Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 31 juli 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., verweerder
Procesverloop
1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014 afgewezen.
Overwegingen
3.1. Eiser heeft ter zitting bevestigd dat hij in de periode van 1 januari 2014 tot 2 juni 2014 geen zorg heeft ontvangen van RZW. Vanaf 2 juni 2014 was eiser woonachtig in een woning van RZW, samen met een huisgenoot. Eiser heeft ter zitting verklaard dat er af en toe iemand van RZW langskwam en dat hij contact kon opnemen als dat nodig was. Voorts heeft eiser verklaard dat hij eerder zorg in natura ontving, dat dit in 2013 zonder zijn medeweten is omgezet in een pgb en dat dit pgb voor het jaar 2014 door verweerder ambtshalve is verlengd. De betalingen van de facturen en de verantwoording over de eerste helft van 2014 zijn allemaal buiten eiser omgegaan. De rekening waarop het pgb is gestort werd tot juli 2014 door een zorginstelling in Zwolle beheerd, waar eiser in het verleden heeft verbleven. De betalingen aan RZW zijn achteraf door zijn bewindvoerder gedaan. Eiser verkeerde ten aanzien van de tweede helft van 2014 in de veronderstelling dat alles volgens de regels ging en dat de zorg die hij ontving vanuit zijn pgb mocht worden bekostigd. Het lijkt er volgens eisers gemachtigde op dat de zorginstelling alsmede zijn bewindvoerder van de ontstane situatie een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Eiser mag hiervan niet de negatieve gevolgen ondervinden. Hij heeft daarbij gewezen op brief van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) waarin staat dat budgethouders die te goeder trouw hebben gehandeld niet de dupe mogen worden van malafide zorgorganisaties. Naar de omstandigheden van onderhavige situatie moet volgens eisers gemachtigde nader onderzoek worden verricht en de uitkomsten hiervan dienen bij de belangenafweging te worden betrokken. Mogelijk dient een strafrechtelijk onderzoek in gang gezet te worden. Gelet hierop heeft eisers gemachtigde de rechtbank verzocht de zaak aan te houden.
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
2 juni 2014 weliswaar aan de zorgverlener betaald, maar heeft hij hiervoor geen zorg ontvangen. Nu het pgb kennelijk niet aan zorg is besteed heeft eiser zich niet aan de ingevolge artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ op hem als budgethouder rustende verplichtingen gehouden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser over de tweede helft van 2014 terecht om gespecificeerde facturen met betrekking tot de door hem ontvangen zorg heeft verzocht. Gelet op eisers eigen verklaring is er immers geen sprake geweest van 24-uurs zorg, zoals omschreven in het opgestelde zorgplan. Eiser heeft ook wat betreft deze periode niet aan de op hem rustende verplichtingen voldaan. Als gevolg hiervan is het voor verweerder niet mogelijk om te controleren of het pgb op de juiste wijze is besteed. Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat sprake is van discrepanties tussen de zorg die in de zorgovereenkomst is afgesproken, de zorg die is verantwoord, de zorg die in het zorgplan wordt beschreven en de toelichting op de zorg. Er is door eiser dan ook geen eenduidig en verifieerbaar beeld gegeven over welke zorg met het pgb is ingekocht en de daarbij behorende zorgkosten.
Beslissing
mr. A. Buiskool, leden, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2017.