ECLI:NL:RBNHO:2017:2865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
15/871041-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van roofoverval in Purmerend met bewijsconstructie

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een bedrijf in Purmerend op 22 februari 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte, die eerder bij het bedrijf had gewerkt, had een conflict met zijn ex-werkgever en was betrokken bij de overval samen met een mededader. Tijdens de overval werd het slachtoffer bedreigd met vuurwapens, maar er werd geen geld of goederen meegenomen. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen overwogen, waaronder camerabeelden, getuigenverklaringen en DNA-onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de overval had gepleegd en dat hij wettig en overtuigend was bewezen dat hij de kleding en schoenen droeg die bij de overval waren gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871041-16 (P)
Uitspraakdatum: 7 april 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 maart 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonplaats]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. de Vries en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2016 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
met een mededader naar dat bedrijf is gegaan, waarbij verdachte en/of zijn mededader zijn/hun gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt had(den) en/of hield(en), waarna verdachte en/op zijn mededader in het kantoor en/of de keuken van dat bedrijf heeft/hebben gezocht, althans zoekend heeft/hebben rondgekeken, en/of die [slachtoffer] twee, althans een, vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond aan en/of heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer] en/of tegen
die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moest komen en/of moest gaan zitten en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer] gezet/gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld.
3.2.
.Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het tegen verdachte opgemaakte strafdossier enkel op vermoedens berust en dat geen hard bewijs voorhanden is dat verdachte een van de overvallers was.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Op 22 februari 2016 omstreeks 16.40 uur heeft een gewapende overval plaatsgevonden op de [bedrijf] aan de [adres] . [2]
Medewerker [slachtoffer] zag die middag twee mannen met pistolen staan in de keuken van het bedrijf. De ene man was slank, ongeveer 1.80 meter lang, met een zwarte sjaal voor zijn gezicht over zijn neus en mond en een donkere bril voor zijn ogen. De man had een chroomkleurig wapen in zijn hand, dat hij richtte op [slachtoffer] . De andere man was opvallend kleiner dan de eerste man en hij was iets voller van postuur. Ook deze man had zijn gezicht bedekt en had een wapen in zijn hand. Een van de twee mannen droeg een zwarte jas, waarvan de mouwen een lichtere kleur hadden. De langste man hield een pistool op [slachtoffer] gericht en zei “kom” tegen hem en dat hij moest gaan zitten. Daarop is [slachtoffer] op een stoel gaan zitten en kwam de kleinere man direct achter hem staan. [slachtoffer] voelde dat deze man een wapen tegen zijn achterhoofd hield. Opeens zei een van de daders: “rennen”, waarna beide daders zijn weggerend richting de dijk langs de ringvaart (de rechtbank begrijpt: de Purmerdijk). [slachtoffer] heeft verklaard dat de mannen zijn binnengekomen via de achterzijde van het bedrijf, namelijk via de deur van de stofzuigerhal de werkbankruimte in. Die deur, die normaliter is gesloten en enkel met een pasje kan worden geopend, was sinds twee of drie weken open, hetgeen de daders moeten hebben geweten. [3]
Op camerabeelden van de stofzuigerruimte van de [bedrijf] is te zien dat op 22 februari 2016 om 16.38.37 uur een persoon de ruimte inloopt en direct rechts van de deur gaat staan. Om 16.38.39 uur komt een tweede persoon de ruimte inlopen, die eveneens direct aan de rechterkant van de deur gaat staan. Vervolgens lopen beide personen rechtstreeks naar de deur die leidt naar de kantoorruimte. De voorste persoon, dader 1, lijkt iets langer dan de persoon achter hem, dader 2. Dader 1 is donker gekleed en draagt donkerkleurige schoenen. Dader 2 is eveneens donker gekleed en draagt lichtkleurige schoenen. Dader 1 loopt zonder enige twijfel, in een rechte lijn, naar de deur van de kantoorruimte. Hij opent de deur en loopt naar binnen. Dader 2 volgt dader 1 naar binnen. Om 16.39.16 uur komen beide daders weer uit de deur die leidt naar de kantoorruimte. Te zien is dat de daders om 16.39.20 uur de stofzuigerruimte verlaten. Dader 1 loopt daarbij voorop. [4]
Bij het sporenonderzoek in het kantoor van de [bedrijf] is onder meer een op de vloer aangetroffen schoenspoor met SINnummer AAHY1187NL veiliggesteld. [5]
De getuige [getuige 1] heeft, zo begrijpt de rechtbank, vlak na de overval in de nabijheid van de [bedrijf] twee mannen zien rennen, waarvan er één langer was dan de ander. De mannen kwamen vanaf de [straat 1] en renden richting het [straat 2] . De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de [straat 1] en het [straat 2] te Purmerend zijn gelegen in de directe omgeving van de [straat 3] , alwaar de [bedrijf] is gevestigd. De mannen droegen allebei een zwarte jas en een soort skibril. De langste man had een bandana om zijn gezicht en had een ding in zijn hand dat leek op een pistool. [6]
Enkele minuten nadat de overvallers vanaf de [bedrijf] waren weggerend in de richting van de Purmerdijk, is onder het viaduct van de N244 op de Purmerdijk een man aangehouden, die later bleek te zijn [medeverdachte] . Hij droeg op dat moment een zwart trainingspak en wit met zwarte sportschoenen. Zijn broekspijpen en schoenen waren met modder besmeurd; de modder was nog nat. [7]
[medeverdachte] heeft bekend dat hij één van de daders was van de overval op de [bedrijf] . Hij heeft verklaard dat hem was gevraagd of hij ‘buit wilde maken’ en dat hij via een tussenpersoon die hij kende is gekoppeld aan de mededader. Deze mededader is een Nederlandse, blanke, slanke jongen die 10 tot 15 centimeter langer is dan [medeverdachte] , die zelf 1.70 meter lang is. De mededader heeft de beide (nep)wapens meegenomen, waarvan hij er één aan [medeverdachte] gaf. De mededader vertelde dat hij het bedrijf kende, dat er duizenden euro’s te halen vielen en dat het heel simpel was. De mededader zou eerst naar binnen gaan en [medeverdachte] moest achter hem blijven. De mededader gaf [medeverdachte] een plastic zak waar hij het geld in zou moeten stoppen en zei: “volg mij maar.” Hij wist dat er een kluis was die ze konden openmaken met een sleutel die ze van iemand die daar werkt konden pakken. Het plan was dus iemand de sleutel van de kluis te laten afgeven, het geld eruit halen, in de tas doen en weer vertrekken. Over het geld hebben zij geen concrete afspraken gemaakt, maar zij wisten van elkaar dat ieder de helft zou krijgen. Na de overval zouden ze zich in een soort pijp op een bouwterrein verstoppen, waarna ze door iemand met vervoer zouden worden opgehaald om de stad uit te gaan. Zij hadden hun gezichten half bedekt met een sjaal en droegen handschoenen om geen vingerafdrukken achter te laten. De mededader droeg bovendien een capuchon en een zonnebril. De mededader nam tijdens de overval het initiatief, hij nam het slachtoffer mee en zei tegen het slachtoffer dat hij moest gaan zitten. [medeverdachte] moest achter het slachtoffer gaan staan en bij het slachtoffer blijven. De mededader ging naar een andere ruimte en toen hij na een paar seconden terug kwam, riep hij: ‘rennen!’. Vervolgens hebben zij het op een lopen gezet. Zij hebben een deel samen gerend, maar zijn daarna ieder een andere kant opgegaan. [medeverdachte] heeft zich toen bij de Purmerdijk onder een viaduct verstopt. De mededader heeft hij daarna niet meer gesproken. Ten slotte heeft [medeverdachte] verklaard dat zijn schoenen bij zijn aanhouding onder de modder zaten, omdat hij op de heenweg door de modder had gelopen. Ook zijn mededader had toen door de modder gelopen. [8]
De eigenaar van de [bedrijf] , [getuige 2] heeft verklaard dat de dagomzet wordt bewaard in het kantoor van het bedrijf, hetgeen in principe enkel medewerkers en ex-medewerkers weten. De overvallers hebben niets meegenomen. [9] [getuige 2] heeft verder verklaard dat hij enige dagen voor de overval, op 14 februari 2016, een werknemer had ontslagen vanwege een meningsverschil over fooien. Deze medewerker betrof [verdachte] (verdachte), die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [10] [getuige 2] had een telverschil gemaakt met de fooien. Hoewel hij die fout later had hersteld, bleef verdachte er heel erg boos over. [11] Toen een bericht op Facebook verscheen over de overval op de [bedrijf] , werd daarbij een reactie geplaatst door [getuige 3] , die op Facebook is bevriend met verdachte en zei: “Dat krijg je als je de fooi verduisterd .. Karma bro” en: “Tja ik ken wat mensen die daar werken die er achter zijn gekomen dat hun fooi gewoon verdwijnt elke dag haha meer zeg ik niet (…) dit is gewoon karma.” [12]
[getuige 3] heeft bevestigd dat hij deze reacties op Facebook heeft geplaatst en dat hij [verdachte] kent die was weggegaan bij de carwash vanwege problemen met fooi. [13]
Een medewerker van de [bedrijf] , [getuige 4] , heeft verklaard dat alleen het personeel van het bedrijf weet waar de deur in de stofzuigerhal op uitkomt. Er zit een beveiligingssysteem op de deur, maar het personeel weet dat de deur open gaat als je er een harde schop tegen geeft. [getuige 4] heeft verder verklaard dat verdachte hem enkele maanden voor de overval heeft verteld dat hij een echt pistool had. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij tot 14 februari 2016 bij de [bedrijf] heeft gewerkt en dat hij is ontslagen na een conflict over fooien. Hij heeft verklaard dat hij wist dat de deur van de stofzuigerruimte naar het kantoor open ging met een harde trap en dat het telefoonnummer [telefoonnummer] inderdaad zijn telefoonnummer is. [15]
De zendmastgegevens betreffende het telefoonnummer van verdachte houden in dat dit nummer op 22 februari 2016 vanaf 15.28 uur gebruik maakte van zendmasten in Purmerend en dat dit nummer op die dag voor en kort na de overval in totaal vijf maal contact heeft gehad met het telefoonnummer van [getuige 5] . [16] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het kan kloppen dat hij op 22 februari 2016 vanaf het genoemde tijdstip in Purmerend was, in de nabijheid van de [bedrijf] . [17]
Het nummer van [getuige 5] heeft op 22 februari 2016 ook contacten gehad met het telefoonnummer van [medeverdachte] . [18] [getuige 5] heeft verklaard dat hij [medeverdachte] kende en dat het zou kunnen dat hij die dag met [medeverdachte] heeft gebeld. [19]
Verdachte woonde ten tijde van de overval en de maanden daarna in een pand aan de [adres] . Zijn kamer bevond zich op de eerste etage aan de rechterzijde achterin. [20] Bij een doorzoeking van het pand is in de kamer van verdachte een pistoolholster aangetroffen. In de centrale hal op de eerste etage zijn bovenop het systeemplafond, zichtbaar geworden nadat in de kamer van verdachte een plafondtegel van het systeemplafond was weggehaald, een paar Puma sportschoenen, een zwarte jas met witte strepen, een lange broek en een T-shirt aangetroffen. Tevens is in een kratje op de kast in de centrale hal een doosje van, zo begrijpt de rechtbank, een Samsung Galaxy gsm met daarin een LG gsm en twee Samsung gsm’s aangetroffen en inbeslaggenomen. [21]
Uit onderzoek naar de inbeslaggenomen kleding is gebleken dat op de onderzijde van de broekspijpen diverse moddervlekken zichtbaar waren, vooral aan de achterzijde van de beide pijpen. Het T-shirt is lichtgrijs van kleur en voorzien van donkergrijs kleurige prints met een bloemmotief. De inbeslaggenomen schoenen zijn van het merk Puma, maat 46. Op de zolen zijn moddersporen zichtbaar. [22] Verdachte heeft schoenmaat 46. [23] Uit vergelijkend schoenspooronderzoek is naar voren gekomen dat het profiel en de maatvoering van de aangetroffen Puma sportschoenen overeenkomen met het in het kantoor van de [bedrijf] aangetroffen schoenspoor met SINnummer AAHY1187NL en dat het onderzochte spoor is veroorzaakt met een linkerschoen die soortgelijk is aan de aangetroffen linkerschoen. [24] Uit onderzoek is gebleken dat het type van de aangetroffen Puma sportschoenen niet voorkomt in het bestand van de importeur van Puma Europa en dat het voor Nederland ‘unieke’ schoenen betreft. [25]
Op de veters van de aantroffen Puma sportschoenen en op de binnenkant van de kraag van de aangetroffen jas is DNA materiaal aangetroffen dat – kort gezegd – matcht met het DNA-profiel van verdachte. [26]
Foto’s van de aangetroffen jas zijn getoond aan de getuige [slachtoffer] . Bij het zien van deze foto’s werd hij gelijk heel stil en emotioneel. [slachtoffer] heeft vervolgens verklaard dat het heel goed de jas kan zijn die door de langere dader van de overval werd gedragen. [27]
Eén van de inbeslaggenomen mobiele telefoons betrof een Samsung SM-G900F met imei-nummer [nummer] . Onderzoek heeft uitgewezen dat deze telefoon in de periode van september 2015 tot en met februari 2016 steeds is gebruikt door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (het nummer van verdachte). In het telefoontoestel zijn afbeeldingen aangetroffen van op vuurwapens gelijkende voorwerpen. Eén van de vuurwapens staat afgebeeld met een pistoolholster, soortgelijk aan die is aangetroffen in de woonruimte van verdachte. Ook is in de telefoon een foto van verdachte aangetroffen, waarop hij een T-shirt met bloemmotief draagt dat qua motief en kleur overeenkomt met het op het plafond voor zijn kamer aangetroffen T-shirt. [28]
Blijkens een kopie aanvraag reisdocument d.d. 3 februari 2016 is verdachte 1.88 meter lang. [29]
3.4.
Bewijsoverweging
Op basis van de hiervoor weergegeven redengevende inhoud van de bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat de kleding en schoenen die zijn aangetroffen op het systeemplafond van de hal voor de kamer van verdachte aan verdachte toebehoren.
De rechtbank wijst er hierbij in het bijzonder op dat de kleding en schoenen in de directe omgeving van de kamer van verdachte zijn aangetroffen, dat op de kraag van de jas en de veters van de schoenen DNA-materiaal is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, dat de maatvoering van de schoenen overeenkomt met de schoenmaat van verdachte en dat op een door verdachte gebruikte telefoon een foto van hem is aangetroffen waarop hij een T-shirt draagt dat grote gelijkenis vertoont met het aangetroffen T-shirt.
De rechtbank is verder van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat deze aangetroffen kledingstukken en schoenen, die blijkens hun vindplaats duidelijk verstopt waren, op 22 februari 2016 zijn gebruikt bij de overval op de [bedrijf] . In dit verband wijst de rechtbank met name op het feit dat het in het kantoor aangetroffen schoenspoor is veroorzaakt met een linkerschoen die qua profiel en maatvoering soortgelijk is aan de aangetroffen linkerschoen, terwijl dit een schoen betreft die in Europa weinig voorkomt nu deze hier niet door Puma wordt ingevoerd en verkocht. Voorts acht de rechtbank het van belang dat de aangetroffen schoenen en spijkerbroek modderresten bevatten, hetgeen past bij de verklaring van mededader [medeverdachte] dat beide overvallers op de heenweg door de modder hebben gelopen. Ten slotte hecht de rechtbank waarde aan de emotionele reactie van slachtoffer [slachtoffer] op het moment dat hem foto’s werden getoond van de aangetroffen jas.
Overigens laat de rechtbank de herkenning door aangever [getuige 2] van de aangetroffen jas op beeldmateriaal van de overvallers en de daarmee samenhangende bevindingen van politie buiten beschouwing, nu de rechtbank ter zitting het beeldmateriaal in de kennelijk best mogelijke kwaliteit heeft bekeken en de aangetroffen jas daarop niet kan herkennen.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de aangetroffen kleding en schoenen droeg ten tijde van de overval en dus dat hij één van de daders van die overval is geweest. De rechtbank neemt hiertoe, in aanvulling op al het voorgaande, in ogenschouw dat verdachte een conflict over geld had met zijn voormalig werkgever en dus, getuige ook de reacties van [getuige 3] op Facebook, een motief had om geld weg te nemen bij de [bedrijf] . Verder was hij als ex-werknemer bekend met de gang van zaken binnen het bedrijf, kende hij de locatie van de kluis en wist hij dat de deur naar het kantoor op relatief eenvoudige wijze te openen was. Verdachte past bovendien qua lengte en postuur in het signalement van de lange dader. Voorts zijn in de telefoon van verdachte afbeeldingen aangetroffen van (op) vuurwapens (gelijkende voorwerpen) en is in zijn woonruimte een vuurwapenholster aangetroffen, hetgeen er op wijst dat verdachte, zoals [getuige 4] heeft verklaard, in het bezit is (geweest) van een of meer vuurwapens of daarop gelijkende voorwerpen. Ten slotte blijkt uit telefoongegevens dat verdachte zich op de middag van de overval in Purmerend bevond, alsmede dat zowel verdachte als mededader [medeverdachte] die dag contact heeft gehad met (het telefoonnummer van) [getuige 5] , zonder dat daar enige aannemelijke verklaring voor is gekomen.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de overval samen met zijn mededader [medeverdachte] heeft gepleegd.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 februari 2016 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan het bedrijf [bedrijf] , welke poging tot diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
met een mededader naar dat bedrijf is gegaan, waarbij verdachte en zijn mededader hun gezicht gedeeltelijk bedekt hadden en hielden, waarna verdachte en zijn mededader in dat bedrijf hebben gezocht en die [slachtoffer] twee op vuurwapens gelijkende voorwerpen hebben getoond en hebben gericht en gericht gehouden op die [slachtoffer] en tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat hij moest komen en moest gaan zitten en vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het achterhoofd van die [slachtoffer] gezet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ter terechtzitting heeft de raadsman - in subsidiaire zin - aangevoerd dat aannemelijk is dat verdachte vrijwillig is teruggetreden, zodat een ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen. In dit kader heeft de raadsman verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 19 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ2169).
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Over de gang van zaken bij de overval op het bedrijf [bedrijf] heeft verdachte om hem moverende redenen geen verklaring willen afleggen. Dit is een recht dat hem toekomt, maar hierdoor heeft de rechtbank geen enkel inzicht gekregen in de vraag welke omstandigheid, van de wil van verdachte afhankelijk, zou hebben gemaakt dat verdachte vrijwillig is teruggetreden van de uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Ook uit de overige inhoud van het dossier is niet aannemelijk geworden dat verdachte is teruggetreden ten gevolge van omstandigheden van zijn wil afhankelijk.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank in het geval van een veroordeling in overweging gegeven aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, desnoods aangevuld met een behoorlijke voorwaardelijke gevangenisstraf. Indien de rechtbank dit onvoldoende acht, kan eventueel de gevangenisstraf aangevuld worden met een taakstraf voor de maximale duur. De raadsman heeft hiertoe gewezen op de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn blanco strafblad en het feit dat hij thans werk heeft.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op het bedrijf [bedrijf] , waarbij het uiteindelijk niet is gelukt om geld weg te nemen. Verdachte, die tot kort daarvoor bij het bedrijf had gewerkt en als gevolg van een conflict was ontslagen, heeft een leidende rol gehad bij de overval. Hij was de initiatiefnemer en nam bij de uitvoering het voortouw. Verdachte en zijn mededader zijn berekenend te werk gegaan: zij hadden handschoenen aan om geen vingerafdrukken achter te laten en hun gezichten waren half bedekt om herkenning te voorkomen. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij het slachtoffer [slachtoffer] , die nota bene niets te maken had met het conflict dat verdachte met zijn ex-werkgever had, met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft bedreigd.
Een feit als het onderhavige draagt bij aan vergroting van gevoelens van onveiligheid
in de maatschappij en heeft vaak in het bijzonder op het slachtoffer en de getuigen een aanzienlijke impact. Verdachte heeft zich daarvan kennelijk geen rekenschap gegeven en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door persoonlijke motieven van wraakneming en mogelijk geldelijk gewin.
Het gaat dan ook om een zeer ernstig feit, dat oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan bij een voltooide gewapende overval (overval winkel waaronder begrepen bijvoorbeeld een benzinestation) uit van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. In het onderhavige geval is bovendien sprake van de straf vermeerderende factoren dat het feit in vereniging is gepleegd en dat gebruik is gemaakt van op vuurwapens gelijkende voorwerpen. In straf verminderende zin (ten opzichte van het oriëntatiepunt) heeft te gelden dat het is gebleven bij een poging. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat verder rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd ten tijde van het feit en dat hij niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 20 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op deze op te leggen straf zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Stalenhoef, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. P. de Mos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2017.
Mr. H.A. Stalenhoef en mr. P. de Mos zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal d.d. 2 november 2016 (aanvullend procesdossier, pagina 6).
3.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige Mujo [slachtoffer] d.d. 22 februari 2016 (doorgenummerde) pagina’s 108 tot en met 112.
4.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 19 juli 2016 van verbalisant [verbalisant] (aanvullend procesdossier, doorgenummerde pagina’s 93 en 94).
5.Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisanten] d.d. 17 maart 2016 (doorgenummerde pagina’s 44 tot en met 47).
6.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 4 september 2016 (doorgenummerde pagina’s 90 tot en met 92 aanvullend procesdossier).
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2016, opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent van politie (doorgenummerde pagina’s 18 tot en met 20).
8.Het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 15 augustus 2016, inhoudende de aldaar afgelegde verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (doorgenummerde pagina’s 339 en 340 aanvullend procesdossier) en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 24 augustus 2016 (doorgenummerde pagina’s 341 tot en met 349 aanvullend procesdossier).
9.Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 2] namens [bedrijf] Purmerend d.d. 22 februari 2016 (doorgenummerde pagina’s 113 tot en met 115).
10.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [getuige 2] d.d. 25 februari 2016 (aanvullend procesdossier, doorgenummerde pagina’s 28 en 29).
11.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [getuige 2] d.d. 28 juli 2016 (aanvullend procesdossier, doorgenummerde pagina 33).
12.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [getuige 2] d.d. 25 februari 2016 met bijlage (aanvullend procesdossier, doorgenummerde pagina’s 28 tot en met 30).
13.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] d.d. 6 juli 2016 (doorgenummerde pagina’s 82 tot en met 84 aanvullend procesdossier).
14.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4] d.d. 29 maart 2016 (doorgenummerde pagina’s 60 tot en met 64 aanvullend procesdossier).
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2017.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2016 van verbalisant [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 106 tot en met 113 aanvullend procesdossier).
17.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2017.
18.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2016 van verbalisant [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 106 tot en met 113 aanvullend procesdossier).
19.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 5] d.d. 16 juni 2016 (doorgenummerde pagina’s 86 tot en met 89 aanvullend procesdossier).
20.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2017.
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2016 van verbalisant [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 147 en 148, met fotobijlagen op pagina’s 152 tot en met 171 aanvullend procesdossier).
22.Het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen kleding en schoenen van verbalisant [verbalisant] d.d. 16 augustus 2016 (doorgenummerde pagina’s 214 tot en met 216, met fotobijlagen, aanvullend procesdossier).
23.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2017.
24.Het proces-verbaal uitslagsporenonderzoek van verbalisant [verbalisant] d.d. 19 augustus 2016 (doorgenummerde pagina’s 212 en 213 aanvullend procesdossier).
25.Het proces-verbaal onderzoek verkoop Puma schoenen van [verbalisant] d.d. 1 september 2016 (doorgenummerde pagina’s 226 tot en met 228, met fotobijlagen aanvullend procesdossier).
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 1 december 2016 houdende onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een diefstal met geweld in Purmerend op 22 februari 2016, opgemaakt door [deskundige]
27.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] d.d. 21 september 2016 (doorgenummerde pagina’s 44 tot en met 48 aanvullend procesdossier).
28.Het proces-verbaal bevindingen gegevens mobiele telefoons van verbalisant [verbalisant] d.d. 2 november 2016 (doorgenummerde pagina’s 309 tot en met 338 aanvullend procesdossier).
29.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie aanvraag reisdocument d.d. 3 februari 2016 (doorgenummerde pagina 104 aanvullend procesdossier).