Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
Gezien het voorgaande acht de rechtbank niet overtuigend bewezen dat verdachte dit onderdeel van ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
Verdachte wordt gezien de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling, verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De psycholoog meent dat, mede op grond van de behandelresultaten tot op heden en de nog beperkte toegankelijkheid van betrokkene, een langer durende behandeling van betrokkene bij de GGZ Noord-Holland Noord noodzakelijk is. Volgens de psycholoog bestaat het risico dat de behandeltrouw van betrokkene op de langere termijn zou kunnen afnemen, zeker wanneer er veranderingen in zijn persoonlijke situatie plaatsvinden die hem de indruk zouden kunnen doen geven dat zijn problemen zijn opgelost. Gezien de grote sociaalmaatschappelijke opgaven die er in het verschiet liggen voor betrokkene, acht de psycholoog het belangrijk dat er langer durend toezicht vanuit de reclassering plaatsvindt, teneinde zicht te houden op de wijze waarop de ontwikkelingen plaatsvinden en daar waar nodig tijdig te kunnen interveniëren.
Gezien de onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling adviseert de psychologisch deskundige het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
– zakelijk weergegeven – onder meer in dat betrokkene sinds oktober 2015 in behandeling is bij GGZ Noord-Holland Noord. Betrokkene is gemotiveerd en toont inzet. De behandeling lijkt echter wel enigszins te stagneren, omdat er nog veel onzekerheden en zorgen zijn, onder meer over de uitspraak in de strafzaak. Wanneer er een uitspraak is, kan de behandeling zich gaan richten op zijn toekomst. De reclassering adviseert om aan betrokkene een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Alkmaar, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij het toezicht wordt uitgevoerd door de volwassenenreclassering. Voorts adviseert de reclassering om aan betrokkene een langdurige meldplicht op te leggen aangezien niet wordt verwacht dat de gewenste doelen binnen een termijn van twee jaar behaald zijn. Daarnaast wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat betrokkene de behandelverplichting ambulante behandeling bij Divisie Forensische Poli, afdeling van GGZ Noord-Holland Noord dient af te ronden en zich dient te houden aan aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven. Indien aan betrokkene een gevangenisstraf wordt opgelegd, is de reclassering van mening dat plaatsing in een justitiële jeugdinrichting het meest passend is voor betrokkene gezien de discrepantie tussen de kalenderleeftijd en zijn ontwikkelingsniveau.
Dit heeft gevolgen voor de op te leggen straf, nu het sanctieregime voor minderjarigen een ander karakter heeft dan het volwassenenstrafrecht.
Tegelijkertijd heeft het gebeuren grote impact gehad op verdachte en zijn ouders. Na het plaatsvinden van de feiten heeft verdachte zijn ouderlijk huis en het dorp waar hij is opgegroeid, verlaten. Hij gestopt met zijn opleiding en heeft hij zijn baan in zijn woonplaats opgegeven.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande – mede in aanmerking genomen dat verdachte reeds gedurende langere tijd behandeling volgt – van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van de op drie jaren gestelde proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarbij acht de rechtbank een meldplicht bij de reclassering en het voortzetten van de ambulante behandeling bij de GGZ Noord-Holland Noord noodzakelijk. Deze voorwaarden zullen aan de voorwaardelijke straf worden verbonden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid opleggen. De hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking genomen, acht de rechtbank een taakstraf van na te noemen aantal uren op zijn plaats.
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
€ 2.088,94 en de immateriële schade tot een bedrag van € 7.500,- toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over een bedrag van € 9.143,66 vanaf 18 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Uit de door de raadsvrouw van de benadeelde partij overgelegde schadestaat volgt dat de benadeelde partij geen wettelijke rente vordert over de toekomstige materiële schade.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
6 (zes) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
3 (drie) jaren.
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- zich uiterlijk zeven dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Alkmaar op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar, waarna de veroordeelde zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- de reeds gestarte behandeling bij de Divisie Forensische Poli, afdeling van GGZ Noord-Holland Noord, gericht op zijn persoonlijkheidsproblematiek, voltooit, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling zullen worden gegeven.
140 (honderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
70 (zeventig) dagenjeugddetentie.
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 9.588,94 (negenduizend vijfhonderdachtentachtig euro en vierennegentig cent), bestaande uit € 2.088,94 ter vergoeding van geleden materiële schade en € 7.500,00 ter vergoeding van geleden immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 9.143,66 vanaf 18 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 9.588,94 (negenduizend vijfhonderdachtentachtig euro en vierennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 9.143,66 vanaf 18 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
82 (tweeëntachtig) dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.