ECLI:NL:RBNHO:2017:1671

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2017
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
15/700259-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging in verkeerszaak na ongeval met motorrijder

Op 3 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 15 april 2015 op de Rijksweg A7. De verdachte, bestuurder van een personenauto, werd beschuldigd van het veroorzaken van een ongeval met een motorrijder, waarbij de motorrijder ernstig gewond raakte. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, die met een snelheid van maximaal 83 kilometer per uur reed, niet in staat was om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen door plotselinge filevorming op de afrit. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte, net als andere weggebruikers, werd verrast door de verkeerssituatie en dat hij handelde zoals van hem verwacht mocht worden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit en ontslagen van alle rechtsvervolging voor het subsidiair ten laste gelegde feit, dat wel bewezen werd verklaard, maar niet strafbaar was. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit zouden uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700259-15 (P)
Uitspraakdatum: 3 maart 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 februari 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonplaats].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.H.S. Ayre en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 15 april 2015 te Berkhout, gemeente Koggenland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten, een personenauto, merk Seat, type Cordoba), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A7 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, op de weg te rijden op (een) zodanige wijze
dat hij, verdachte, niet in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is verdachte, terwijl hij ter plaatse bekend is en/of ter plaatse tijdelijke verkeersmaatregelen van kracht waren in verband met wegwerkzaamheden,
- ( gelet op de omstandigheden) met (te) hoge en/of onverminderde snelheid op/naar en/of in de richting van de uitvoegstrook/afrit (richting Hoorn-Noord/Enkhuizen) (af)gereden en/of heeft hij (aldus rijdende) meerdere waarschuwingsborden (attenderende op wegwerkzaamheden en/of filevorming op voornoemde uitvoegstrook/afrit) niet (tijdig) opgemerkt en/of genegeerd, en/of (vervolgens)
- is hij, verdachte, die uitvoegstrook/afrit opgereden/ingeslagen, alwaar op dat moment een file stond, althans langzaam en/of stilstaand verkeer aanwezig was, die/dat hij, verdachte, (vervolgens) op korte afstand en/of met (te) hoge en/of onverminderde snelheid naderde/tegemoet reed, en/of (vervolgens/dientengevolge)
- is hij, verdachte, met een uitwijkende manoeuvre de vluchtstrook opgereden/ingeslagen, en/of (vervolgens)
- is hij, verdachte, niet in een staat geweest een op die vluchtstrook rijdende motorfietser (te weten [slachtoffer]), die voor verdachte reed, te ontwijken,
waarna een botsing gevolgd is tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en voornoemde motorfietser, waardoor die motorfietser zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken (rechter) bovenbeen en/of een gebroken (linker) sleutelbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 april 2015 te Berkhout, gemeente Koggenland, als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Cordoba), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A7, op zodanige wijze op de weg heeft gereden dat hij, verdachte, niet in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is verdachte, terwijl hij ter plaatse bekend is
en/of ter plaatse tijdelijke verkeersmaatregelen van kracht waren in verband met wegwerkzaamheden,
- ( gelet op de omstandigheden) met (te) hoge en/of onverminderde snelheid op/naar en/of in de richting van de uitvoegstrook/afrit (richting Hoorn-Noord/Enkhuizen) (af)gereden en/of heeft hij (aldus rijdende) meerdere waarschuwingsborden (attenderende op wegwerkzaamheden en/of filevorming op voornoemde uitvoegstrook/afrit) niet (tijdig) opgemerkt en/of genegeerd, en/of (vervolgens)
- is hij, verdachte, die uitvoegstrook/afrit opgereden/ingeslagen, alwaar op dat moment een file stond, althans langzaam en/of stilstaand verkeer aanwezig was, die/dat hij, verdachte, (vervolgens) op korte afstand en/of met (te) hoge en/of onverminderde snelheid aderde/tegemoet reed, en/of (vervolgens/dientengevolge)
- is hij, verdachte, met een uitwijkende manoeuvre de vluchtstrook opgereden/ingeslagen, en/of (vervolgens)
- is hij, verdachte, niet in een staat geweest een op die vluchtstrook rijdende motorfietser (te weten [slachtoffer], die voor verdachte reed, te ontwijken,
waarna een botsing gevolgd is tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en voornoemde motorfietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 15 april 2015 heeft op de afrit van de Rijksweg A7 richting Hoorn-Noord/Enkhuizen een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een motorrijder en een auto. Verdachte bestuurde op dat moment de auto. Door het verkeersongeval is de motorrijder ernstig gewond geraakt aan zijn bovenbeen, rug en sleutelbeen.
Of aan de zijde van verdachte sprake is van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) betreft een juridische beoordeling van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen - waaronder is begrepen het aan het slachtoffer aangedane leed - van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer gedragsregels in het verkeer, kan afgeleid worden dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW.
Op grond van de inhoud van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden bestaat de Rijksweg A7 uit een vluchtstrook en drie rijstroken: twee rijstroken voor het verkeer in de richting van Leeuwarden en een uitvoegstrook bestemd voor het verkeer richting Hoorn Noord en Enkhuizen. In verband met wegwerkzaamheden waren ter plaatse tijdelijke verkeersmaatregelen getroffen en was de maximumsnelheid beperkt tot 90 kilometer per uur. De werkzaamheden vonden plaats bij de aansluiting van de afrit van de A7 met de Westfrisiaweg. Hierdoor konden files ontstaan voor het verkeer dat de afrit gebruikte. Vóór de afrit op de A7 waren twee waarschuwingsborden geplaatst met de tekst “let op! kans op file”.
Verdachte reed op 15 april 2015, omstreeks 16:25 uur, op de A7 en nam de afrit richting Hoorn Noord en Enkhuizen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij voorafgaand aan het nemen van de afrit op de rechterrijbaan reed tussen (vracht-)auto’s waardoor zijn zicht beperkt was en dat hij qua snelheid met het verkeer mee reed. In zijn spiegels en naast zich zag hij dat de afrit vrij was om af te slaan en heeft hij zijn auto naar de uitvoegstrook gestuurd. Na het oprijden van de uitvoegstrook liep het verkeer direct vast en werd hij genoodzaakt een noodremming uit te voeren. Vervolgens is hij de vluchtstrook opgereden in een poging een aanrijding met zijn voorligger, een motorrijder, te voorkomen. Omdat de motorrijder dezelfde uitwijkmanoeuvre uitvoerde, kon verdachte hem niet meer ontwijken en is hij tegen de motorrijder gebotst. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte, die strookt met de bevindingen in het dossier, aannemelijk. Het [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de afslag nam, dat het verkeer voor hem ging remmen en dat hij zijn motor naar de vluchtstrook stuurde om een aanrijding met zijn voorligger te voorkomen. [getuige] reed op de afrit en achter hem reed een busje en daarachter de motorrijder. Deze getuige heeft verklaard dat hij op het moment dat hij de afrit nam, zag dat er een file stond, dat hij behoorlijk hard moest remmen en voor de zekerheid uitweek naar de vluchtstrook. Er zijn dus meerdere bestuurders geweest die net als verdachte een uitwijkmanoeuvre naar de vluchtstrook hebben gemaakt om een aanrijding met de voorligger te voorkomen. De rechtbank leidt hieruit af dat de verkeersopstopping erg plotseling en moeilijk voorzienbaar was, niet alleen voor verdachte maar ook voor de motorrijder en andere weggebruikers.
Anders dan de officier van justitie stelt, blijkt volgens de rechtbank niet uit het dossier dat verdachte met een te hoge snelheid heeft gereden. Uit het aanvullende proces-verbaal inhoudende Verkeers Ongevals Analyse van 1 december 2016 blijkt dat verdachte voorafgaand aan de noodremming maximaal 83 kilometer per uur heeft gereden. Dit is ruim binnen de ter plaatse maximaal toegestane snelheid van 90 kilometer per uur. Weliswaar hebben enkele getuigen verklaard dat verdachte naar hun inschatting een hogere snelheid dan de toegestane snelheid heeft gereden, maar dit wordt niet door het uitgevoerde technisch onderzoek ondersteund. Dit betekent dat de rechtbank de verklaringen van de getuigen aangaande de snelheid van verdachte niet volgt en uitgaat van het uitgevoerde technisch onderzoek.
Ook de stelling van de officier van justitie dat verdachte zijn snelheid verder had moeten verminderen naar aanleiding van de waarschuwingsborden betreffende filevorming, volgt de rechtbank niet. Op de borden staat dat er een
kansop file bestaat. Dit wil niet zeggen dat er een file
staaten dat men zonder meer langzamer moet gaan rijden dan de reeds op de omstandigheden aangepaste toegestane maximum snelheid van 90 kilometer per uur. Zoals hiervoor is overwogen, reed verdachte maximaal 83 kilometer per uur en acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte, net als enkele bestuurders die voor hem reden, werd verrast door plotseling opkomende filevorming waardoor hij een noodremming heeft moeten uitvoeren en naar rechts is uitgeweken om een aanrijding te voorkomen. De motorrijder zette dezelfde uitwijkmanoeuvre in en de beide voertuigen zijn met elkaar in botsing gekomen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte schuld aan het ongeval draagt in de zin van artikel 6 WVW, nu evenmin aanwijzingen bestaan dat verdachte onder invloed van alcohol of verdovende middelen was en uit technisch onderzoek is gebleken dat verdachte ten tijde van de aanrijding niet aan het bellen was. Of verdachte op dat moment aan het eten was, hetgeen hem door de officier van justitie wordt tegengeworpen, doet niet ter zake nu dit op zichzelf geen verwijtbare gedraging betreft en niet is gebleken dat verdachte zich daardoor heeft laten afleiden.
Dit alles betekent dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 23 april 2015 (dossierpagina’s 40 en 41);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse d.d. 1 juni 2015, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant], [verbalisant], [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant] (dossierpagina’s 8 tot en met 27).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 april 2015 te Berkhout, gemeente Koggenland, als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Cordoba), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A7, op zodanige wijze op de weg heeft gereden dat hij, verdachte, niet in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is verdachte, terwijl hij ter plaatse bekend is
en ter plaatse tijdelijke verkeersmaatregelen van kracht waren in verband met wegwerkzaamheden,
- de uitvoegstrook opgereden, alwaar op dat moment een file stond, en
vervolgens
- met een uitwijkende manoeuvre de vluchtstrook opgereden, en vervolgens
- niet in staat geweest een op die vluchtstrook rijdende motorfietser, te weten [slachtoffer] die voor verdachte reed, te ontwijken, waarna een botsing gevolgd is tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en voornoemde motorfietser, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Zoals hiervoor onder 3.2. is overwogen acht de rechtbank aannemelijk geworden dat verdachte, die minder hard dan de (aangepaste) toegestane maximumsnelheid reed, net als enkele medeweggebruikers werd overvallen door filevorming op de afrit. Verdachte heeft een noodremming ingezet en is – net als een aantal anderen – naar rechts uitgeweken om een aanrijding met zijn voorligger te voorkomen. Verdachte heeft onder de gegeven omstandigheden gedaan wat van hem mocht worden verlangd. Dat de motorrijder op datzelfde moment dezelfde uitwijkmanoeuvre heeft moeten inzetten, heeft helaas alsnog tot een verkeersongeval geleid met ingrijpende gevolgen voor de motorrijder.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte van het ongeval echter geen verwijt worden gemaakt en is sprake van afwezigheid van alle schuld. Dit betekent dat verdachte niet strafbaar is en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat hem daarvoor van alle rechtsvervolging.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Stalenhoef, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 maart 2017.
Mr. I.M. Nusselder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.