ECLI:NL:RBNHO:2017:3640
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.J.A.M. van Brussel
- S.M. Auwerda
- A.T.B. de Vries
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkering in verband met verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de terugvordering van bijstandsuitkeringen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, dat de bijstandsuitkering van zijn ex-partner, [naam 1], had beëindigd en teruggevorderd. De terugvordering betrof een bedrag van € 119.050,35 over de periode van 11 april 2007 tot en met 31 januari 2016, waarbij eiser ook als mede-debiteur werd aangemerkt. Het college had de terugvordering later beperkt tot € 14.554,01 voor de periode van 1 januari 2015 tot 1 februari 2016, na het gegrond verklaren van het bezwaar van eiser.
Tijdens de zitting op 21 maart 2017, waar ook [naam 1] en haar gemachtigde mr. S.L. Sarin aanwezig waren, werd het standpunt van verweerder verdedigd. De rechtbank overwoog dat de beëindiging van de uitkering en de terugvordering op basis van de Participatiewet (Pw) gerechtvaardigd waren, omdat [naam 1] en eiser een gezamenlijke huishouding hadden gevoerd, wat niet was gemeld aan de gemeente. Eiser betwistte de brutering van het teruggevorderde bedrag, maar de rechtbank oordeelde dat de voorwaarden voor de toepassing van artikel 59, tweede lid, van de Pw waren vervuld, ongeacht of eiser verwijtbaar had gehandeld.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het bestreden besluit kon standhouden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.