Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van de procedure
2.Wettelijk kader
3.De standpunten
- primair gepersisteerd bij het in het verzoekschrift verzochte;
- subsidiair verzocht om aanhouding tot na uitspraak van het Hof Amsterdam in de Ganzenhoef-zaken.
- met uitzondering voor wat betreft de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift, op die grond reeds niet kan worden toegekomen aan toewijzing van het verzochte;
- het betoog dat de vergoeding door de politie als werkgever een
- immers, aangenomen dat artikel 5 lid 3 van de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie (hierna: de Regeling) voor de politiemedewerker een verplichting inroept tot indiening van een verzoekschrift ex artikel 591a Sv (ECLI:NL:GHSHE:2014:4602), dan:
- ontslaat dit de rechtbank niet van toepassing van het juiste toetsingskader (de billijkheidtoets) en een onafhankelijke beoordeling van het verzoekschrift;
- is het niet billijk dat de verzochte vergoeding wordt toegekend, omdat:
- het – indien jegens een politieman een verdenking is ontstaan, dat deze (net) over het randje van het strafrechtelijke toelaatbare is gegaan – in beginsel passend is dat de werkgever de door die politieman gemaakte kosten wegens rechtsbijstand vergoedt;
- begrijpelijk is dat de politie als werkgever daarbij de voorwaarde stelt dat, indien de kosten rechtsbijstand op een ander kunnen worden verhaald, restitutie van de vergoeding plaatsvindt, maar dat de vermoedelijk bij de politie bestaande
beslissingniet moet afstemmen op de
verwachtingvan de politie, maar de politie wellicht de verwachting moet bijstellen en niet zonder meer van de medewerker moet verlangen dat een verzoek ex artikel 591a Sv wordt ingediend.