ECLI:NL:RBNHO:2017:4760

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2513
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanvraag vergoeding iPad Pro voor leerling met motorische en cognitieve beperkingen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 13 juni 2017, staat de aanvraag van een leerling met motorische en cognitieve beperkingen centraal. De eiser, geboren in 2007 en gediagnosticeerd met het Down syndroom, heeft een aanvraag ingediend voor de vergoeding van een iPad Pro met toebehoren. De aanvraag is door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen, met als argument dat de aanvraag vooral gericht is op het voorkomen van een cognitieve ontwikkelingsachterstand, waarvoor zij niet bevoegd zijn. De eiser is vertegenwoordigd door zijn moeder, die stelt dat de aanvraag vooral gericht is op ondersteuning van de motorische belemmeringen die haar zoon ondervindt bij het schrijven.

De rechtbank heeft in deze zaak verschillende rapportages en verklaringen van deskundigen in overweging genomen. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben bevestigd dat de eiser motorische beperkingen ondervindt, maar verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van de beleidsregels die stellen dat geen vergoeding kan worden verstrekt als de leerling alleen cognitieve beperkingen heeft. De rechtbank oordeelt dat de motorische beperkingen van de eiser vooropstaan en dat de gevraagde tablet met toebehoren in hoofdzaak dient ter compensatie van deze beperkingen.

De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van verweerder niet deugdelijk is gemotiveerd en dat de eiser voldoet aan de voorwaarden voor verstrekking van de gevraagde voorziening. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen en stelt een termijn van vier weken in voor een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/2513

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder [moeder]
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Alkmaar),verweerder
(gemachtigde: J. Knufman).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om vergoeding van een iPad Pro met toebehoren afgewezen.
Bij besluit van 22 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2017. Eiser is vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de gemachtigde van verweerder in de gelegenheid te stellen in overleg te treden met de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van verweerder.
Bij brief van 9 maart 2017 heeft verweerder een reactie ingediend waarop de wettelijk vertegenwoordiger van eiser bij brief van 14 maart 2017 heeft gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens bij brief van 20 maart 2017 schriftelijke vragen aan de gemachtigde en de arbeidsdeskundige van verweerder gesteld.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting hervat op 3 april 2017. Eiser is vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en C.J. Kraakman, arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting opnieuw geschorst en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vragen gesteld.
Bij brief van 10 april 2017 heeft verweerder de reactie van de arbeidsdeskundige ingediend waarop de wettelijk vertegenwoordiger van eiser bij brief van 20 april 2017 heeft gereageerd.
Na verkregen toestemming van partijen is het onderzoek op 1 juni 2017 zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

1.1.
Eiser is geboren op [geboortedag] 2007. Hij heeft het Down syndroom. Daarnaast heeft hij fysieke beperkingen. Zijn gehoor is matig en heeft hij een oogafwijking. Hij draagt een gehoorapparaat en een bril. Ook heeft hij brede en verkorte handen en vingers met een verlaagde spierspanning. Eiser bezoekt een reguliere basisschool. De wettelijke vertegenwoordiger van eiser (hierna: zijn moeder) heeft verweerder verzocht eiser een voorziening toe te kennen in de vorm van een iPad Pro met groot scherm, een iPad pen, koptelefoon, beschermhoes en toetsenbord zodat hij mee kan doen in de klas. Ter onderbouwing van de aanvraag heeft de moeder een advies van een ergotherapeut en een verklaring van de kinderarts overgelegd.
1.2.
In het rapport van 18 februari 2016 heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een iPad met toebehoren, omdat de reden van de aanvraag met name en vooral de cognitieve ontwikkelingsachterstand is.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat de reden van de aanvraag met name en vooral de cognitieve ontwikkelingsachterstand is en verweerder dan niet bevoegd is.
1.3.
Eiser heeft bezwaar gemaakt en aanvullende verklaringen van de ergotherapeut en de kinderarts overgelegd.
1.4.
In zijn rapportage van 17 maart 2016 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit de informatie van de verzekeringsarts en de ergotherapeut de conclusie getrokken dat het hulpmiddel is bedoeld om het voorkomen van een cognitieve ontwikkelingsachterstand en het faciliteren van de cognitieve ontwikkeling. Ook de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zich in haar rapportage van 19 april 2016 op dit standpunt gesteld.
1.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder daarop de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
2.1.
In beroep heeft eisers moeder zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag ziet op ondersteuning van de motorische belemmeringen die eiser bij het schrijven ondervindt. Zij verwijst hierbij naar de overgelegde verklaringen van de kinderarts en de rapportages van de ergotherapeut. Ook stelt zij dat verweerder sinds de aanvraag anderhalf jaar geleden, keer op keer een ander standpunt inneemt. Eiser heeft echter nog steeds geen hulpmiddel.
2.2.
In zijn rapportage van 1 juni 2016 heeft de verzekeringsarts laten weten dat eisers moeder er terecht op wijst dat eiser problemen heeft met schrijven als gevolg van zijn motorische beperkingen en niet ten gevolge van van zijn cognitieve achterstand. Deze verzekeringsarts bestrijdt niet dat eiser baat zal hebben bij digitale ondersteuning zoals de ergotherapeut heeft geadviseerd. Dat doet er volgens de verzekeringsarts echter niet aan af dat het doel van het hulpmiddel is gelegen in het voorkomen van een cognitieve achterstand zodat eiser mee kan doen met het regulier onderwijs.
2.3.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 17 februari 2017 naar voren gebracht dat voor de lichamelijke beperkingen die eiser ondervindt andere hulpmiddelen en therapieën voorhanden zijn. Het gebruik van een iPad Pro is wellicht effectiever maar daarmee nog niet noodzakelijk.
2.4.
In reactie op de vragen van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in haar rapportage van 7 april 2017 te kennen gegeven dat verweerder op grond van de beleidsregels eiser een eenvoudige standaard tablet met 16 GB zou kunnen verstrekken omdat een dergelijke tablet een adequate vervanging is van pen en papier en hiermee tegemoet gekomen wordt aan de lichamelijke beperkingen van eiser. Het probleem van eisers langzame en moeizame schrijven zou zo zijn opgelost omdat hij dan kan typen en mee kan doen met de klas. Echter deze voorziening is niet adequaat voor eiser vanwege de combinatie met zijn cognitieve beperkingen. Eiser moet bij elke letter die hij op papier zet nadenken hoe hij hem moet schrijven. De langzame verwerking en het langere nadenken over de letters op papier zetten komt niet door de kleine handen en de verlaagde spierspanning maar door eisers cognitieve beperkingen. Om die reden wordt een tablet aangevraagd met 128 GB geheugen zodat daarop allerlei aangepast lesmateriaal gezet kan worden in de vorm van apps waardoor eiser mee kan doen in de klas. Verweerder is echter alleen bevoegd computers met specifieke aanpassingen te verstrekken aan leerlingen met een lichamelijke handicap. Nu de gevraagde aanpassingen zoals het extra geheugen betrekking hebben op eisers cognitieve beperkingen, moet de aanvraag worden afgewezen. Daarbij komt nog dat geen voorziening wordt verstrekt als vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is. De Wet passend onderwijs is volgens de arbeidsdeskundige voorliggend zodat ook op deze grond de aanvraag moet worden afgewezen. Verweerder heeft zich achter deze rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gesteld.
3.1.
Op grond van artikel 19a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet overige OCW-subsidies (hierna: WOOS), voor zover hier van belang, heeft verweerder tot taak te bevorderen dat belemmeringen worden weggenomen die de ingezetene vanwege ziekte of gebrek ondervindt bij het volgen van onderwijs, indien het een persoon betreft die jonger is dan 17 jaar.
Op grond van artikel 19a, tweede lid, aanhef en onder a, van de WOOS kan verweerder op aanvraag van degene, bedoeld in het eerste lid, voorzieningen toekennen die hem in staat stellen onderwijs te volgen.
Op grond van artikel 19a, zesde lid, van de WOOS kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
3.2.
Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap (hierna: Uitvoeringsbesluit) bepaalt dat een voorziening niet wordt verstrekt indien vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is.
In artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit is uitputtend opgesomd wat onder voorzieningen als bedoeld in artikel 19a, tweede lid, van de WOOS worden verstaan.
Op grond van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van dit artikel vallen hieronder meeneembare voorzieningen ten behoeve van de inrichting van de opleidingslocatie en de bij de opleiding te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de persoon, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de wet, zijn afgestemd.
3.3.
In artikel 11, aanhef en onder d, van de Regeling onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap (hierna: de Regeling) zijn de hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en signalering als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit opgesomd. Het betreft, voor zover van belang:
1°. computers met bijbehorende apparatuur voor lichamelijk gehandicapten;
2°. invoer- en uitvoerapparatuur (en bijbehorende programmatuur), alsmede accessoires voor computers/schrijfmachines/rekenmachines aangepast aan lichamelijke handicap.
3.4.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels UWV vergoeding computers in het regulier onderwijs (hierna: Beleidsregels) wordt een vergoeding voor een computer verstrekt indien de aanvrager die is ingeschreven bij een instelling voor regulier onderwijs door een beperking ten gevolge van ziekte of gebrek geen gebruik kan maken van de algemeen gebruikelijke schrijfmiddelen of niet of niet in voldoende mate kan lezen.
Op grond van het tweede lid van dit artikel kan verstrekking van een vergoeding slechts plaatsvinden ten aanzien van aanvragers die blind, slechtziend, motorisch gehandicapt, doof, slechthorend of langdurig ziek zijn.
Op grond van artikel 3, aanhef en onder 1, van de Beleidsregels kan een vergoeding voor een computer, eventueel met aanpassingen, worden verstrekt in het basisonderwijs van groep 3 tot en met groep 8.
Op grond van artikel 5, aanhef en onder 1, van de Beleidsregels vindt geen vergoeding voor een computer of aanpassingen plaats als de leerling alleen cognitieve beperkingen heeft.
Op grond van artikel 6 van de Beleidsregels bedraagt de vergoeding die wordt verstrekt maximaal het normbedrag G22-1 genoemd in de Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen. Dit bedrag heeft betrekking op een computer, laptop of tablet waarop geen aanpassingen in verband met de handicap van de aanvrager zijn aangebracht.
Uit de toelichting bij artikel 2 van de Beleidsregels blijkt dat het normbedrag voor vergoeding alleen betrekking heeft op de kosten van een standaard computer en dus niet op specifieke aanpassingen of toepassingen voor personen met een auditieve, visuele of motorische handicap. Daarvoor blijft een vergoeding op maat mogelijk. Voor 2017 is het normbedrag € 801,00 inclusief BTW.
4. In de loop van de procedure is gebleken dat verweerder het in het bestreden besluit ingenomen standpunt dat de gevraagde voorziening vooral dient ter voorkoming van een cognitieve ontwikkelingsachterstand heeft verlaten. Verweerder heeft erkend dat eiser motorische beperkingen ondervindt waarvoor het gebruik van een tablet een oplossing kan bieden.
5.1.
De rechtbank overweegt dat zij verweerder niet volgt in zijn standpunt dat de Wet passend onderwijs voorliggend is aan het verstrekken van de gevraagde voorziening. Allereerst heeft verweerder slechts in algemene termen naar deze wet verwezen. Daarbij heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiser op grond van de Wet passend onderwijs of de Wet op het primair onderwijs in aanmerking kan komen voor de gevraagde voorziening. De afwijzing kan dus niet worden gebaseerd op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Uitvoeringsbesluit.
5.2.
In de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 juni 2016 wordt niet langer bestreden dat de iPad met toebehoren is aangevraagd als ondersteuning bij eisers motorische belemmeringen, dat er bij hem motorische belemmeringen bestaan, dat eiser gebaat zou zijn bij digitale ondersteuning en dat het doel van de iPad is gelegen in een alternatief voor schrijven wegens eisers motorische achterstand. Volgens de pleitnotitie die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ter zitting van 3 april 2017 heeft overgelegd, staat ook voor haar buiten kijf dat eiser gebaat zou zijn bij de gevraagde voorziening.
5.3.
Uit de verklaringen van de kinderarts blijkt dat eisers motorische coördinatie slecht is en pen- en papiertaken lastig voor hem zijn. Zijn fijne motoriek loopt sterk achter op die van andere kinderen en ontwikkelt zich ook niet goed. Hierdoor heeft eiser zeer veel moeite met het schrijven van letters, woorden en zinnen. Ook is eisers gehoor matig en heeft hij een oogafwijking. Deze medische problemen kunnen volgens de kinderarts tevens invloed hebben op de keuze van het hulpmiddel.
Uit de rapportages van de ergotherapeut blijkt dat het eiser tijd en energie kost om letters op papier te schrijven omdat hij moet nadenken hoe hij de letter motorisch op papier moet zetten. Dit is volgens de ergotherapeut duidelijk een motorisch (verwerkings)probleem. Eiser weet heel goed hoe letters eruit zien. Hij leest al op eind groep 4 niveau. Het omzetten van wat hij weet naar motoriek is bij schrijven heel anders dan bij typen. Omdat hij de letters juist heel goed herkent, hoeft hij deze op een tablet enkel aan te klikken in plaats van na te denken waar hij moet beginnen met het schijven van een letter, welke kant deze opgaat en waar de letter moet stoppen. Door de motorische problemen op fijne motoriek gebied heeft eiser juist baat bij een groter formaat tablet (12,9”) en een Apple pencil, aldus de ergotherapeut.
5.4.
Op grond van artikel 5, aanhef en onder 1, van de Beleidsregels kan geen vergoeding voor een computer of aanpassingen plaatsvinden als de leerling alleen cognitieve beperkingen heeft. Uit de verklaringen van de kinderarts en de ergotherapeut, die verweerder in feite niet heeft bestreden, leidt de rechtbank af dat de gevraagde tablet met toebehoren in hoofdzaak dient ter compensatie van de motorische beperkingen die eiser ondervindt bij het schrijven. Dat met de gevraagde voorziening ook de cognitieve ontwikkeling van eiser kan worden bevorderd, doet er niet aan af dat de motorische beperkingen vooropstaan. Omdat eiser niet alleen cognitieve beperkingen heeft maar ook relevante motorische beperkingen, levert artikel 5, aanhef en onder 1, van de Beleidsregels geen grondslag op voor het weigeren van de gevraagde voorziening. Een andere grondslag voor het weigeren van de gevraagde voorziening heeft verweerder niet naar voren gebracht. Uit de verklaring van de kinderarts en de ergotherapeut leidt de rechtbank bovendien af dat dat eiser vanwege zijn motorische beperkingen en zijn gehoor- en visusproblemen aangewezen is op een groter formaat tablet met toebehoren. Daarmee is komen vast te staan dat eiser voldoet aan de voorwaarden voor verstrekking van de gevraagde voorziening. Verweerder heeft de gevraagde voorziening dan ook in redelijkheid niet kunnen weigeren.
5.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat het bestreden besluit vanwege het ontbreken van een deugdelijke motivering, waardoor artikel 7:12, eerste lid, van Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geschonden, voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank kan de zaak niet zelf afdoen aangezien het normbedrag van € 801,00 onvoldoende is om de voorziening te bekostigen en zij geen inzage heeft in de kosten van het toebehoren van de gevraagde voorziening.
6. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een nieuwe beslissing op bezwaar onder intrekking van het nu bestreden besluit. Aangezien het gebrek op eenvoudige wijze is te herstellen en eiser belang heeft bij een spoedige vaststelling van de vergoeding, bepaalt de rechtbank de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder derde zitting uitspraak doen op het beroep.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, rechter, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2017.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Afschrift verzonden aan partijen op: