Op 3 augustus 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verzoekers, een echtpaar uit Haarlem, hadden bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem over de toekenning van huishoudelijke ondersteuning. In eerdere besluiten was aan hen huishoudelijke ondersteuning toegekend voor respectievelijk 330 en 345 minuten per week, en later verhoogd naar 390 minuten per week. Verzoekers stelden dat deze ondersteuning niet voldeed aan hun behoeften en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij een spoedeisend belang meenden te hebben.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Hij stelde vast dat verzoekers momenteel 390 minuten per week ondersteuning ontvangen, wat voldoende zou zijn voor hun huishoudelijke taken. De voorzieningenrechter wees erop dat verzoekers niet hadden aangetoond dat hun situatie zo nijpend was dat een voorlopige voorziening noodzakelijk was. Bovendien was er geen bewijs dat de maaltijdservice 'Tafeltje Dekje' niet voldeed aan hun dieetwensen of dat zij deze service niet konden uitbreiden naar zeven dagen per week.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente voldoende maatregelen had getroffen en dat er geen aanleiding was om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.