1.2.Op 5 oktober 2015 is eiseres onderzocht door de psychiater [de psychiater] , (de psychiater). De psychiater heeft een anamnese afgenomen en eiseres daarnaast psychiatrisch onderzocht. De psychiater komt op grond van dit onderzoek tot de conclusie dat er voldoende aanwijzingen aanwezig zijn om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de aanhouding op 17 juli 2015 sprake was van een opwindingstoestand in het kader van een stoornis in de impulsbeheersing en een borderline persoonlijkheidsstoornis volgens de DSM-IV-TR en dat op basis van alle relevante gegevens de psychiatrische diagnose ADHD en borderline persoonlijkheidsstoornis gesteld kan worden. De psychiater heeft zijn bevindingen neergelegd in een verslag van bevindingen. Deze rapportage heeft verweerder aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd.
2. Artikel 130, eerste lid, eerste volzin, van de Wvw 1994, bepaalt dat de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen, indien bij hen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling doen aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen.
Artikel 131, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvw 1994, bepaalt dat het CBR, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen besluit tot een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
Artikel 134, tweede lid, van de Wvw 1994, bepaalt dat het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs besluit, indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
Artikel 134, het derde lid, eerste volzin, van de Wvw 1994, bepaalt dat het CBR, indien het voornemens is het rijbewijs ongeldig te verklaren, dit mededeelt aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen.
Artikel 27, aanhef en onder b, van de Regeling, bepaalt dat het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs besluit, bedoeld in artikel 134, derde (lees: tweede) lid, van de WVW 1994, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 bepaalt dat de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld worden overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
In paragraaf 8.1 van de bijlage is bepaald: “De in dit hoofdstuk beschreven eisen hebben voornamelijk betrekking op deze situatie: een voorgeschiedenis van psychiatrische problematiek. Bij de beoordeling van die voorgeschiedenis is van belang: het ziektebeloop (de betrokkene zal bij voorkeur minstens een tot twee jaar vrij moeten zijn van recidieven, afhankelijk van de ernst van de aandoening), de (on)voorspelbaarheid van uitingen van de aandoening, het ziekte-inzicht en de therapietrouw van de betrokkene. Als de aandoening een reversibele organische stoornis tot grondslag had (heeft), dan kan de keurling na herstel in de regel goedgekeurd worden. Is of was een reversibele organische stoornis niet in het geding, dan doet zich de vraag voor of er restverschijnselen zijn, of dat er kans is op een recidief dat de verkeersveiligheid in gevaar kan brengen. Beantwoording van die vraag vergt een specialistisch rapport.”
In hoofdstuk 2 van de bijlage, onder de kop specialistisch rapport” is bepaald: “Met het specialistisch rapport is in eerste instantie bedoeld het rapport dat het CBR ontvangt van de onafhankelijke specialist naar wie de aanvrager door het CBR is verwezen. Deze groep vaste specialisten verricht met enige regelmaat rijbewijskeuringen en zijn op de hoogte van de specifieke eisen aan de geschiktheid zoals beschreven in de volgende hoofdstukken. (…)
De essentie is dat het CBR informatie ontvangt die voldoende is om een oordeel te vormen over alle aspecten die in de volgende hoofdstukken specifiek benoemd worden. In die gevallen waar het gaat om recente, feitelijke informatie, zonder oordeel van de medisch specialist over de geschiktheid, is het op grond van de KNMG-gedragsregels ook toegestaan dat in de Eigen verklaringprocedure de eigen behandelaar het specialistisch rapport opstelt volgens een door het CBR opgesteld sjabloon. (…)”