ECLI:NL:RBNHO:2017:7383

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
4 september 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3263
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens achterhouden informatie bij sollicitatie en vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die in dienst was bij de gemeente Den Helder. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente om zijn aanstellingsbesluit in te trekken en hem per 1 juli 2017 ontslag te verlenen. Dit ontslag was gebaseerd op het verstrekken van onjuiste informatie tijdens de sollicitatieprocedure en een vertrouwensbreuk. De verzoeker had verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de functie niet vacant zou worden gesteld totdat er op zijn bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker tijdens de sollicitatieprocedure niet volledig was in het verstrekken van informatie over zijn werkstatus en dat hij had gezwegen over het feit dat hij boventallig was. Dit heeft geleid tot een vertrouwensbreuk, waardoor de voorzieningenrechter oordeelde dat het ontslag naar verwachting stand zou houden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van de gemeente bij een spoedige vervulling van de vacature zwaarder woog dan het belang van de verzoeker om de functie vacant te houden.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en eerlijkheid tijdens sollicitatieprocedures, en dat het achterhouden van relevante informatie kan leiden tot ernstige gevolgen voor de arbeidsrelatie. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/3263
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. H.A.E. van Soest),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, verweerder
(gemachtigde: mr. J. van Zanten).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder primair het aanstellingsbesluit van 24 mei 2017 ingetrokken en subsidiair per 1 juli 2017 ontslag verleend op grond van artikel 8:7, aanhef en onder f, van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Helder (Arbeidsvoorwaardenregeling). Daarnaast heeft verweerder aangegeven de functie niet beschikbaar te houden in afwachting van de juridische procedures.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 10 augustus 2017 heeft verweerder een gewijzigd besluit genomen in die zin dat met ingang van 20 juli 2017 ontslag wordt verleend primair op grond van artikel 8:7, aanhef en onder f en subsidiair op grond van artikel 8:12:1, eerste lid juncto artikel 8:8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Verzoeker is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren aanwezig [naam 1], [functie 1] Ruimte & Economie en [naam 2], P&O [functie 2].

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. In het algemeen speelt bij deze belangenafweging een rol de vraag of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat het bestreden besluit niet in stand zal blijven en dat daarna de uiteindelijke uitkomst van de procedure aanmerkelijk anders zal zijn. Deze toetsing kan meebrengen dat de voorzieningenrechter een oordeel geeft over het geschil in de bodemprocedure. Dat oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Na een sollicitatieprocedure, waarbij met verzoeker twee gesprekken zijn gevoerd, heeft verweerder hem bij besluit van 24 mei 2017 met ingang van 1 juli 2017 aangesteld in algemene dienst in de functie van [functie 3]. Het betreft een tijdelijke aanstelling bij wijze van proef tot 1 juli 2018, voor 36 uur per week. Nadat verweerder een signaal had ontvangen dat de bestaande aanstelling van verzoeker bij de gemeente [plaatsnaam] zou worden beëindigd omdat hij zijn werkzaamheden niet naar tevredenheid uitvoert, is navraag gedaan bij het wervingsbureau en zijn (vervolg)gesprekken gevoerd met verzoeker. Op 21 juni 2017 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om het aanstellingsbesluit in te trekken dan wel ontslag te verlenen. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Op 10 juli 2017 heeft een zienswijzegesprek plaatsgevonden. Op 5 juli 2017 heeft verzoeker verweerder verzocht om de functie niet vacant te stellen en bij brief van 18 juli 2017 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dat verzoek.
Daarna heeft verweerder het bestreden besluit genomen waartegen verzoeker op 21 juli 2017 bezwaar heeft aangetekend. Op 10 augustus 2017 heeft verweerder het gewijzigde besluit genomen. Daarbij heeft verweerder te kennen gegeven de motivering van het bestreden besluit niet te wijzigen. De weigering de functie beschikbaar te houden blijft ook van kracht.
2.2
Verzoeker heeft in bezwaar aangevoerd dat hij alle informatie heeft verstrekt die relevant is voor de beoordeling van de geschiktheid van de functie en de functievervulling. Hij heeft daar tijdens de sollicitatieprocedure met name de focus op gelegd en geen onwaarheden verteld. Verzoeker acht het niet zorgvuldig dat verweerder geen navraag heeft gedaan bij de gemeente [plaatsnaam] over zijn vermeend disfunctioneren. Hij stelt altijd goed te hebben gefunctioneerd en zou graag de kans krijgen om zich te kunnen bewijzen.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het ontslag berust op het verstrekken van onjuiste gegevens in verband met de indiensttreding en een vertrouwensbreuk. En niet op het functioneren van verzoeker bij de gemeente [plaatsnaam]. Om die reden is ook geen nadere informatie opgevraagd bij die gemeente. Verzoeker heeft ten aanzien van zijn actuele ervaring en werkzaamheden een voorstelling van zaken gegeven die strijdig bleek met de werkelijkheid. Verzoeker zou anders niet zijn aangesteld. Het vertrouwen is dusdanig beschadigd dat voortzetting van het dienstverband niet gevergd kan worden. Door de wijze waarop verzoeker heeft gehandeld en het feit dat hij ten tijde van de met hem gevoerde gesprekken niet op strategisch beleidsniveau functioneerde, stelt verweerder er geen vertrouwen in te hebben dat hij de functie waarin hij is benoemd, zelfstandig en naar behoren kan vervullen.
3. Verzoeker heeft hangende bezwaar een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is er op gericht de functie van [functie 3] niet vacant te stellen. Verzoeker stelt een concreet belang te hebben bij het openhouden van de functie. Hij verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de functie niet wordt vervuld tot zes weken nadat op zijn bezwaar tegen het ontslagbesluit is beslist.
4. Verweerder heeft daar tegenover gesteld belang te hebben bij het openstellen van de functie. Het gaat om een cruciale functie. Lopende, voor verweerder belangrijke, kwesties vereisen dat de vacature snel wordt vervuld. Bovendien is het moeilijk om geschikte kandidaten te vinden. Omwille van de tijd moet er dus snel gehandeld worden. Om die reden zal de bezwaarschriftprocedure ook met voorrang worden afgehandeld.
5.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker in zijn sollicitatiebrief onder meer heeft opgenomen dat hij bij zijn huidige werkgever actief is als strategisch adviseur en dat hij zich in deze functie bezig houdt met de totstandkoming van projecten uit het investeringsprogramma met als aandachtsgebieden water- en centrummanagement. In zijn curriculum vitae (cv) heeft hij onder meer opgenomen dat hij van 2010 tot heden als senior strategisch omgevingsmanager sturing geeft aan de totstandkoming van projecten uit het investeringsprogramma openbare ruimte. Verzoeker is echter vanwege een reorganisatie per 1 juli 2016 boventallig en niet meer werkzaam voor het Advies- en Ingenieursbureau van de gemeente [plaatsnaam]. Daardoor verrichtte hij deze (en andere) werkzaamheden feitelijk niet meer ten tijde van de sollicitatieprocedure. Het valt nog te billijken dat verzoeker in zijn sollicitatiebrief en het cv in de tegenwoordige tijd spreekt over werkzaamheden die hij kort te voren nog wel maar inmiddels niet meer verricht. Maar het had dan wel op zijn weg gelegen om in ieder geval tijdens de sollicitatiegesprekken een duidelijk beeld te geven van zijn werkzaamheden vanaf 1 juli 2016. Verzoeker heeft dat onvoldoende gedaan.
5.2
Verzoeker is tijdens de sollicitatieprocedure niet volledig geweest in het verstrekken van informatie. Verzoeker ontkent ook niet dat hij heeft gezwegen over het feit dat hij boventallig was en op dat moment feitelijk andere werkzaamheden deed. Verzoeker meent dat die informatie niet relevant was voor de beoordeling van zijn geschiktheid voor de functie en de functievervulling. Het is echter niet aan verzoeker om te bepalen welke informatie voor verweerder van belang is om de geschiktheid voor de functie te kunnen vaststellen. Anders dan verzoeker meent, gaat het bovendien om informatie die nodig kan zijn voor de beoordeling van zijn geschiktheid voor de functie. Door informatie te onthouden, heeft verzoeker verweerder de mogelijkheid ontnomen deze bij de besluitvorming mee te wegen.
5.3
Het is op zichzelf goed te begrijpen dat verzoeker de nadruk heeft willen leggen op aspecten van zijn arbeidsverleden die hem in zijn ogen geschikt maken de functie te vervullen. Maar door informatie achter te houden waar hij deze had moeten verstrekken, heeft hij het vertrouwen van verweerder in hem op het spel gezet. Juist op een moment dat vanwege het prille begin van de relatie het onderlinge vertrouwen eigenlijk nog moet worden opgebouwd. Dat maakt dat het ontslag per 20 juli 2017 naar verwachting stand zal kunnen houden. Gelet op het belang dat verweerder heeft bij een spoedige vervulling van de vacature, kan daarom van verweerder niet worden verlangd de functie vacant te houden.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.