23.3.In het publicatieblad van de Europese Unie van 6 december 2008 (PB C-312/5) zijn toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen opgenomen, 2008/C 312/02. Het betreft een wijziging in de toelichtingen en aantekeningen van de GN op post 1905 en hoofdstuk 20. Reeds gelet op deze wijziging had eiseres naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de aangiften die zijn gedaan na 6 december 2008 de vergissing - voor zover daarvan sprake is - redelijkerwijze kunnen ontdekken.
24. Aan de tweede voorwaarde van artikel 220, lid 2, aanhef en onder b, van het CDW is gelet op het onder 23 en 24 overwogene niet voldaan. Eiseres heeft gesteld dat in 2008 nog fysieke controles hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft aangevoerd dat de laatste controle heeft plaatsgevonden in 2005 en heeft daartoe een uitslag van het monsteronderzoek van 22 november 2005 overgelegd (zie onder 9). Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat in 2008 nog een fysieke controle heeft plaatsgevonden. De enkele blote stelling van eiseres leidt derhalve niet tot een ander oordeel.
25. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres op artikel 220, lid 2, aanhef en onder b, van het CDW faalt, reeds omdat niet is voldaan aan de tweede voorwaarde. Het antwoord op de vraag of aan de eerste en derde voorwaarde van artikel 220, lid 2, aanhef en onder b, van het CDW is voldaan, kan daarom in het midden blijven.
26. In zijn arrest van 27 februari 2014, zaak C-571/12, Greencarrier Freight Services Latvia SIA, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie onder meer het volgende overwogen:
“29 Volgens artikel 78, lid 2, van het douanewetboek kunnen de douaneautoriteiten immers, na de goederen te hebben vrijgegeven, overgaan tot een controle van de handelsdocumenten en gegevens aangaande de in of uitvoertransacties ten aanzien van de goederen en aangaande de handelstransacties die later in verband met deze goederen plaatsvinden, en kunnen zij eveneens overgaan tot het onderzoek van die goederen wanneer deze nog kunnen worden aangebracht.
30 Aldus stelt deze bepaling de douaneautoriteiten in staat om eerdere douaneaangiften te betwisten waarvoor geen verificaties krachtens artikel 68 van het douanewetboek zijn verricht en die derhalve overeenkomstig artikel 71, lid 2, van dit wetboek op basis van de daarin opgenomen vermeldingen zijn behandeld (zie in die zin arrest van 15 september 2011, DP grup, C‑138/10, Jurispr. blz. I‑8369, punt 37).
31 Niets belet de douaneautoriteiten om daartoe de resultaten van een gedeeltelijk onderzoek van in een douaneaangifte opgenomen goederen te extrapoleren naar goederen die in eerdere douaneaangiften waren vermeld en die door deze autoriteiten reeds zijn vrijgegeven, wanneer het om identieke goederen gaat, waarbij het enkel aan de verwijzende rechter staat om dit te verifiëren. De vaststelling dat het identieke goederen betreft, kan met name gebaseerd zijn op de controle van de handelsdocumenten en gegevens aangaande de in of uitvoertransacties ten aanzien van de betrokken goederen en aangaande de handelstransacties die later in verband met deze goederen plaatsvinden, en inzonderheid op de door de aangever verstrekte gegevens waaruit blijkt dat deze goederen afkomstig zijn van dezelfde fabrikant, dezelfde benaming en samenstelling hebben en er hetzelfde uitzien als de goederen waarop de eerdere douaneaangiften betrekking hadden.
(…)
38 De aangever moet niettemin het recht hebben om een dergelijke extrapolatie te betwisten, met name wanneer hij, zoals in het hoofdgeding, in weerwil van de door hemzelf in zijn douaneaangiften verstrekte aanwijzingen van mening is dat het resultaat van het gedeeltelijke onderzoek van de goederen waarop een bepaalde aangifte betrekking had, niet kan worden toegepast op de goederen die in eerdere aangiften waren opgenomen, waarbij hij alle bewijzen kan aandragen ter onderbouwing van de stelling dat het niet om dezelfde goederen gaat (zie naar analogie arrest Derudder, reeds aangehaald, punt 42).”
27. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de uitslagen van de monsteronderzoeken terecht heeft toegepast op een deel van de onderhavige aangiften en overweegt daartoe als volgt. Uit de overwegingen 29 tot een met 31 van voornoemd arrest volgt dat de douaneautoriteiten de resultaten van een onderzoek van in een douaneaangifte opgenomen goederen kunnen extrapoleren naar goederen die in eerdere douaneaangiften zijn vermeld en die door deze autoriteiten reeds zijn vrijgegeven, indien er sprake is van identieke goederen. Verweerder heeft van de onder 15 genoemde goederen monsters genomen. Aan de hand van de omschrijving van de bemonsterde goederen, de handelsbeschrijving, heeft verweerder een relatie gelegd met een deel van de in geschil zijnde aangiften die zijn gedaan voor de regeling brengen in het vrije verkeer. Per product en per aangifteregel heeft verweerder vervolgens overeenkomstig de uitslagen van de monsteronderzoeken de indeling toegepast op de aangegeven goederen. Gelet op voorgaande acht de rechtbank verweerder geslaagd in het leveren van het bewijs dat voor wat betreft een deel van de ingevoerde goederen sprake is van identieke goederen. Dat de smaak niet steeds hetzelfde is, doet aan voorgaande niet af nu de smaak van een product niet leidt tot indeling onder een andere GS-post.
28. Uit overweging 38 van voornoemd arrest volgt dat de aangever het recht heeft de extrapolatie te betwisten. Eiseres heeft gesteld dat er geen sprake is van identieke goederen. Eiseres stelt dat de producten afkomstig zijn van verschillende fabrikanten en dat de samenstelling van de bemonsterde producten niet geheel gelijk is aan de samenstelling van de producten die zijn aangegeven voor de regeling brengen in het vrij verkeer. Het zetmeelgehalte kan verschillen, aldus eiseres.
29. Nu eiseres de enkele blote stelling dat er geen sprake is van identieke goederen niet heeft onderbouwd met bewijsstukken, leidt deze stelling niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft bovendien ter zitting gesteld dat er sprake is van langlopende contracten met de detailhandel en dat de samenstelling van de goederen derhalve niet zo maar kan worden gewijzigd.
30. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verweerder de goederen niet in alle gevallen met de methode van extrapolatie heeft ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur. Verweerder heeft ten aanzien van een aantal producten indelingslijsten gevolgd. Op deze indelingslijsten heeft [B] B.V. haar producten vermeld met daarachter de door haar gebruikte GN-codes. Eiseres heeft deze GN-codes vermeld in de aangiften voor de regeling brengen in het vrije verkeer. Daarnaast heeft verweerder ten aanzien van een aantal producten de van toepassing zijnde bti’s gevolgd.
31. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
32. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.