ECLI:NL:RBNHO:2017:2863

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
15/871465-15 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bagagemedewerker Schiphol in cocaïne-invoerzaak

In deze strafzaak tegen een bagagemedewerker op Schiphol, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne, heeft de rechtbank op 30 januari 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de invoer van de cocaïne. Belangrijke overwegingen waren dat de verdachte niet zelf kon bepalen welke vlucht hij zou lossen en dat hij plausibele verklaringen had gegeven voor het ruilen van zijn dienst. Daarnaast werd opgemerkt dat zijn kijkgedrag in de buurt van de bagagetrolley niet opvallend was en dat het gebruik van privé mobiele telefoons in de bagagekelder niet ongebruikelijk was. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne in de bagagecontainer en dat zijn contacten met medeverdachten niet voldoende bewijs opleverden voor zijn betrokkenheid bij de drugstransport.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871465-15 (P)
Uitspraakdatum: 30 januari 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Hagemeier en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.H. Tiemens, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 22 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1000,3 gram cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine , zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van ongeveer 1000,3 gram cocaïne (zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot
het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feit(en) immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich (meermalen) gedurende langere tijd (te weten respectievelijk tussen (ongeveer)13.28 uur en 13.39 uur en/of tussen (ongeveer) 13.44 uur en 14.02 uur) opgehouden in de omgeving van een bagagecontainer met daarin bagage van de vlucht van Surinam Airways met vluchtnummer PY994 uit Paramaribo, waarin (op een later tijdstip) die cocaine is aangetroffen en/of
- ( daarbij) het afdekzeil van die container opengeslagen
- ( vervolgens) meermalen heeft gekeken in die bagagecontainer (AKE) en/of
- tussen voornoemde tijdstippen meermalen, in elk geval eenmaal gebruik gemaakt van zijn mobiele telefoon voor het voeren van telefoongesprekken en/of het verzenden van berichten en/of foto(s) en/of
- ( daarbij) een of meer foto(s) gemaakt van een of meer douanemedewerker(s) die dan bezig zijn een stuk bagage te controleren en/of
- ( telefonisch) contact gehad met (een) mededader(s) en/of die mededader(s) verzocht om naar Schiphol te komen en/of die mededader(s) gevraagd om hem te helpen en/of (daarbij) tegen die mededader(s) gezegd dat een cateringmedewerker iets aan die mededader(s) zou geven.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte op een andere wijze betrokken is geweest bij de op 22 augustus 2015 aangetroffen zwarte rugtas met cocaïne, dan dat hij de bagagecontainer met deze rugzak heeft vervoerd in het kader van zijn werkzaamheden als bagagemedewerker.
In het dossier bevinden zich geen bewijsmiddelen die op iets anders duiden. Voorop stelt de rechtbank vast dat het niet aan verdachte is geweest te bepalen dat hij op 22 augustus 2015 de vlucht uit Paramaribo zou gaan lossen. De indeling van de rijders en de lossers op een vlucht is op de dag zelf vlak voor de aankomst van de vlucht door de coördinator bepaald. [1] Verdachte heeft voorts voor het feit dat hij op 22 augustus 2015 zijn dienst heeft geruild en het feit dat hij op die dag twee uur voor de aanvang van zijn dienst op Schiphol aanwezig was plausibele verklaringen gegeven.
Op de camerabeelden die de rechtbank ter terechtzitting heeft bekeken, is weliswaar te zien dat verdachte in de nabijheid van de container staat waarin de rugtas met cocaïne zit, maar het kijkgedrag van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet zo opvallend dat de rechtbank daaruit afleidt dat verdachte wist dat in de betreffende container een rugzak met cocaïne zat of dat verdachte de opdracht had om die rugzak te onderscheppen. Tevens is niet gebleken dat het ongebruikelijk is dat de rijders blijven wachten totdat de karren gelost zijn door de lossers. [2]
Op de beelden is verder te zien dat verdachte handelingen verricht met zijn mobiele telefoon en dat hij een selfie maakt met de douaneambtenaren op de achtergrond. Ook al is het gebruik van de privé mobiele telefoon door de werkgever van verdachte op de werkplek van verdachte niet toegestaan, gebleken is dat het gebruik van privé mobiele telefoons in de bagagekelder door medewerkers niet ongebruikelijk is. [3] Op de beelden is ook een andere medewerker te zien die handelingen verricht op zijn mobiele telefoon. Niet gebleken is dat de Kmar daarnaar onderzoek heeft gedaan. Ook heeft verdachte verklaard dat hij wel vaker selfies maakte. Dat verdachte tijdens het lossen van de bagagekarren telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte [medeverdachte 1], die zich gelet op de zendmastgegevens op of in de buurt van Schiphol bevond, draagt evenmin bij aan het bewijs van het ten laste gelegde, omdat uit deze telefoonregistraties niet (zonder meer) kan worden afgeleid dat de medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte spraken over het transport dat in deze zaak aan de orde is. [medeverdachte 1] en verdachte zijn bevriend.
Het feit dat de medeverdachte [medeverdachte 1] op een later moment (30 november 2015) contact heeft gehad met de broer van verdachte waarbij gesproken is over verdachte en dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte op enig moment in de problemen zou zijn gekomen omdat hij ‘iets niet uit een vliegtuig zou hebben gehaald’, is eveneens onvoldoende aanwijzing dat verdachte op de pleegdatum, 22 augustus 2015, betrokkenheid zou hebben bij de invoer van de zwarte rugtas met cocaïne.
Samenvattend zijn alle door de officier van justitie aangevoerde verdachte feiten en omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat verdachte betrokken is geweest bij de invoer van de onderhavige zwarte rugzak met cocaïne.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W. Aardenburg, voorzitter,
mrs. W. Veldhuijzen van Zanten en D. Jironet-Loewe, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.S. Clements,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2016.
Mr. Jironet-Loewe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 7 oktober 2015, dossierpagina 59.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], dossierpagina 74
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], dossierpagina 77; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], dossierpagina 52.