ECLI:NL:RBNHO:2017:2813
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om handhaving tegen een gedoogplichtbeschikking met betrekking tot de aanleg van een rioolwaterpersleiding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en de Minister van Infrastructuur en Milieu. Eisers, waaronder een besloten vennootschap, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister waarin werd meegedeeld dat hij niet bevoegd was om handhavend op te treden tegen het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) met betrekking tot een gedoogplichtbeschikking. Deze gedoogplicht had betrekking op de aanleg en instandhouding van een rioolwaterpersleiding in de gemeente Uitgeest. Eisers stelden dat de werkzaamheden in strijd waren met de gedoogplicht en vroegen om handhaving.
De rechtbank overwoog dat de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de rioolwaterpersleiding al waren afgerond op het moment dat eisers hun beroep instelden. Hierdoor was het voor eisers niet meer mogelijk om hun doel, het stilleggen van de werkzaamheden, te verwezenlijken. De rechtbank concludeerde dat eisers geen rechtens te honoreren belang hadden bij de beoordeling van hun beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank benadrukte dat de bevoegdheid van de Minister om een gedoogplichtbeschikking op te leggen niet automatisch met zich meebrengt dat hij ook handhavend kan optreden tegen afwijkingen van deze beschikking. De rechtbank concludeerde dat er geen wettelijke basis was voor handhaving in deze situatie, en dat de gedoogplicht uitsluitend verplichtingen aan eisers oplegde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.