6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn echtgenote door verwurging gedood. Dit heeft plaatsgevonden in de zeilboot waarop zij beiden woonden. Verdachte heeft niet verteld wat hem tot zijn daad heeft gebracht. Uit verklaringen van getuigen komt naar voren dat verdachte en zijn echtgenote die nacht ruzie hebben gehad. In de kajuit van de zeilboot zijn ook handgeschreven briefjes van het slachtoffer aangetroffen, die wijzen op relatieproblemen. Uit een briefje dat in de prullenbak is gevonden, kan worden afgeleid dat het slachtoffer de relatie met verdachte wilde beëindigen. Mede gelet op wat verdachte zei toen de politie bij de boot arriveerde (te weten: “Look at this what my wife wrote, look at what my wife wrote”), gaat de rechtbank ervan uit dat de ruzie, de briefjes en de achterliggende relatieproblematiek een belangrijke rol hebben gespeeld in de aanloop naar het delict.
Met zijn handelen heeft verdachte onherstelbaar leed toegebracht aan degenen die het slachtoffer dierbaar waren. Zijn daad heeft een onomkeerbaar verlies teweeggebracht. Dat verlies is verwoord in de verklaring die de moeder van het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgedragen. Door geen openheid van zaken te geven over het motief en de precieze toedracht van zijn daad, bemoeilijkt verdachte het verwerkingsproces van de nabestaanden, die met onbeantwoorde vragen achterblijven.
Een ander opzettelijk van het leven beroven, behoort tot de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Dergelijke feiten schokken de rechtsorde en leiden tot grote beroering en gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 december 2016, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld;
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Europese Documentatie, gedateerd 25 augustus 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
- het Pro Justitia rapport opgemaakt door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, gedateerd 5 januari 2017 en ondertekend door P.E. Geurkink, psycholoog, en Th. Rinne, psychiater.
Toerekeningsvatbaarheid
Het Pro Justitia rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als conclusie van voormelde deskundigen dat bij verdachte sprake is van een psychotisch toestandsbeeld met vooral (complot)wanen en formele denkstoornissen. De psychose waaraan verdachte lijdt, heeft een chronisch karakter passend bij een paranoïde schizofrene stoornis. Ook ten tijde van het onderzoek in het Pieter Baan Centrum is verdachte floride psychotisch en er kan van worden uitgegaan dat verdachte ook ten tijde van het tenlastegelegde floride psychotisch was. Naast de schizofrenie is sprake van middelenmisbruik of zelfs verslavingsproblematiek. Gelet op de ernst van verdachtes pathologie en het effect daarvan op zijn functioneren, lijkt er zeker sprake van doorwerking van de geconstateerde pathologie bij verdachte tijdens het tenlastegelegde. Het is onwaarschijnlijk dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De mate van doorwerking van de pathologie ten tijde van het tenlastegelegde is echter moeilijk vast te stellen en te onderbouwen vanwege een ontbrekend delictscenario, aldus de deskundigen.
Hoewel de psycholoog en de psychiater geen gedifferentieerd advies over de mate van toerekeningsvatbaarheid hebben kunnen formuleren, gaat de rechtbank er, gezien de ernst van de bij verdachte geconstateerde pathologie en het chronisch karakter daarvan, van uit dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar was.
De strafoplegging
De deskundigen hebben gerapporteerd dat, vanwege het ontbreken van een helder delictscenario, een precieze bepaling van de voor het delict relevante factoren en daarmee een onderbouwing van het recidiverisico niet goed mogelijk is. In algemene zin stellen zij dat een onbehandelde paranoïde psychose op termijn als een risicofactor voor toekomstig gewelddadig gedrag bij escalerende conflicten gezien moet worden, maar daar zijn bij verdachte, los van de relatie met zijn vrouw, geen grote aanwijzingen voor. Doordat er geen goed zicht is ontstaan op het delictscenario en daarmee de kans op recidive, onthouden de deskundigen zich verder van een behandeladvies in een juridisch kader.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen dit standpunt toegelicht en herhaald.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat het wenselijk is dat betrokkene wordt behandeld voor zijn psychotische stoornis. In het dossier, en in het bijzonder gelet op voornoemde bevindingen van de deskundigen met betrekking tot het recidiverisico, ziet de rechtbank echter onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Nu niet wordt voldaan aan één van de formele voorwaarden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, kan de rechtbank deze maatregel niet aan verdachte opleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank past bij de ernst van het feit geen andere sanctie dan een langdurige vrijheidsbenemende straf. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande en rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.