Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
(de rechtbank begrijpt: inkomen uit aanmerkelijk belang)zag staan. Deze aangifte is opgesteld en ingediend door [bedrijf 1] Over de in 2010 vervallen winstreserves verklaart [getuige 3] dat dit kan betekenen dat er vermogen aan de besloten vennootschap is onttrokken en dat dit als een winstuitdeling aan [getuige 1] kan worden aangemerkt. Hoe en wanneer de winstreserves van de besloten vennootschap worden uitgekeerd, is niet van belang, deze dient te allen tijde aangegeven te worden in de aangifte inkomstenbelasting box 2 van, in dit geval, [getuige 1] . [16]
inningvan de inkomsten- en vennootschapsbelastingschulden tot en met het jaar 2005. In dat verband acht de rechtbank tevens redengevend dat die afspraken met de fiscus op generlei wijze zagen op de
heffingvan latere belastingschulden. Verder wordt in de afwijzingsbrieven niet gesproken over de rekening-courantschuld tussen aandeelhouder [getuige 1] en [bedrijf 2] Bovendien is gebleken dat [bedrijf 2] pas op 4 oktober 2011 is ontbonden en uitgeschreven uit het handelsregister.
kunnenzijn van de door de fiscus verzochte inlichtingen. Door na te laten te reageren op de vragenbrief van de Belastingdienst en de rappelbrief, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat de gevraagde informatie niet verstrekt zou worden.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de straf
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
vier (4) maanden, met bevel dat deze straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
€ 25.000,- (zegge: vijfentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door honderdzestig (160) dagen hechtenis.