Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
Inzake[eiser]
de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V.
In conventie en in reconventie
De procedure
De feiten
I. WinstverDriedubbelaar met contractnummer [contractnummer] van 23 december 1998, verlengd op 23 december 2001;
IX. WinstVerDriedubbelaar met contractnummer [contractnummer] van 24 juli 2001;
hierna te noemen de Overeenkomsten.
XI. WinstVerdubbelaar met contractnummer [contractnummer] ;
De vordering in conventie
[eiser] heeft onder meer gesteld dat hij de Overeenkomsten zonder medeweten van [echtgenote van eiser] zijn aangegaan. Hetzelfde geldt voor de Overeenkomsten XI tot en met XIV. [echtgenote van eiser] was niet op de hoogte van de Overeenkomsten en niet van de vooruitbetalingen. De betalingen vonden plaats via de rekening van [eiser] . [echtgenote van eiser] had haar eigen rekening. [echtgenote van eiser] opende nimmer de aan [eiser] gerichte post. Post van Dexia is haar niet opgevallen. De belastingaangifte werd verzorgd door [eiser] . [echtgenote van eiser] keek de ingevulde aangifte niet door. Pas omstreeks november 2000 is [echtgenote van eiser] bekend geraakt met de Overeenkomsten en de Overeenkomsten XI tot en met XIV.
Dexia dient de betaalde bedragen aan [eiser] als onverschuldigd betaald terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de betreffende betaaldata.
Het verweer in conventie en de vordering in reconventie
Dexia vordert in reconventie – na wijziging van eis - dat voor recht wordt verklaard dat de Overeenkomsten I tot en met XIV rechtsgeldig tot stand zijn gekomen, niet zijn vernietigd en niet bloot staan aan vernietiging op enige grond waarop van de zijde van [eiser] een beroep kan worden gedaan. Bovendien vordert Dexia veroordeling van Dexia om aan [eiser] een bedrag van maximaal € 16.142,58, vermeerderd met wettelijke rente te betalen, en voor recht te verklaren dat [eiser] met betrekking tot de Overeenkomsten I tot en met XIV niet werd blootgesteld aan het risico op een onaanvaardbare financiële last en dat met betrekking daartoe geen sprake is geweest van onrechtmatige advisering waarvan Dexia wist of behoorde te weten. Ten slotte vraagt Dexia een verklaring voor recht dat Dexia niets meer verschuldigd is aan [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding in conventie zowel als in reconventie.
De beoordeling
Na afloop van die termijn vervalt de vernietigingsbevoegdheid, tenzij de verjaring tussentijds is gestuit. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de verjaring is gestuit door de hierna te melden collectieve acties van belangenorganisaties tegen Dexia ter zake van effectenlease-overeenkomsten, terwijl Dexia dat betwist.
De stuitende werking van een collectieve actie strekt zich dus ook uit tot de aan de echtgenote van de afnemer gegeven bevoegdheid tot buitengerechtelijke vernietiging.
Integendeel, volgens de Hoge Raad kan de belanghebbende ten behoeve van wie de collectieve actie is ingesteld niet de stuitende werking worden ontzegd, wanneer hij na de totstandkoming van de collectieve schikking kenbaar maakt zich daaraan niet te willen binden.
Bovendien hebben zij dat gedaan binnen zes maanden na het royement en bepaalt voorts art. 7:907 lid 5 BW dat door indiening van het verzoekschrift tot algemeen verbindendverklaring de verjaring wordt gestuit. Weliswaar is die bepaling naar de letter slechts van toepassing op vorderingen tot schadevergoeding, maar in het licht van de uitspraak van de Hoge Raad en in aanmerking genomen dat in de WCAM-overeenkomst uitdrukkelijk een regeling is opgenomen met betrekking tot de vernietigbaarheid van effectenleaseovereenkomsten, moet volgens het hof worden aangenomen dat de stuitende werking zich in dit geval ook over de verjaring van de bevoegdheid van de echtgenoot tot vernietiging uitstrekt. De kantonrechter sluit zich bij dit oordeel aan.