Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
2.
[naam eiser sub 2]wonende te [plaats]
verder te noemen: [eiser sub 2]
gemachtigde: mr. D.J.B. de Wolff
eisende partijen hierna gezamenlijk aan te duiden als: Pensioenfonds BDO c.s.
SRLEV N.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
PensioenDe werknemer wordt opgenomen in de pensioenregeling waarvan de premies geheel ten laste komen van de werkgever.
Artikel A1.Begripsomschrijvingen(…)13. Pensioengevend salaris: het pensioengevend salaris is gelijk aan 13 maal het voor de deelnemer vastgestelde maandsalaris. Het pensioengevend salaris wordt vastgesteld uitgaande van de bij de werkgever geldende volledige arbeidsduur. Een verlaging van het salaris in verband met ziekte wordt buiten beschouwing gelaten.27. Arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschikt conform de WIA dan wel de WAO.Artikel E3.Voortzetting pensioenopbouw bij ziekte of (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid1. Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, wordt de pensioenopbouw voortgezet.2. Gedurende de periode waarin de deelnemer aansluitend op de in lid 1 genoemde periode recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet zolang en voor zover de deelnemer arbeidsongeschikt is.(…)5. De voortzetting van de pensioenopbouw vindt plaats op basis van de pensioengrondslag zoals die op de datum waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden van toepassing was.
Artikel 9-Uitlooprisico(3)Indien de eerste dag van ongeschiktheid tot werken van de deelnemer lag in de periode dat de Collectieve Herverzekeringsovereenkomst nog van kracht was, geldt voor het recht op premievrijstelling van de deelnemer, dat is ingegaan vóór dan wel het recht op premievrijstelling van de deelnemer dat ingaat binnen 104 weken ná beëindiging van de Collectieve Herverzekeringsovereenkomst, dat de dekking in stand wordt gehouden respectievelijk de premievrijstelling alsnog zal ingaan.(…)(7)Een deelnemer die ziek is op 31 december 2011 en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt wordt, wordt met terugwerkende kracht in de regeling opgenomen die van kracht was op het moment dat deze deelnemer ziek werd. Zwitserleven ontvangt de melding van de werkgever en zal (gehele of gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling verlenen vanaf de datum dat de deelnemer arbeidsongeschikt is. Hiervan ontvangt de werkgever bericht, inclusief een nota voor de premie die verschuldigd is tot de datum dat de deelnemer arbeidsongeschikt wordt. Vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid vangt aan zodra Zwitserleven arbeidsongeschiktheid heeft erkend en duurt voort zolang de erkenning van de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer voortduurt, maar uiterlijk tot de pensioendatum.(…)Artikel 11-Waardeoverdracht(1)Partijen komen overeen dat op 31 december 2011 de pensioenaanspraken en –rechten collectief zullen worden overgedragen van het Pensioenfonds aan Zwitserleven in het kader van liquidatie van het Pensioenfonds ex artikel 84 Pw, dan wel op een later tijdstip waarop vaststaat dat de Nederlandsche bank geen verbod tot waardeoverdracht heeft opgelegd.(2)Op moment van waardeoverdracht krijgen de deelnemers een rechtstreekse aanspraak op Zwitserleven. Deze aanspraak (waaronder de pensioenaanspraken en/of –rechten) en de rechten en plichten dienaangaande worden door Zwitserleven voor iedere deelnemer vastgelegd in een verzekeringsbewijs. Een lijst met de deelnemers en de pensioenaanspraken en –rechten zijn als bijlage 6 bij deze overeenkomst gevoegd.(…)Artikel 12-Vrijwaring(1)Door overdracht aan Zwitserleven van de pensioenaanspraken en –rechten is het Pensioenfonds van haar verplichtingen uit hoofde van de door haar uitgevoerde pensioenregelingen jegens haar pensioen- en aanspraakgerechtigden gekweten, waarvoor Zwitserleven aan het Pensioenfonds vrijwaring verleent. Deze vrijwaring omvat alle pensioenrechten en aanspraken volgens de twee pensioenreglementen zoals geldig waren tot 1 januari 2012.(2)De vrijwaring omvat ook de pensioenverplichtingen ten aanzien van de pensioenrechten en –aanspraken volgens de pensioenregeling die:a. niet bekend en/of niet juist geregistreerd zijn of waren bij het Pensioenfonds, ofb. om andere reden (nog) niet of onjuist tot uitvoering zijn gebracht door het Pensioenfonds;(…)”
“ [eiser sub 2] met zijn huidige werkzaamheden 12,73% minder kan verdienen dan in het eigen werk. Hiermee komt de heer [eiser sub 2] niet in aanmerking voor een uitkering op grond van de WIA.”Zwitserleven heeft [eiser sub 2] bij brief van 10 november 2011 een mutatieoverzicht gestuurd, waarin ten aanzien van de arbeidsduur een deeltijdpercentage van 80% is opgenomen, ten gevolge waarvan het pensioengevend salaris per 1 februari 2011 is aangepast.
Bij e-mail van 3 juni 2011 heeft [naam] , HR manager bij DVAN, het volgende aan [eiser sub 2] medegedeeld:
“Beste Erwin,Ik heb even intern overleg gehad of het nu wel/niet nodig is om jouw contract aan te passen naar 32 uur, ook gezien jouw wens om volledig contract te handhaven. Uitkomst is dat we het jouw contract wel op 40 uur willen handhaven. Gevolg hiervan is dat als je onverhoopt toch weer structureel meer uitvalt van nu het geval is er versneld mogelijkheid is om het arbeidsongeschiktheidspercentage in het kader van de WIA weer te verhogen. Er is dan dus geen sprake van loondoorbetaling als de uitval langer duurt, maar je zal dan een beroep moeten doen op het verhogen (eigenlijk toekennen) van een daadwerkelijke WIA-uitkering.Voor de volledigheid, Dijkstra Voermans betaald voor 32 uur per week uit aangezien je voor de overige 8 uur arbeidsongeschikt bent en loondoorbetalingsverplichting voor ons is voldaan. Dit hebben we al besproken (…)”
3.De vordering
I. voor recht verklaart dat Zwitserleven verplicht is de PVI rechten aan [eiser sub 2] toe te kennen vanaf 12 maart 2012 op basis van een arbeidsongeschiktheid van 100% en gerekend over de toepasselijke pensioengrondslag van € 45.826 bruto per jaar, te indexeren conform het pensioenreglement en te verminderen met de pensioenopbouw die Delta Lloyd daadwerkelijk premievrij toekent;
II. Zwitserleven verplicht binnen één maand na het wijzen van het vonnis € 2.500 exclusief 21% BTW over te maken aan (de gemachtigde van) [eiser sub 2] ter zake van schade/kosten in verband met het vaststellen van aansprakelijkheid en omvang van de schade;
III. Zwitserleven veroordeelt in de kosten van deze procedure zijdens Pensioenfonds BDO c.s.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Ook is de CH tussen Pensioenfonds BDO en Zwitserleven per 1 januari 2012 geëindigd. Voor de vraag of [eiser sub 2] vanaf 12 maart 2012 jegens Zwitserleven aanspraak kan maken op premievrije voortzetting van pensioenopbouw, moeten daarom de bepalingen van de BO, met name artikel 9 van de BO, tot uitgangspunt worden genomen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat tussen partijen niet in geschil is, dat artikel 9 BO een beding in de vorm van een zogenaamde uitloopregeling voor de deelnemers bevat en dat de deelnemers aan de pensioenregeling op basis van artikel 9 BO Zwitserleven rechtstreeks kunnen aanspreken tot nakoming van de voor Zwitserleven uit de BO voortvloeiende verplichtingen. Evenals de kantonrechter, rechtbank Midden-Nederland, heeft geoordeeld in het vonnis in kort geding d.d. 24 juni 2016, moet aan de bepalingen van de BO een uitleg naar objectieve maatstaven worden gegeven. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad, waaronder HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox) en HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM 9621, zijn bij de uitleg van dergelijke bepalingen in beginsel de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van partijen die de overeenkomst hebben gesloten, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de overeenkomst is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer worden gelet op elders in de overeenkomst gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
arbeidsongeschiktheid conform de WIA dan wel de WAO. Op grond van artikel 13 lid 3 BO zijn de voorwaarden die van toepassing waren op de per 31 december 2011 beëindigde CH onverkort van toepassing. Van de CH maken de Aanvullende Voorwaarden voor Vrijstelling van premiebetaling bij Arbeidsongeschiktheid PV607.1, deel uit. In deze voorwaarden wordt onder arbeidsongeschiktheid verstaan: “Ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, welke geacht wordt aanwezig te zijn, indien en zolang de verzekerde recht heeft op een uitkering krachtens de WIA/WAO. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt afgeleid uit de beslissing dienaangaande van het orgaan dat krachtens de WIA/WAO tot het nemen van deze beslissing bevoegd is.” Het begrip arbeidsongeschiktheid wordt aldus in deze drie begripsomschrijvingen verbonden aan het ontvangen van een uitkering op grond van de WIA of WAO. In de BO is het begrip “ongeschiktheid tot werken” niet gedefinieerd. Op grond van artikel 13 lid 3 BO zijn ook de Algemene Voorwaarden WIA-verzekeringen van Reaal onverkort van toepassing op de BO . In artikel 1.4 (Begripsomschrijvingen) is een definitie opgenomen van ongeschiktheid tot werken:
Ongeschiktheid tot werken is aanwezig indien de werknemer door ziekte of ongeval niet in staat is de tussen hem en de werknemer overeengekomen arbeid te verrichten en op grond daarvan voor de verzekeringnemer een geheel of gedeeltelijke loondoorbetalingsverplichting ingevolge het Burgerlijk Wetboek bestaat en/of verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering krachtens ZW of WIA.Vaststaat dat [eiser sub 2] op 24 oktober 2008 door ziekte is uitgevallen voor zijn werk als (senior)advocaat. De kantonrechter is van oordeel dat dit werk als de bedongen arbeid moet worden aangemerkt. Met de in de procedure overgelegde stukken en de daarop ter zitting gegeven toelichting heeft [eiser sub 2] genoegzaam onderbouwd dat hij, na zijn uitval op 24 oktober 2008, niet meer heeft hervat in de functie van senior advocaat. Hij heeft zich laten uitschrijven als advocaat, woonde geen zittingen meer bij en verrichtte uitsluitend nog werkzaamheden als PSL -welke werkzaamheden overigens ook een belangrijk bestanddeel vormden van zijn werk als advocaat- voor 32 uur per week (voorheen 40 uur per week) waarbij ook qua arbeidsomstandigheden met zijn beperkingen rekening werd gehouden.
De kantonrechter is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat sprake is geweest van een situatie, waarin in het kader van de reïntegratie de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden. Uit de afspraak die tussen DVAN en [eiser sub 2] is gemaakt, zoals bevestigd in het e-mailbericht van 3 juni 2011, blijkt immers dat zij uitdrukkelijk hebben afgezien van het wijzigen van de bedongen arbeid. Het werk als (senior)advocaat, gedurende 40 uur, bleef dan ook de bedongen arbeid.
“op grond daarvan voor de verzekeringnemer een geheel of gedeeltelijke loondoorbetalingverplichting ingevolge het Burgerlijk Wetboek bestaat.”Hieruit volgt dan ook dat 24 oktober 2008 moet worden aangemerkt als eerste dag van ongeschiktheid tot werken, in de zin van artikel 9 lid 1 BO.
“het recht op een nog niet ingegaan pensioen”) hadden op Pensioenfonds BDO, welke aanspraken op grond van artikel 11 BO worden overgedragen aan Zwitserleven en waarbij de deelnemers een rechtstreekse aanspraak verkrijgen op Zwitserleven. Ook vallen deze op grond van artikel 9 alsnog verleende aanspraken onder de pensioenaanspraken waarvoor Zwitserleven op grond van artikel 12 aan Pensioenfonds BDO vrijwaring verleent. Dat [eiser sub 2] niet vermeld stond op de lijst met zieke werknemers, als bijlage 5 bijgevoegd bij het BO, kan aan het voorgaande niet afdoen. Het enkele vermeld zijn op een dergelijke lijst is immers geen constitutief vereiste teneinde op grond van artikel 9 BO alsnog aanspraak te kunnen maken op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw.
De kantonrechter is echter van oordeel dat bij de uitleg van deze bepaling mede de regeling van artikel 55 WIA in ogenschouw moet worden genomen. Dit is immers de situatie die zich bij [eiser sub 2] heeft voorgedaan: In april 2011 heeft het UWV vastgesteld dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA minder dan 35 % bedroeg en dat hij daarom op dat moment geen aanspraak kon maken op een WIA-uitkering. Per 12 maart 2012 is hem echter wel een WIA-uitkering toegekend naar een uitkeringspercentage van 80-100%, gebaseerd op het inkomen dat hij verdiende als (senior)advocaat. Nu dit inkomen als maatmaninkomen in aanmerking is genomen voor de toekenning van de WIA-uitkering, is de kantonrechter van oordeel dat dit eveneens als grondslag voor de pensioenopbouw heeft te gelden. Artikel E3 lid 5 PR moet dan ook aldus worden uitgelegd, dat de pensioenopbouw wordt voortgezet op basis van de pensioengrondslag zoals deze van toepassing zou zijn geweest, indien na einde wachttijd een WIA-uitkering zou zijn toegekend. Dat dit destijds niet heeft geleid tot toekenning van een uitkering, kan er niet toe leiden dat de pensioengrondslag zou moeten worden gebaseerd op het inkomen tijdens de in het kader van reïntegratie verrichte werkzaamheden. Een andere uitleg zou immers tot het weinig aannemelijke rechtsgevolg leiden dat [eiser sub 2] , indien hij niet had voldaan aan zijn wettelijke plicht op grond van artikel 7:660a BW om in het kader van de reïntegratieverplichtingen zich in te spannen om passende arbeid te verrichten, hij mogelijk wel aansluitend aan de wachttijd een WIA-uitkering had ontvangen en daarmee ook premievrij pensioen had opgebouwd op basis van zijn werkzaamheden als advocaat en dus in een gunstigere positie zou verkeren, dan wanneer hij passende werkzaamheden zou aanvaarden en pas later een WIA-uitkering zou ontvangen.
6.De beslissing
€ 45.826,- bruto per jaar, te indexeren conform het pensioenreglement en te verminderen met de pensioenopbouw die Delta Lloyd daadwerkelijk premievrij toekent;