ECLI:NL:RBNHO:2017:5801

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
15/140315-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid en te hoge snelheid

Op 15 september 2015 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de Rijksweg A9 te Beverwijk. De verdachte, bestuurder van een Opel Ampera, reed met een snelheid van 112 km/h terwijl de matrixborden en verkeerslichten waarschuwden voor een snelheidsbeperking en een afsluiting van de Wijkertunnel. Ondanks de waarschuwingen botste hij achterop een stilstaande Opel Astra, bestuurd door het slachtoffer, dat voor de stopstreep stond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank achtte de tenlastelegging bewezen en verwierp het verweer van de verdediging dat de matrixborden slecht functioneerden. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/140315-16 (P)
Uitspraakdatum: 11 juli 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.S. Heij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. I.J. Woltman, advocaat te Leeuwarden, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Beverwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Opel, type Ampera), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A9, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, op zodanige wijze op de weg te rijden dat hij, verdachte, niet in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte,
terwijl de hoogtesignalering van de Wijkertunnel in werking was getreden en/of (derhalve) de Wijkertunnel was afgesloten door middel van rood-licht uitstralende verkeerslichten en/of (voorafgaande aan die verkeerslichten) een snelheidsbeperkende maatregel in werking was getreden, bestaande uit drie portaalsignaleringen (die de snelheid gefaseerd terugbrachten tot (respectievelijk) 90 kilometer per uur (hierna: km/u) en (vervolgens) 70 km/u en (vervolgens) 50 km/u) en/of een maximum snelheid was toegestaan van 50 km/u, die aan de weggebruikers kenbaar werd gemaakt door middel van gebruikmaking van een of meer (matrix) verkeersbord(en) conform model A3 van de Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met (daarop) het opschrift "50",
- op voornoemde weg met (gelet op bovenomschreven omstandigheden) (veel) te hoge en/of onverminderde snelheid (in de richting van/naar) de Wijkertunnel gereden/genaderd, en/of heeft hij (aldus rijdende) voornoemde afsluiting van de Wijkertunnel en/of voornoemde portaalsignalering(en) en/of voornoemd(e) (matrix) verkeersbord(en) niet opgemerkt en/of genegeerd, en/of (vervolgens)
- heeft hij (aldus rijdende) een personenauto (merk Opel, type Astra), welke stilstond voor de stopstreep op de rechterrijstrook van voornoemde weg en/of (voor) de rood-uitstralende verkeerslichten voor/bij/boven de ingang van de Wijkertunnel, althans de Wijkertunnel naderde, niet opgemerkt,
- waarna een botsing of aanrijding is gevolgd tussen die (stilstaande) personenauto en zijn, verdachtes, motorrijtuig,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Beverwijk als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto, merk Opel, type Ampera), daarmee op zodanige wijze rijdende op de weg, de Rijksweg A9, dat hij, verdachte, niet in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte,
terwijl de hoogtesignalering van de Wijkertunnel in werking was getreden en/of (derhalve) de Wijkertunnel was afgesloten door middel van rood-licht uitstralende verkeerslichten en/of (voorafgaande aan die verkeerslichten) een snelheidsbeperkende maatregel in werking was getreden, bestaande uit drie portaalsignaleringen (die de snelheid gefaseerd terugbrachten tot (respectievelijk) 90 kilometer per uur (hierna: km/u) en (vervolgens) 70 km/u en
(vervolgens) 50 km/u) en/of een maximum snelheid was toegestaan van 50 km/u, die aan de weggebruikers kenbaar werd gemaakt door middel van gebruikmaking van een of meer (matrix) verkeersbord(en) conform model A3 van de Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met (daarop) het opschrift "50",
- op voornoemde weg met (gelet op bovenomschreven omstandigheden) (veel) te hoge en/of onverminderde snelheid (in de richting van/naar) de Wijkertunnel gereden/genaderd, en/of heeft hij (aldus rijdende) voornoemde afsluiting van de Wijkertunnel en/of voornoemde portaalsignalering(en) en/of voornoemd(e) (matrix) verkeersbord(en) niet opgemerkt en/of genegeerd, en/of (vervolgens)
- heeft hij (aldus rijdende) een personenauto (merk Opel, type Astra), welke stilstond voor de stopstreep op de rechterrijstrook van voornoemde weg en/of (voor) de rood-uitstralende verkeerslichten voor/bij/boven de ingang van de Wijkertunnel, althans de Wijkertunnel naderde, niet opgemerkt,
- waarna een botsing of aanrijding is gevolgd tussen die (stilstaande) personenauto en zijn, verdachtes, voertuig, waardoor de bestuurder van die personenauto (te weten [slachtoffer]) is gedood/overleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte ten aanzien van zowel het primair, alsmede het subsidiair ten laste gelegde feit vrijgesproken dient te worden. De raadsman is voorts van mening dat, indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, verdachte een geslaagd beroep kan doen op de schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld (AFAS). Het ongeluk is, aldus de raadsman, ontstaan door slecht functionerende matrixborden en niet door gevaarlijk rijgedrag van de zijde van verdachte.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 15 september 2015, omstreeks 12.43 uur, rijdt verdachte als bestuurder van een personenauto, een Opel Ampera, over de Rijksweg A9, gemeente Beverwijk, tussen de hectometerpalen 53.9 en 52,8 richting Haarlem. [slachtoffer] rijdt op dat moment als bestuurder van een personenauto, Opel Astra, iets voor verdachte. [2]
Getuige [getuige 1] rijdt met zijn vrachtwagen kort voor het ongeval de oprit van de Rijksweg A9 op vanaf de afslag Beverwijk. [3] Op het moment dat hij hectometerpaal 53,6T passeert wordt de voorwaarschuwing geactiveerd omdat hij met een te hoge lading de Wijkertunnel nadert (te weten twee Portacabins) [4] . Dit houdt in dat op het portaal ter hoogte van hectometerpaal 52,8 het VRI signaal oranje begint te knipperen en de voorwaarschuwingsborden met daarin de waarschuwing dat verkeerslichten worden genaderd en een verlaagde maximumsnelheid geldt, aan gaan ter hoogte van hectometerpalen 53,2 (50 km/h), 53,6 (70 km/h), 53,6T (70 km/h) en 53,9 (90 km/h). [5]
Rijdend op de oprit van de Rijksweg A9 ziet [getuige 1] een rode driehoek op de matrixborden. [6] Op het moment dat [getuige 1] ter hoogte van hectometerpaal 52.7 rijdt, ziet hij het verkeerslicht op rood staan. Ongeveer 10 seconden later ziet hij dat het verkeerslicht een oranje knipperend licht uitstraalt. Op dat moment ziet hij eveneens links van hem een auto tegen de vangrail aan botsen. [7]
Getuige [getuige 2] rijdt kort voor het ongeval ook op de Rijksweg A9, komend vanuit de richting Heemskerk en gaande in de richting van de Wijkertunnel. Hij ziet dat na de afrit Bazaar de matrixborden boven de weg 50 km/h aangeven. Iets verderop, vlak voor de Wijkertunnel, ziet hij het verkeerslicht op rood staan. Ter hoogte van het rode verkeerslicht ziet hij voorts een witte en donkerkleurige auto al tollend over de snelweg gaan. [8]
Verdachte verklaart tegenover de politie dat hij rijdend op de Rijksweg A9 voor de ingang van de Wijkertunnel ineens werd geconfronteerd met een stilstaande auto. Verdachte kon niet meer reageren en botste achterop de stilstaande auto. Als gevolg van deze aanrijding vat de auto van het slachtoffer vlam [9] en het slachtoffer komt te overlijden. [10]
Na analyse van de airbagmodule bleek dat de snelheid van verdachte ten tijde van de botsing met het slachtoffer 112 km/h bedroeg, 5 seconden voor de botsing reed hij 115 km/h. [11]
3.4.
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij de beoordeling of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) komt het volgens de rechtspraak van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onachtzaamheid. Ook uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan niet worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Verdachte wordt verweten dat hij een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, doordat hij – samengevat – zijn snelheid niet heeft aangepast, terwijl dit wel werd aangegeven op de boven de snelweg hangende matrixborden, waardoor verdachte met hoge snelheid op een stilstaande auto is gebotst. Naast een schuldverwijt is voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd, vereist dat sprake is van ‘aanmerkelijke schuld’ aan het ongeval, in dier voege dat de aanrijding is ontstaan door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, hetgeen de rechtbank dient te beoordelen in het licht van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte geen acht heeft geslagen op de in werking zijnde matrixborden met de waarschuwing en snelheidsbeperking, alsmede het rode, dan wel oranje knipperende verkeerslicht. Als gevolg hiervan is verdachte met een snelheid van 112 km/h tegen een stilstaande auto gebotst waarbij het slachtoffer is komen te overlijden. In zoverre kan verdachte een schuldverwijt worden gemaakt.
De rechtbank overweegt dat verdachte onder in ieder geval twee in werking zijnde matrixborden is gereden, alwaar een snelheidsbeperking en een waarschuwing voor een verkeerslicht werd aangegeven. Voorts heeft verdachte het rode, dan wel oranje knipperende, verkeerslicht en de stilstaande auto van het slachtoffer niet opgemerkt.
De rechtbank merkt hierbij op dat getuige [getuige 1], de bestuurder van de vrachtwagen met Portacabins die de hoogtemelding had geactiveerd ter hoogte van hectometerpaal 53.6T, heeft verklaard dat hij het ongeval links van hem heeft waargenomen. Hij heeft verder verklaard dat hij de oprit was opgereden en aldaar zag dat de matrixborden een rode driehoek toonden. Ook verklaarde hij dat het verkeerslicht op rood stond en tien seconden later oranje knipperde, op welk moment het ongeval links van hem plaatsvond. Getuige [getuige 2], vrachtwagenchauffeur, heeft verklaard dat na de afrit Bazaar de matrixborden boven de weg 50 km/h aangaven. Hij zag dat verderop, vlak voor de Wijkertunnel, het verkeerslicht boven de weg op rood stond en dat hij niet hard reed. Hij zag het ongeval gebeuren ter hoogte van de verkeerslichten.
Uit het proces-verbaal bevindingen (bladzijde 82 e.v.) blijkt dat de vrachtwagen van [getuige 1] ter hoogte van hectometerpaal 53.6T (800 meter voor de plaats van het ongeval) de voorwaarschuwing hoogtemelding heeft geactiveerd. Op dat moment begonnen de verkeerslichten op 52.8(de plaats van het ongeval) oranje te knipperen. Ook de matrixborden gingen aan op 53.9 (op 1100 meter voor de plaats van het ongeval) 53.6 (op 800 meter) en 53.2 (op 400 meter). Die tonen allen een rode driehoek met daarin een waarschuwing voor een verkeerslicht en daarnaast een snelheidsbeperking, respectievelijk naar 90 km/h (op 1100 meter) op 53.9, naar 70 km/h (op 800 meter) op 53.6 en naar 50 km/h op 53.2 (op 400 meter).
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voor het ongeval zijn snelheid van 110 km/h vrijwel niet heeft aangepast; in ieder geval niet gedurende de periode van een minuut daarvoor. Hij heeft verder verklaard dat hij de vrachtwagen met de Portacabins (bestuurd door getuige [getuige 1]) heeft ingehaald voor het ongeval en dat hij daar een paar honderd meter van was weggereden voordat het ongeval plaatsvond. Vaststaat dan ook dat verdachte gemiddeld genomen sneller reed dan de vrachtwagen van getuige [getuige 1].
Bovenstaande houdt in dat verdachte zich achter de vrachtwagen van getuige [getuige 1] bevond op het moment dat die de voorwaarschuwing activeerde op 53.6T. Verdachte is derhalve na activering van die voorwaarschuwing in ieder geval onder de matrixborden 53.6 en 53.2 gereden voordat het ongeval gebeurde. Zowel uit het proces-verbaal (bladzijde 82 e.v.) als uit de verklaring van [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat die matrixborden op dat moment geactiveerd moeten zijn geweest. [getuige 1] en [getuige 2] verklaren immers beiden over een geactiveerd matrixbord. De rechtbank concludeert dat dit het matrixbord ter hoogte van 53.2 (op 400 meter) moet zijn geweest, omdat [getuige 1] niet onder een ander matrixbord is doorgereden voordat hij bij de verkeerslichten aankwam (hij kwam immers vanaf de oprit). Bovendien verklaart [getuige 2] dat op het matrixbord dat hij gezien heeft 50 km/h werd aangegeven, hetgeen past bij matrixbord 53.2. Zij hebben bovendien beiden verklaard dat het verkeerslicht op rood heeft gestaan. Uit het proces-verbaal bevindingen (bladzijde 82 e.v.) volgt dat de verkeerslichten niet op rood of oranje kunnen staan zonder dat de matrixborden gelijktijdig zijn geactiveerd.
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat verdachte onder twee geactiveerde matrixborden door is gereden voordat het ongeval gebeurde. Het eerste matrixbord gaf 70 km/h aan en een waarschuwing voor een verkeerslicht (ter hoogte van hectometerpaal 53.6). Het tweede gaf 50 km/h aan en een waarschuwing voor een verkeerslicht (ter hoogte van hectometerpaal 53.2). Vervolgens heeft hij het verkeerslicht en de auto van het slachtoffer, die zijn auto juist tot stilstand bracht, over het hoofd gezien – terwijl twee vrachtwagenchauffeurs die zich op enige afstand achter hem bevonden (dus van verder af) het verkeerslicht wél hebben opgemerkt. Hij is met onverminderde snelheid op het slachtoffer gebotst. Verdachte reed op dat moment 112 km/h, zijnde 62 km/h sneller dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/h.
Nu verdachte zowel de matrixborden met de waarschuwing en snelheidsbeperking, als het rode dan wel oranje knipperende verkeerslicht, en de stilstaande auto van het slachtoffer niet heeft gezien is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte zodanig onvoorzichtig verkeersgedrag opleveren, dat sprake is van ‘aanmerkelijke schuld’ in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en wel in die zin dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag heeft vertoond.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 september 2015 te Beverwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Opel, type Ampera), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A9, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, op zodanige wijze op de weg te rijden dat hij, verdachte, niet in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte,
terwijl de hoogtesignalering van de Wijkertunnel in werking was getreden en (derhalve) de Wijkertunnel was afgesloten door middel van rood-licht uitstralende verkeerslichten en voorafgaande aan die verkeerslichten een snelheidsbeperkende maatregel in werking was getreden, bestaande uit drie portaalsignaleringen (die de snelheid gefaseerd terugbrachten tot (respectievelijk) 90 kilometer per uur (hierna: km/u) en (vervolgens) 70 km/u en (vervolgens) 50 km/u) en een maximum snelheid was toegestaan van 50 km/u, die aan de weggebruikers kenbaar werd gemaakt door middel van gebruikmaking van een of meer (matrix) verkeersbord(en),
- op voornoemde weg met (gelet op bovenomschreven omstandigheden) veel te hoge en onverminderde snelheid in de richting van de Wijkertunnel gereden, en heeft hij (aldus rijdende) voornoemde afsluiting van de Wijkertunnel en voornoemde portaalsignaleringen en voornoemde matrix verkeersborden niet opgemerkt, en vervolgens
- heeft hij (aldus rijdende) een personenauto (merk Opel, type Astra), welke stilstond voor de stopstreep op de rechterrijstrook van voornoemde weg en voor de rood-uitstralende verkeerslichten voor de ingang van de Wijkertunnel, niet opgemerkt,
- waarna een botsing of aanrijding is gevolgd tussen die stilstaande personenauto en zijn, verdachtes, motorrijtuig,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, er sprake zou zijn van afwezigheid van alle schuld aan de zijde van verdachte als gevolg van slecht functionerende matrixborden. De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer nu uit de getuigenverklaringen van zowel [getuige 1] als [getuige 2] blijkt dat de matrixborden en het verkeerslicht functioneerden, hetgeen wordt bekrachtigd door en volgt uit de omstandigheid dat het slachtoffer zijn voertuig juist tot stilstand bracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 uur. Voorts vordert de officier van justitie dat aan verdachte een ontzegging tot het besturen van motorvoertuigen wordt opgelegd voor de duur van 1 jaar.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de raadsman van verdachte te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van enige straf of maatregel. Het hele gebeuren heeft immers ook op verdachte een zeer grote impact gehad. Verdachte staat, bijna twee jaar na het voorval, nog steeds onder behandeling van een psychiater.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 15 september 2015 verschillende verkeersfouten gemaakt. Door onoplettendheid heeft verdachte immers meerdere matrixborden waarop een verlaagde maximumsnelheid werd aangegeven gemist evenals het rode, dan wel oranje knipperende, verkeerslicht voor de ingang van de Wijkertunnel. Voor het verkeerslicht is verdachte vervolgens met een snelheid van 112 km/h tegen de stilstaande A.C. van den Burg gebotst. Als gevolg van deze botsing is de auto van deze [slachtoffer] in de vangrail beland en in brand gevlogen waardoor hij is komen te overlijden.
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 beschermt in algemene zin de verkeersveiligheid en in het bijzonder het belang van de lichamelijke gezondheid en integriteit van verkeersdeelnemers. Dit beschermde belang weegt zwaar, wat tot uitdrukking komt in de straffen die zijn gesteld op overtreding van het bepaalde bij dit artikel. Verdachte heeft dit belang door zijn onvoorzichtige en onoplettende verkeersgedrag geschonden.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 mei 2017, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank ten voordele van verdachte meegewogen dat hij ter terechtzitting heeft verklaard en ook heeft laten blijken dat hij zeer begaan is met de nabestaanden van het slachtoffer, dat hij ernstig lijdt onder de situatie en hij oprecht berouw heeft getoond. Ook heeft hij direct na het ongeval nog samen met anderen gepoogd het slachtoffer uit zijn auto te redden. Dat is niet gelukt, waardoor hij getuige is geweest van het levenloze lichaam van het slachtoffer en het verbranden daarvan. De rechtbank weegt mee dat die ervaring in het geheugen van verdachte gegrift zit, en hij dienaangaande sinds het ongeval onder behandeling staat van een psychiater. Nagenoemde straf is dan ook slechts in beperkte mate gericht op specifieke preventie van verdachte om hem te weerhouden meer van dit soort feiten te plegen. Wat resteert aan straf is vooral ingegeven door het algemene maatschappelijke signaal dat dit soort verkeersgedrag niet onbestraft kan blijven. Gelet op voornoemde specifieke omstandigheden komt de rechtbank tot het opleggen van een lagere straf dan door de officier van justitie verzocht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur. De rechtbank zal echter bepalen dat de ontzegging tot het besturen van motorrijtuigen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.5 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
ZESTIG [60] URENtaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door dertig [30] dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
ZES [6] MAANDENovereenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. J.J. Maarleveld en mr. T. Fuchs, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2017.
mr. T. Fuchs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse d.d. 3 februari 2016 (dossierpagina 10,12,33,80 en 82).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 15 september 2015 (dossierpagina 89).Proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse d.d. 3 februari 2016 (dossierpagina 82 en 83).
4.Proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse d.d. 3 februari 2016 (dossierpagina 31 en 32).
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2015 (dossierpagina 82 – 83).
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 15 september 2015 (dossierpagina 89).
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 15 september 2015 (dossierpagina 89).
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 15 september 2015 (dossierpagina 91).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 oktober 2015 (dossierpagina 73).
10.Proces-verbaal van onnatuurlijke dood d.d. 15 september 2015 (dossierpagina 104).
11.Proces-verbaal van data airbagmodule voertuig verdachte [verdachte] d.d. 3 februari 2016 (dossierpagina 44).