ECLI:NL:RBNHO:2017:6762

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3175
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Op 3 augustus 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verzoekers, een echtpaar uit Haarlem, hadden bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem over de toekenning van huishoudelijke ondersteuning. In eerdere besluiten was aan hen huishoudelijke ondersteuning toegekend voor respectievelijk 330 en 345 minuten per week, en later verhoogd naar 390 minuten per week. Verzoekers stelden dat deze ondersteuning niet voldeed aan hun behoeften en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij een spoedeisend belang meenden te hebben.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Hij stelde vast dat verzoekers momenteel 390 minuten per week ondersteuning ontvangen, wat voldoende zou zijn voor hun huishoudelijke taken. De voorzieningenrechter wees erop dat verzoekers niet hadden aangetoond dat hun situatie zo nijpend was dat een voorlopige voorziening noodzakelijk was. Bovendien was er geen bewijs dat de maaltijdservice 'Tafeltje Dekje' niet voldeed aan hun dieetwensen of dat zij deze service niet konden uitbreiden naar zeven dagen per week.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente voldoende maatregelen had getroffen en dat er geen aanleiding was om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/3175

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

3 augustus 2017 in de zaak tussen

[verzoekster] en [verzoeker] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. H.S. Eisenberger),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder

(gemachtigden: mr. C.B.B. Dohmen, W. Rijpkema en J. Boot).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2016 (het primaire besluit 1) heeft verweerder op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aan verzoekster – voor zover van belang – van 11 juli 206 tot en met 15 juli 2018 huishoudelijke ondersteuning voor 330 minuten per week toegekend.
Bij besluit van 15 juli 2017 (het primaire besluit 2) heeft verweerder aan verzoekers op grond van de Wmo voor onbepaalde tijd vanaf 20 juni 2017 345 minuten per week aan huishoudelijke ondersteuning toegekend.
Bij besluit van 28 juni 2017 (het primaire besluit 3) heeft verweerder de huishoudelijke ondersteuning voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 31 oktober 2017 opgehoogd naar 390 minuten per week.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, [naam 1] , verpleeghuisarts en [naam 2] , werkzaam bij Wmo-team. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
Verzoekers ontvangen vanwege hun gezondheidssituatie en de daaruit voortvloeiende beperkingen huishoudelijke ondersteuning van verweerder. Verzoekers hebben in 2016 om uitbreiding van de huishoudelijke ondersteuning verzocht. Na onderzoek van verweerder is bij het primaire besluit 1 van 11 juli 2016 tot en met 15 juli 2018 huishoudelijke ondersteuning toegekend voor 330 minuten per week.
2.2.
Naar aanleiding van een nieuwe melding en aanvraag van verzoekers om een adequate maatwerkvoorziening in 2017 heeft verweerder onderzoek verricht en op 13 april 2017 een huisbezoek afgelegd. Bij het primaire besluit 2 is aan verzoekers huishoudelijke ondersteuning toegekend voor 345 minuten per week. De huishoudelijke ondersteuning is vanwege een val van verzoekster bij het primaire besluit 3 voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 31 oktober 2017 opgehoogd naar 390 minuten per week.
2.3.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekers met de toegekende voorziening voldoende worden gecompenseerd in hun beperkingen ten aanzien van de zelfredzaamheid.
3.1.
Verzoekers hebben tegen voornoemde besluiten bij brieven van 22 januari 2017, 5 april 2017 en 5 juli 2017 bezwaar gemaakt. Op 17 juli 2017 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
3.2.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat sprake is van een spoedeisend belang. Met de toegekende voorziening worden zij niet voldoende gecompenseerd in hun beperkingen. Er dient onmiddellijk een adequate voorziening te worden verstrekt. Het inschakelen van een ergotherapeut, maaltijdservice en het sociaal wijkteam is niet toereikend. Verzoekster heeft ernstige gezondheidsproblematiek als gevolg waarvan zij zeer frequent vers en calorierijk voedsel tot zich dient te nemen en bijvoeding nodig heeft. Dit wordt nu niet gewaarborgd. Verzoekers zijn niet in staat om zelf de benodigde maaltijden te bereiden. Zij maken drie keer per week gebruik van de maaltijdservice Tafeltje Dekje. Vaker gebruik maken van deze maaltijdservice is wegens hun financiële situatie niet mogelijk. Bovendien voorziet de maaltijdservice niet voldoende in de als gevolg van verzoeksters gezondheid bestaande behoeftes. De gezondheidssituatie van verzoekster en die van verzoeker gaat thans in ernstige mate achteruit. Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun standpunt een verklaring van
[naam 1] , verpleeghuisarts, overgelegd. Ter zitting heeft hij toegelicht dat verzoekster te weinig energie heeft om de longarts of de huisarts te bezoeken. Huisbezoeken doen deze artsen niet. Tot slot stellen verzoekers dat ook in het geval de Wmo niet de aangewezen weg is verweerder zijn regierol dient te vervullen en verzoekers waar nodig dient te ondersteunen zodat tot een toereikende oplossing kan worden gekomen. Verweerder verzuimt volgens verzoekers in deze.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat van een spoedeisend belang geen sprake is. Er is sprake van een voldoende adequate voorziening. Uit een recent afgelegd huisbezoek is de thans door de gemachtigde van verzoekers geschetste situatie niet naar voren gekomen. Verzoekster heeft onlangs de longarts nog bezocht. Het sociaal wijkteam is samen met verzoekers bezig om onder meer een ergotherapeut en vrijwilligersorganisaties in te schakelen. Bovendien is het nog maar de vraag of de door verzoekers gestelde behoeftes vanuit de Wmo gerealiseerd kunnen worden of dat daarvoor andere wegen dienen te worden bewandeld.
5.1.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
5.2.
Hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Door verzoekers is niet aangetoond dat sprake is van een zodanige nijpende situatie dat een voorlopige voorziening in het kader van de Wmo moet worden getroffen. Op dit moment ontvangen verzoekers 390 minuten per week ondersteuning bij het huishouden. De huishoudelijke ondersteuning is onder meer bedoeld voor het schoonmaken van het huis en het doen van boodschappen. Niet is gebleken dat het aantal toegekende minuten hiervoor onvoldoende is. Voorts is het sociaal wijkteam gestart om andere adequate oplossingen voor verzoekers te vinden.
5.3.
Voor de maaltijden maken verzoekers gebruik van de maaltijdservice Tafeltje Dekje. Deze maaltijdservice kan worden uitgebreid tot zeven dagen per week. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege hun financiële situatie niet zeven dagen per week gebruik kunnen maken van deze maaltijdservice. Ook in het geval iemand een inkomen heeft ter hoogte van het sociaal minimum rust op die persoon de bewijslast om concreet te onderbouwen waarom de kosten van de maaltijdenservice niet kunnen worden gedragen. Hierin zijn verzoekers niet geslaagd.
5.4.
Ook is door verzoekers niet onderbouwd dat de maaltijden van de maaltijdservice voor verzoekster niet toereikend zijn. Niet is aannemelijk gemaakt dat Tafeltje Dekje geen rekening kan houden met speciale dieetwensen. Voor zover bijvoeding voor verzoekster al nodig is, is vooralsnog niet aangetoond dat verweerder via de Wmo hierin dient te voorzien. Daarbij ontbreekt een verklaring hieromtrent van de behandelend arts van verzoekster, zoals de huisarts of de longarts. De stelling dat verzoekster niet in staat is de longarts of huisarts te bezoeken, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk, nu verweerder ter zitting heeft verklaard dat tijdens het recent afgelegde huisbezoek is gebleken dat verzoekster onlangs nog bij de longarts is geweest. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
5.5.
Ook de stelling van verzoekers dat verweerder zijn regierol verzuimt, gaat vooralsnog naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op. Ter zitting is immers gebleken dat verdere inventarisatie van de hulpvraag van verzoekers inmiddels met het sociaal wijkteam op gang is gebracht.
6. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Fortuin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.