ECLI:NL:RBNHO:2017:2425

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3228
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor reclamemast op sportpark in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Uptown Advertising B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland. Eiseres, Uptown Advertising B.V., had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een reclamemast met scorebord op het sportpark Kalverhoek nabij Wijdewormer. Het college heeft deze aanvraag geweigerd, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met het bestemmingsplan, dat een maximale hoogte van 10 meter voor bouwwerken op die locatie toestaat. Eiseres heeft tegen deze weigering beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag niet voldoet aan de eisen van het bestemmingsplan, omdat de gevraagde reclamemast een hoogte van 25 meter heeft en daarmee de toegestane hoogte overschrijdt. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de voorgenomen reclame-uitingen niet kunnen worden aangemerkt als perceelsgebonden handelsreclame, omdat de bedrijven die op de reclamemast willen adverteren geen relatie hebben met de sportvereniging Odiz Frogs, die op het sportpark is gevestigd. De rechtbank heeft de stelling van eiseres verworpen dat de situatie niet verschilt van de eerder verleende vergunning in 2009, omdat de huidige aanvraag een wezenlijk andere opzet heeft.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college terecht heeft geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen, omdat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan en er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/3228

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2017 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Uptown Advertising B.V., te Heiloo, eiseres

(gemachtigde: mr. M.W. van der Hulst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een reclamemast met scorebord op het sportpark Kalverhoek nabij Zuiderweg 72 te Wijdewormer.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden A.E.J. Debie en E. Kluijskens. De raad van de gemeente Wormerland heeft zich laten vertegenwoordigen door E.C.R. Bressers.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1.1
Op 10 februari 2009 heeft verweerder aan eiseres een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een reclameobject (scorebord en sponsorreclame) op het sportpark Kalverhoek nabij Zuiderweg 72 van 10 meter hoog.
1.2.
Ter vervanging van de op 10 februari 2009 vergunde reclamemast met scorebord heeft eiseres op 11 september 2014 een omgevingsvergunning aangevraagd. Het bouwplan voorziet in een reclamemast van 25 meter hoog.
2.1
Op grond van het ten tijde van belang geldende bestemmingsplan “Landelijk Gebied” (het bestemmingsplan) rusten op het perceel de bestemmingen “Doeleinden van sport en recreatie” met aanduiding “I”.
Op grond van artikel 18.1.1, onder a, van het bestemmingsplan zijn de op de kaart voor “Doeleinden van sport en recreatie” met aanduiding “I” aangewezen gronden bestemd voor:
een sportveldencomplex, met daarbijbehorende gebouwen ten behoeve van een sportveldencomplex, een jachthaven, een golfbaan en een paardrijvereniging, terreinen, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en dammen.
Op grond van artikel 18.2.2, onder b geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dat de hoogte ten hoogste 10 meter mag bedragen.
Op grond van artikel 42.1 van het bestemmingsplan is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken en te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met gegeven bestemmingen.
Op grond van artikel 42.3 aanhef en onder f wordt tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in lid 42.1, in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
2.2
In de aanvraag heeft eiseres aangegeven dat de voorgenomen werkzaamheden in strijd zijn met de regels voor ruimtelijke ordening, omdat de bouwhoogte 25 meter wordt in plaats van de toegestane 10 meter en dat er handelsreclame wordt gevoerd om onder andere sponsorgelden te genereren voor honk- en softbalvereniging Odiz Frogs.
Na het verlenen van de omgevingsvergunning in 2009 werd gesteld dat de vergunning (alsnog) in strijd zou zijn met het bestemmingsplan, omdat sprake zou zijn van niet-perceelsgebonden handelsreclame. Eiseres voert aan dat zij, hoewel het gebruik dat beoogd wordt met de huidige aanvraag naar haar mening niet anders is dan bij de in 2009 verleende vergunning en daarmee niet in strijd is met het bestemmingsplan, voor dit onderdeel om die reden in de aanvraag heeft verzocht om af te wijken van het bestemmingsplan.
2.3
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Verweerder heeft geen gebruik kunnen maken van de bevoegdheid neergelegd in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en onderdeel 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), omdat de gemeenteraad heeft geweigerd een verklaring van geen bedenkingen af te geven, zo volgt uit het bestreden besluit.
2.4
Eiseres betwist echter dat sprake is van een met het bestemmingsplan strijdig gebruik van gronden of bouwwerken. Anders dan verweerder stelt, is geen sprake van niet-perceelsgebonden handelsreclame. Het begrip niet-perceelsgebonden handelsreclame is in het bestemmingsplan niet gedefinieerd. Omdat in de op 10 februari 2009 verleende vergunning is gesteld dat sponsorreclame niet in strijd is met het bestemmingsplan, gaat eiseres ervan uit dat sponsorreclame kan worden aangemerkt als perceelsgebonden reclame. Voor de vraag of sprake is van (niet-)perceelsgebonden handelsreclame is niet relevant dat de bedrijven die reclame-uitingen op het bord plaatsen, conform met Odiz Frogs gemaakte afspraken, aan eiseres betalen en niet aan Odiz Frogs. De gevraagde mast dient geen ander doel dan die waarvoor op 10 februari 2009 omgevingsvergunning is verleend, te weten het sponsoren van Odiz Frogs door het beschikbaar stellen van geld aan Odiz Frogs in ruil voor het plaatsen van reclame.
2.5
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat van perceelsgebonden handelsreclame geen sprake is, omdat de bedrijven die reclame-uitingen op het bord willen zetten betalen aan eiseres en niet aan Odiz Frogs. Er is daarom geen enkele relatie tussen eiseres en de reclamemast en de op het perceel gevestigde sportvereniging Odiz Frogs. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, hoewel in het bestemmingsplan geen definitie is gegeven van niet-perceelsgebonden handelsreclame, kan worden betoogd dat daaronder in elk geval valt handelsreclame op een perceel ten behoeve van een bedrijf dat elders is gevestigd. Perceelsgebonden handelsreclame is gelet daarop dus reclame op een perceel van het bedrijf dat daar ook is gevestigd. Sponsorreclame valt ook onder perceelsgebonden handelsreclame. Over het algemeen heeft sponsorreclame de volgende kenmerken:
- reclame-uitingen beperkt tot en gericht op een sportpark;
- de bedrijven die reclame maken sponsoren de sportvereniging. In ruil daarvoor mogen deze bedrijven reclame op het sportpark plaatsen. Sponsoring is namelijk het beschikbaar stellen van financiële middelen aan sporters of aan andere organisaties met de afspraak om als tegenprestatie reclame of publiciteit voor de sponsor te verzorgen. Verweerder heeft in dat kader verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 21 oktober 2010 (ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2951). Verweerder stelt zich op het standpunt dat in dit geval geen sprake is van sponsorreclame, omdat de reclame-uitingen niet (of nauwelijks) gericht zijn op en zichtbaar zijn vanaf het sportpark. Het gaat bovendien om reclame ten behoeve van bedrijven of producten waarvan niet is gesteld of gebleken dat zij enigerlei relatie hebben met de sportvereniging. De bedrijven die de reclame plaatsen betalen rechtstreeks aan eiseres. Slechts een beperkt deel van deze inkomsten gaat naar Odiz Frogs zelf. Het gebruik is daarmee grotendeels commercieel/bedrijfsmatig en in strijd met de bestemming.
Verweerder volgt eiseres niet in haar stelling dat er geen verschil bestaat met de in 2009 vergunde situatie. In 2009 is vergunning verleend voor een scorebord met sponsorreclame, welk gebruik als passend binnen het bestemmingsplan werd beoordeeld. De onderhavige mast is hoger dan op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, waarmee is beoogd niet-perceelsgebonden handelsreclame te voeren bedoeld om gezien te worden vanaf de A7 en daarmee niet gelijk aan de aanvraag waarvoor in 2009 vergunning is verleend.
2.6
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van niet-perceelsgebonden handelsreclame. In de aanvraag staat immers dat beoogd is op de reclamepaal handelsreclame te voeren, onder andere om sponsorgelden te genereren voor honk- en softbalvereniging Odiz Frogs. Verweerder heeft zich (mede) gelet op de bewoordingen van de aanvraag op het standpunt kunnen stellen dat niet is uitgesloten dat met die aanvraag ook andere reclame dan sponsorreclame en daarmee andere reclame dan perceelsgebonden handelsreclame is beoogd. De enkele stelling van eiseres in beroep dat geen wijziging ten opzichte van de in 2009 vergunde reclamemast is beoogd, kan aan verweerders terechte constatering niet afdoen. Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat niet (louter) is beoogd reclame te maken voor bedrijven die ook op het perceel zijn gevestigd. Bovendien is van belang dat de beoogde reclame-uitingen, hetgeen door eiseres ter zitting desgevraagd is bevestigd, niet zijn beperkt tot en niet gericht zijn op het sportpark, maar de aanvraag juist voorziet in een reclamemast die zichtbaar is vanaf de A7. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de bedrijven die op de reclamemast reclame (gaan) maken de sportverenging sponsoren. Eiseres heeft ter zitting in dat verband desgevraagd verklaard dat zij de grond waar de reclamemast is beoogd op dit moment huurt van Odiz Frogs voor een bedrag van € 12.500 per jaar en dat zij zelf zoekt naar bedrijven die op de reclamemast willen adverteren. Eiseres heeft ter zitting verder verklaard dat de betalingsconstructie bij het realiseren van deze reclamemast anders zal zijn, in die zin dat de bedrijven die reclame-uitingen willen plaatsen rechtstreeks aan Odiz Frogs betalen en dat Odiz Frogs vervolgens een bedrag afdraagt aan eiseres. Deze enkele (gedeeltelijke) wijziging van de geldstroom, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor de conclusie dat er tussen de bedrijven en Odiz Frogs een relatie bestaat en dat de bedoelde bedrijven– gelet op de huidige betaalconstructie – Odiz Frogs ook daadwerkelijk sponsoren.
Verweerder heeft zich gelet hierop terecht op het standpunt gesteld dat de bedrijven die op de reclamemast (gaan) adverteren geen enkele relatie hebben met Odiz Frogs en dat om die reden niet gesproken kan worden van sponsorreclame en dat daarom geen sprake is van (uitsluitend) perceelsgebonden handelsreclame.
2.7
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, zowel voor wat betreft de hoogte van het bouwwerk als voor wat betreft het gebruik daarvan.
3.1
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 3o, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Op grond van artikel 2.20a, van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor voor het verlenen van de omgevingsvergunning een verklaring is vereist als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, de omgevingsvergunning voor die activiteit geweigerd indien de verklaring is geweigerd.
Op grond van artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo wordt in bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft.
Op grond van artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onderdeel 3˚, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft.
3.2
Bij besluit van 10 mei 2016 heeft de raad geweigerd een verklaring van geen bedenkingen af te geven, omdat het bouwplan in strijd is met het gemeentelijk ruimtelijk beleid, waarna verweerder het bestreden besluit heeft genomen.
3.3
In artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 6.5, eerste lid, van het Bor, is bepaald dat indien sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onderdeel 3˚, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, niet wordt verleend, dan nadat de raad heeft verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben. De inhoud van het besluit van de raad wordt in het besluit omtrent de omgevingsvergunning verwerkt. Dit betreft niet alleen de verlening van een verklaring van geen bedenkingen, maar ook de weigering van de raad om de verklaring van geen bedenkingen te verlenen. De rechtmatigheid van het besluit omtrent de verklaring van geen bedenkingen wordt getoetst in het kader van het beroep tegen het besluit inzake de omgevingsvergunning.
3.4
Eiseres voert aan dat verweerder de gevraagde omgevingsvergunning ten onrechte heeft geweigerd. Zij stelt daartoe dat de gevraagde reclamemast is beoogd op gronden waaraan in de op 21 oktober 2014 vastgestelde Structuurvisie Wormerland 2025 (de structuurvisie) een recreatieve functie is toegekend. Omdat ten tijde van de vergunning van 10 februari 2009 een vergelijkbare recreatieve functie aan de gronden was toegekend en op dat moment het reclameobject met sponsorreclame ook niet strijdig was met het structuurplan, past ook de gevraagde mast binnen de kaders van de structuurvisie. Daarbij is van belang dat met de aanvraag geen gebruikswijziging is beoogd, de mast is alleen hoger.
Eiseres wijst er verder op dat over het gehele sportpark sprake is van met de aanvraag vergelijkbare sponsorreclame. Langs de provinciale weg staan verder een stadsplattegrond met commerciële niet-perceelgebonden handelsreclame en een bord van McDonald’s. Ook AZ wil langs het sportpark Kalverhoek bij de A7 een reclamemast plaatsen. Als een reclamemast voor AZ wordt toegestaan binnen de functie “recreatie” en gebied “Wijdewormer”, dan is ook een reclamemast ten behoeve van Odiz Frogs toegestaan.
Eiseres stelt verder dat het scorebord zoals dat is aangevraagd, anders dan verweerder stelt, zichtbaar zal zijn vanaf het sportveld van Odiz Frogs. Het daartoe noodzakelijke kappen en snoeien van bomen zal plaatsvinden op het moment dat het scorebord door Odiz Frogs in gebruik zal worden genomen.
3.5.
Verweerder heeft ter motivering van het bestreden besluit gesteld dat de reclamemast is beoogd op gronden die in de op 21 oktober 2014 door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie zijn aangewezen voor de functie “recreatie” en een reclamemast binnen die functie niet past. De mast is verder beoogd in de Wijdewormer, een gebied waar de agrarische en duurzame droogmakerij centraal staat. In het verweerschrift heeft verweerder nader gemotiveerd dat van sponsorreclame geen sprake is en de reclamemast geen enkele relatie heeft met de recreatieve functie voor de locatie uit de structuurvisie, noch met de aanduiding “recreatie” uit het structuurplan Wormerland, vastgesteld op 19 november 2002. Sponsorreclame is ondersteunend aan de sport/recreatiefunctie en om die reden toegestaan; bij commerciële, niet-perceelsgebonden handelsreclame, zoals hier aan de orde, is daarvan geen sprake, aldus verweerder. Verweerder stelt verder dat voor zover eiseres wijst op vergelijkbare langs de sportvelden aanwezige sponsorreclame, van gelijke gevallen geen sprake is, omdat de onderhavige aanvraag niet ziet op sponsorreclame. Verweerder wijst er verder op dat geen rechten kunnen worden ontleend aan het beleid van andere gemeenten en dat voor een reclamemast bij AZ nog geen ontvankelijke aanvraag is ingediend.
3.6
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een verklaring van geen bedenkingen heeft kunnen weigeren. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige aanvraag niet voorziet in perceelsgebonden handelsreclame, daaronder begrepen sponsorreclame. Nu van een relatie tussen de gevraagde reclamemast en de gronden waarop deze is beoogd, te weten die van Odiz Frogs, geen sprake is, kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat de reclamemast niet past binnen de functie “recreatie” als bedoeld in de structuurvisie . Hetgeen eiseres in dit kader voorts heeft aangevoerd behoeft gelet hierop geen nadere bespreking.
4.1
Eiseres beroept zich op het gelijkheidsbeginsel en stelt in dat verband dat er binnen het werkingsgebied van hetzelfde bestemmingsplan is meegewerkt aan een afwijking van de op grond van het bestemmingsplan toegestane bouwhoogte. Zij wijst in dat verband op de bouw van een hotel van 12 meter hoog ten noorden van het sportpark Kalverhoek, de reclamemast voor AZ nabij Kalverhoek en de mast bij de Burger King.
Eiseres betoogt verder dat de in 2009 verleende omgevingsvergunning mogelijkheden biedt om de huidige mast in andere afmetingen en verhoudingen uit te voeren omdat bij die aanvraag ook tekeningen zijn gevoegd en afgestempeld van masten met afwijkende metingen en verhoudingen.
4.2
Met verweerder, in reactie op hetgeen in beroep door eiseres is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat van gelijke gevallen geen sprake is. Daartoe is redengevend dat niet is gebleken dat voor het hotel nabij Kalverhoek en de reclamemast bij AZ een omgevingsvergunning is verleend. Ook de mast bij de Burger King is met de gevraagde mast niet vergelijkbaar nu de mast bij Burger King wordt gebruikt voor het maken van reclame van de aldaar gevestigde Burger King en daarom sprake is van perceelsgebonden handelsreclame. Bovendien kan een hotel niet gelijk worden gesteld met de aangevraagde reclamemast. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
4.3
Met verweerder in het verweerschrift is de rechtbank verder van oordeel dat de in 2009 verleende vergunning conform de aanvraag, met een hoogte van tien meter, is verleend. Daarbij geldt temeer dat op de aanvraag is aangetekend dat wordt verzocht om een vergunning passend binnen de voorschriften. De omstandigheid dat bij de aanvraag mogelijk voorbeeldtekeningen zijn gevoegd van andere, hogere reclamemasten, maakt niet dat de bestaande mast in afwijking van de vergunning en in strijd met het bestemmingsplan kan worden gerealiseerd.
5. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder, gelet op artikel 2.20a van de Wabo, de omgevingsvergunning terecht geweigerd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.