ECLI:NL:RBNHO:2017:1583

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
15/821165-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging van verdachte wegens witwassen en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte voor bepaalde feiten die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, met name in Barcelona, Dubai, Malaga, München, Parijs, Rome en Zagreb. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren met Nederland voor deze feiten. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen en gewoontewitwassen, alsook aan deelname aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij zes geldtransporten, waarbij aanzienlijke bedragen, in totaal € 519.660,-, betrokken waren. De verdachte heeft gedurende een periode van ruim een jaar als geldkoerier gefunctioneerd en was betrokken bij het witwassen van criminele gelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn rol als geldkoerier en het feit dat hij niet eerder in Nederland was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/821165-15
Uitspraakdatum: 23 februari 2017
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 09 februari 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- het standpunt van de officier van justitie, mr. M.C. Storm, dat ertoe strekt dat
de rechtbank het tenlastegelegde onder 1 tot en met 3 bewezen zal verklaren en verdachte hiervoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- hetgeen door verdachte en mr. B. Munneke, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:

1.(zaaksdossier 1)

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 december 2015 tot en met 19 december 2015, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-van (een) voorwerp(en), te weten een of meer (verschillende) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden (contant[e] geld(bedrag[en] (totaal ongeveer 1.446.370,-
euro, althans 519.700,= euro, althans een geldbedrag), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of het voorhanden had(den)
en/of
-(een) voorwerp(en), te weten een of meer (verschillende) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden (contant[e] geld(bedrag[en]) (totaal ongeveer 1 .446.070,= euro, althans 519.700,= euro, althans een geldbedrag) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.(zaaksdossier 2)

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 oktober
2014 tot en met 17 december 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Amsterdam en/of in de gemeente Rotterdam en/of in de gemeente Den Haag en/of (elders) in Nederland, en/of te Madrid (Spanje) en/of te Barcelona (Spanje) en/of te Malaga (Spanje) en/of (elders) in Spanje en/of te Brussel (België) en/of (elders) in België en/of te Zürich (Zwitserland) en/of (elders) in Zwitserland en/of te Frankfurt (Duitsland) en/of te
München (Duitsland) en/of (elders) in Duitsland en/of te Rome (Italië) en/of (elders)
in Italië en/of te Parijs (Frankrijk) en/of (elders) in Frankrijk en/of te Zagreb
(Kroatië) en/of (elders) in Kroatië en/of te Dubai en/of te Hong Kong (China) en/of
(elders) in China,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
-van (een) voorwerp(en), te weten een of meer (verschillende) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden (contant[e]) geld(bedrag[en]), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of het voorhanden had(den)
en/of
-(een) voorwerp(en), te weten een of meer (verschillende) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden (contant[e]) geld(bedrag[en]), verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

3.(zaaksdossier 3)

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 09 oktober
2014 tot en met 19 december 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Amsterdam en/of in de gemeente Rotterdam en/of in de gemeente Den Haag en/of (elders) in Nederland, en/of te Madrid (Spanje) en/of te Barcelona (Spanje) en/of te Malaga (Spanje) en/of (elders) in Spanje en/of te Brussel (België) en/of (elders) in België en/of te Zürich (Zwitserland) en/of (elders) in Zwitserland en/of te Frankfurt (Duitsland) en/of te
München (Duitsland) en/of (elders) in Duitsland en/of te Rome (Italië) en/of (elders)
in Italië en/of te Parijs (Frankrijk) en/of (elders) in Frankrijk en/of te Zagreb
(Kroatië) en/of (elders) in Kroatië en/of te Dubai en/of te Hong Kong (China) en/of
(elders) in China,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en één of meer andere mededader(s) en/of één of meer andere natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel
420ter (lid 1) Wetboek van Strafrecht en/of artikel 420bis lid 1 ahf/ond a en/of b
Wetboek van Strafrecht, te weten het plegen van (gewoonte)witwassen, (door [telkens] in/vanuit een of meer plaatsen [in Nederland, Spanje, België, Zwitserland, Duitsland, Italië, Frankrijk, Kroatië en/of Dubai] een of meer [verschillende] [grote] hoeveelheid/hoeveelheden [contant(e)] geld[bedrag(en)], welke -onmiddellijk of middellijk- [mede] afkomstig was/waren uit enig misdrijf, te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of te sealen/te doen sealen en/of in geprepareerde [reis]tas[sen] te stoppen/te doen stoppen en/of te vervoeren/doen vervoeren en/of over te dragen/doen overdragen en/of af te
leveren/doen afleveren naar/in Hong Kong [China]).

2.Voorvragen

2.1
Geldigheid van de dagvaarding.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is.
2.2
Bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten.
2.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie (rechtsmacht)
2.3.1
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat verdachte naar eigen schatting ongeveer 14 of 15 keer geld naar Hong Kong heeft vervoerd. Om verdachte, die de Argentijnse nationaliteit bezit, in Nederland te kunnen vervolgen voor gewoontewitwassen vanwege al die geldtransporten, moet komen vast te staan dat niet alleen verdachte maar ook Nederland daarbij steeds op enigerlei wijze betrokken is geweest; oftewel dat een deel van de gedragingen tijdens ieder geldtransport van verdachte in Nederland heeft plaatsgevonden. Voor die geldtransporten waarvoor dat niet (voldoende) vaststaat, heeft Nederland geen rechtsmacht en kan de officier van justitie verdachte dus niet vervolgen. Dit geldt volgens de raadsman in ieder geval voor zover deze feiten in Barcelona, Malaga, Rome, Parijs en Zagreb zijn gepleegd. Een zelfde verweer heeft de raadsman gevoerd met betrekking tot de onder 3 tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie.
2.3.2
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de rechtsmacht beoordeeld dient te worden op grondslag van de tenlastelegging. Indien naast plaatsen in Nederland ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van artikel 2 Wetboek van Strafrecht (Sr) vervolging van dat strafbare feit, ongeacht de nationaliteit van de verdachte, in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden. Nu ten laste is gelegd dat de feiten zijn gepleegd in Nederland en op verschillende plaatsen elders in de wereld, is volgens de officier van justitie de Nederlandse strafwet van toepassing, zodat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en het verweer van de raadsman dient te worden verworpen.
2.3.3
Beslissing ten aanzien van de ontvankelijkheid
De rechtbank stelt voorop dat zich niet één van de situaties als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 8 Sr voordoet. Onderzocht dient te worden of rechtsmacht bestaat op grond van artikel 2 Sr. Ingevolge art. 2 Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Volgens vaste jurisprudentie kunnen gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden op grond van artikel 2 Sr ook in Nederland worden vervolgd, mits deze gedragingen deel uitmaken van een strafbaar feit dat zowel in Nederland als in het buitenland is gepleegd (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6328). De rechtsmacht geldt in dat geval voor het gehele feitencomplex.
Om rechtsmacht te kunnen aannemen moet het dus gaan om feiten die op grond van de tenlastelegging en bewezenverklaring van hetzelfde feitencomplex deel uitmaken.
Op grondslag van de tenlastelegging (onder 2 en 3), die inhoudt dat de tenlastegelegde gedragingen behoudens te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en/of (elders) in Nederland, tevens in plaatsen buiten Nederland zijn begaan, geldt als uitgangspunt dat de Nederlandse strafwet van toepassing is op alle tenlastegelegde gedragingen.
Bij de beantwoording van de formele en materiele vragen van het onder feit 2 tenlastegelegde (gewoonte)witwassen (impliciet primair/subsidiair)is de rechtbank echter tot de conclusie gekomen dat van de verschillende geldtransporten waarop het onderhavige dossier ziet, niet gezegd kan worden dat deze gezamenlijk deel uitmaken van één en hetzelfde feitencomplex. Het betreffen immers telkens verschillende, afzonderlijke feitencomplexen.
Ten aanzien van de gedragingen, tenlastegelegd onder 2, die zich in het buitenland hebben voorgedaan en waarvan de rechtbank hierna tot een bewezenverklaring komt, is de rechtbank van oordeel dat deze steeds behoren tot een feitencomplex, waarvan zich onderdelen ook in Nederland hebben voorgedaan, en waarbij dus sprake is van een voldoende aanknopingspunt met Nederland. Dit geldt voor de handelingen ten aanzien van de geldtransporten die hebben plaatsgevonden in/van/naar Amsterdam, Brussel, Frankfurt, Hong Kong, Madrid, Rotterdam, Schiphol en Zürich [1] .
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voor de overige geldtransporten waarbij geld zou zijn witgewassen, geen danwel onvoldoende aanknopingspunten zijn met Nederland om rechtsmacht te kunnen aannemen, zodat de officier van justitie met betrekking tot die transporten - die hebben plaatsgevonden in/van/naar Barcelona, Dubai, Malaga, München, Parijs, Rome en Zagreb - niet-ontvankelijk is in de vervolging. De enkele omstandigheid dat de verschillende geldtransporten (impliciet primair) als
gewoontewitwassen zijn tenlastegelegd kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot een uitbreiding van de rechtsmacht met betrekking tot ook die gedragingen die deel uitmaken van uitsluitend buiten Nederland gepleegde witwasfeiten.
Aangezien onder 3 de deelneming aan een criminele organisatie ten laste is gelegd die als oogmerk heeft het plegen van (gewoonte)witwassen en waarbij de deelneming bestaat uit het –kort gezegd- sealen en verpakken en vervoeren van misdrijfgeld, aldus het uitvoeren van de geldtransporten, geldt ten aanzien van de rechtsmacht voor de onder 3 tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie, hetzelfde.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de onder 2 en 3 tenlastegelegde gedragingen in Barcelona, Dubai, Malaga, München, Parijs, Rome en Zagreb.
2.4
Schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.2
Bewijsmotivering
De hoogte van het geldbedrag (feit 1)
Met betrekking tot de hoogte van het bedrag dat door verdachte en zijn mededaders is witgewassen bij feit 1, baseert de rechtbank haar oordeel op het volgende:
Op 19 december 2015 zijn er tijdens de doorzoeking van de hotelkamer 428 (die op naam van verdachte stond) in het Crowne Plaza Hotel te Amsterdam twee leren tassen met respectievelijk € 250.040,- en € 250.000,- aangetroffen. Verdachte heeft hieromtrent verklaard dat hij wist dat er € 500.000,- in zijn hotelkamer lag en dat hij dit geld heeft gekregen van medeverdachte [medeverdachte 1] Tevens heeft hij van [medeverdachte 1] een notitieblaadje van het Crowne Plaza Hotel gekregen waarop twee berekeningen zijn gemaakt die ieder op € 250.000,- uitkomen (DOC-007). Voor de hoogte van het bedrag zal de rechtbank daarom uitgaan van die 2x € 250.000,-, zijnde in totaal € 500.000,-, en geen rekening houden met het feit dat er € 40,- meer is aangetroffen.
Voorts is bij de aanhouding van verdachte een geldbedrag van in totaal € 19.660,- aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat dit zijn eigen geld was. De rechtbank acht die verklaring niet aannemelijk nu verdachte deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Bovendien heeft verdachte direct afstand gedaan van dit bedrag. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij voor ieder geldtransport commissie ontvangt. Uit chatgesprekken die hebben plaatsgevonden vlak voor de aanhouding van verdachte, kan worden afgeleid dat verdachte € 20.000,- als commissie heeft ontvangen. [medeverdachte 2] , contactpersoon van zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] , geeft in een ping-bericht richting [verdachte] / [verdachte] aan dat hij de pin van [verdachte] zo aan [medeverdachte 1] gaat geven, zodat “hij u 20.000 overhandigt.” Kort hierna pingt [verdachte] / [verdachte] aan [medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] : “dag broer, kamer 428”, waarop [medeverdachte 1] vraagt: “Kan je de spullen naar mijn kamer brengen”. Hierop antwoordt [verdachte] / [verdachte] : “ik kom”. Gelet op deze omstandigheden en het feit dat verdachte zijn verklaring dat het geld aan hem zou toebehoren, niet heeft onderbouwd, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte dit bedrag als commissie voor zijn koeriersdiensten heeft ontvangen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het geldbedrag (€ 926.370,-) dat op de hotelkamer van [medeverdachte 3] is aangetroffen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte 3] elkaar kenden. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van het feit dat – naast het geldbedrag op zijn kamer – nog een geldbedrag in het hotel aanwezig was dat was bestemd om naar Hong Kong te worden vervoerd. Het enkele feit dat het geld van [medeverdachte 3] op dezelfde wijze was verpakt als het geld dat op de kamer van verdachte is aangetroffen en ook de gevolgtrekking die uit de ping-gesprekken zou kunnen worden gemaakt dat verdachte zes lege tassen heeft meegenomen naar Amsterdam, is daartoe onvoldoende. Dit mede gelet op het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij de lege, gebruikte tassen na een geldtransport altijd weer mee terug moest nemen en bij de organisatie moest inleveren. Dat betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte in totaal een bedrag van
(€ 250.000 + € 250.000 + € 19.660,- =) € 519.660,-heeft witgewassen. Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van de rest van het geld dat in de tenlastelegging is genoemd.
Afkomstig uit misdrijf en (gewoonte) witwassen (feit 1 en feit 2)
Het bij de doorzoeking van de hotelkamer aangetroffen geldbedrag van ruim € 500.000,-, voor een deel bestaande uit kleine coupures, was verstopt in twee tassen met een dubbele bodem. Het geld was verpakt en geseald in zwarte folie. Een aldus verstopt contant geldbedrag van dergelijke omvang, bezien in samenhang met het feit dat in de hotelkamer van medeverdachte [medeverdachte 1] een sealapparaat en zwarte folie is aangetroffen, terwijl voorts de aanwezigheid van het geld niet kan worden verklaard uit legale inkomsten van de verdachte, rechtvaardigt de conclusie dat de verdachte dit geldbedrag heeft witgewassen.
Voorts heeft verdachte samen met anderen frequent grote geldbedragen naar het buitenland gebracht. Het geld werd geseald, verpakt en verstopt in geprepareerde koffers en tassen die vervolgens tegen betaling door koeriers naar Hong Kong werden vervoerd. Het op deze wijze overbrengen van geld is risicovol, kostbaar en tijdrovend. In het legale geldcircuit is een dergelijke handelwijze uiterst ongebruikelijk en ongewenst. Nu daarnaast de aanwezigheid van de grote hoeveelheden geld niet verklaard kan worden uit reguliere inkomsten van verdachte, althans zijn mededaders, en ook overigens door verdachte voor de herkomst van het geld geen verklaring is gegeven - in tegendeel heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij wel wist dat het geld “illegaal” was - is naar het oordeel van de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat de geldbedragen in elk geval van misdrijf afkomstig zijn.
Uit de bewezenverklaring volgt dat verdachte in ieder geval betrokken is geweest bij zes geldtransporten met een aanknopingspunt in Nederland, in een periode van ruim één jaar. Verdachte had daarbij een uitvoerende rol, als gelddrager/-koerier. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een gewoonte, zijn - naast de duur van de periode en de frequentie van de gepleegde handeling - ook de omstandigheden waaronder verdachte de witwashandelingen heeft gepleegd, alsmede de intentie van verdachte bij een en ander, van belang. In het dossier zitten meerdere tapgesprekken van verdachte met derden waarin versluierd wordt gesproken over geldbedragen en het kennelijk maken van afspraken om geld over te dragen op een afgesproken locatie. Dit overdragen gebeurde vervolgens in etappes en daarmee omzichtig, in verschillende hotelkamers. Ook betreft het grote geldbedragen. Verdachte heeft verklaard dat hij in opdracht van ‘ [medeverdachte 2] ’ diverse geldtransporten naar Hong Kong heeft uitgevoerd. Voor ieder transport ontving hij - afhankelijk van het vervoerde bedrag - commissie. Hij kreeg opdracht om naar een plaats in Europa af te reizen alwaar hij een koffer met een dubbele bodem ophaalde. In de dubbele bodem zat geld verstopt. Dit geld vervoerde hij vervolgens naar Hong Kong. Hij kreeg de opdracht om zoveel mogelijk met een tussenstop te reizen en niet rechtstreeks. De vliegtickets werden betaald door de organisatie. Uit bovengenoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat de betrokkenheid van verdachte verder ging dan een incidentele, en zodanig structureel was dat dit leidt tot de conclusie dat hij van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Verhullen € 19.660,- (feit 1)
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat ook ten aanzien van het bedrag van € 19.660,- sprake is van witwashandelingen. Door het geld, verspreid over zijn hand- en ruimbagage, te proberen uit te voeren uit Nederland, zonder daarvan aangifte te doen, is sprake van het verhullen van de herkomst van het geld. Immers, zodra het geld in een ander land aankomt, is niet meer te achterhalen waar het vandaan komt.
Medeplegen (feit 1 en 2)
Uit het dossier is gebleken dat verdachte bij de betrokken geldtransacties/-transporten met anderen was betrokken. Gelet op de wijze waarop de geldtransporten zich hebben afgespeeld en de rol van verdachte en die anderen daarbij, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en anderen.
Dit alles betekent dat de verdachte zich samen met die anderen heeft schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen en hij door het uitvoeren van die geldtransporten, ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had het plegen van (gewoonte)witwassen.
3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1: (zaaksdossier 1)
hij op tijdstippen in de periode van 18 december 2015 tot en met 19 december 2015, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en in Amsterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
- van voorwerpen, te weten verschillende hoeveelheden contante geldbedragen (totaal 519.660,- euro), de herkomst en/of de vindplaats en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld
en/of
- voorwerpen, te weten verschillende hoeveelheden contante geldbedragen (totaal 519.660,- euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2: (zaaksdossier 2)
hij op tijdstippen in de periode van 9 oktober 2014 tot en met 17 december 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in Amsterdam en/of in Rotterdam en/of Madrid (Spanje) en/of te Brussel (België) en/of te Zürich (Zwitserland) en/of te Frankfurt (Duitsland) en/of
te Hong Kong (China),
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- van voorwerpen, te weten verschillende grote hoeveelheden contante geldbedragen, de herkomst en/of de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of
- voorwerpen, te weten verschillende grote hoeveelheden contante geldbedragen, verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) telkens wist(en) dat die voorwerpen –onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 3: (zaaksdossier 3)
hij op tijdstippen in de periode van 9 oktober 2014 tot en met 19 december 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in Amsterdam en/of in Rotterdam en/of Madrid (Spanje) en/of te Brussel (België) en/of te Zürich (Zwitserland) en/of te Frankfurt (Duitsland) en/of te Hong Kong (China),
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en één of meer andere mededader(s),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel
420ter (lid 1) Wetboek van Strafrecht en/of artikel 420bis lid 1 ahf/ond a en/of b
Wetboek van Strafrecht, te weten het plegen van (gewoonte)witwassen, door telkens in/vanuit een of meer plaatsen in Nederland, België, Zwitserland, Duitsland en Frankrijk, een of meer verschillende grote hoeveelheden contante geldbedragen, welke -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf, te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of te sealen/te doen sealen en/of in geprepareerde [reis]tas[sen] te stoppen/te doen stoppen en/of te vervoeren/doen vervoeren en/of over te dragen/doen overdragen en/of af te
leveren/doen afleveren naar/in Hong Kong [China].
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen en ten aanzien waarvan de rechtbank hierboven, onder 2.3, heeft overwogen dat zij daartoe wel de rechtsmacht heeft, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van witwassen
Ten aanzien van feit 2;
Medeplegen van gewoontewitwassen
Ten aanzien van feit 3:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meegewerkt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, te weten
€ 519.660,-. Een deel van dit bedrag (500.000,-) is in zijn hotelkamer aangetroffen verdeeld over een tweetal tassen, waarbij het geld zich in vacuüm verpakte pakketten in dubbele bodems van tassen bevond. De rest van het bedrag is bij de aanhouding van verdachte op Schiphol aangetroffen.
Voorts heeft verdachte zich gedurende een periode van ruim één jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van grote geldbedragen door meerdere malen deze geldbedragen, waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren, als geldkoerier te vervoeren naar Hong Kong.
Ten slotte heeft verdachte deel uitgemaakt van een professioneel opererende criminele organisatie die tot oogmerk had het witwassen van criminele gelden. Geldkoeriers werden voorzien van geprepareerde koffers en tassen, waarin forse geldbedragen waren verstopt en vlogen vervolgens naar Hong Kong, teneinde daar het geld over te dragen. De vliegtickets en hotelovernachtingen van de koeriers werden betaald door de organisatie. Daarnaast ontvingen de koeriers voor het transport een ruime vergoeding. Verdachte had in deze organisatie de rol van geldkoerier. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten die erop duiden dat verdachte een (veel) grotere rol dan geldkoerier in de organisatie heeft gehad.
Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als passende sanctie in aanmerking.
De rechtbank neemt als uitgangspunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor personen die zich aan witwassen schuldig maken. Daarbij heeft de rechtbank eveneens in ogenschouw genomen dat verdachte blijkens het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 januari 2017, niet eerder in Nederland is veroordeeld voor een strafbaar feit, dat hij openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot de tenlastegelegde feiten en dat zijn rol in het geheel “slechts” die van geldkoerier is geweest. Met name gelet op de rol die verdachte bij de tenlastegelegde feiten heeft gespeeld - verdachte staat in feite onder aan de ladder van de organisatie - terwijl de rechtbank ook minder transporten kan laten meewegen dan de officier heeft gedaan gelet op de beperkte rechtsmacht, komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
De artikelen 47, 57, 140, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde gedragingen, voor zover die zijn begaan in Barcelona, Dubai, Malaga, München, Parijs, Rome en Zagreb.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
mr. J.A.M. Jansen en mr. H.M. Molenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Graag,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2017.
mr. Molenaar is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het betreft betrokkenheid van verdachte bij zes geldtransporten die op of omstreeks de volgende data hebben plaatsgevonden: 14 november 2014, 15 januari 2015, 11 september 2015, 20 oktober 2015, 30 november 2015 en 27 juli 2015.