot permanent waardeverlies van het object en lagere verhuuropbrengsten, doet aan de juistheid van verweerders besluitvorming verder geen afbreuk. Deze omstandigheid is immers in het advies van Thorbecke, waarop verweerder zich heeft gebaseerd, betrokken. De schade is berekend op € 3.500. Voor zover eisers onder verwijzing naar het door hen bij de aanvraag overgelegde advies van Van Velze stellen dat het nadeel te laag is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat Thorbecke in het advies van 16 december 2015 onder 6.2 afdoende inzichtelijk en concludent heeft gemotiveerd waarom het door eisers ingebrachte advies niet kan worden opgevolgd, namelijk dat uitgegaan dient te worden van de situatie voor de herinrichting en de situatie na de herinrichting, waarbij voor het overige is uitgegaan van de feitelijke bereikbaarheid en dat het causale verband tussen de (tijdelijke) afzetting en de gestelde ontstane waardevermindering ontbreekt.
9. Ook hetgeen eisers overigens hebben aangevoerd, te weten dat de uitnodiging voor de inloopavond is gestuurd naar hun leegstaande pand en dat verweerder de herinrichting niet heeft uitgevoerd na het nemen van een daartoe strekkend verkeersbesluit, wat daar overigens ook van zij, doet verder geen afbreuk aan het bestreden besluit
10. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Verweerder hoeft dus niet opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. Voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.