ECLI:NL:RBNHO:2017:7332
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke aanwijzing van gronden onder de Wet voorkeursrecht gemeenten en de rechtsgeldigheid daarvan
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad van de gemeente Purmerend. De zaak betreft de voorlopige aanwijzing van gronden door de gemeente Purmerend op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad, dat de gronden voor de duur van drie jaren heeft aangewezen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 15, 24 en 26 van de Wvg van toepassing zijn. Eiser betoogt dat deze aanwijzing in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat deze is gedaan ten gunste van een particuliere partij. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aanwijzing van de gronden rechtmatig is, omdat deze is gebaseerd op de voorgenomen ontwikkelingen in het gebied en niet op verzoek van een derde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de aanwijzing van de gronden is gedaan om een particuliere partij te bevoordelen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.