ECLI:NL:RBNHO:2017:11685

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
5 september 2018
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4866
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil over Legger Wateren 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de Legger Wateren 2015, vastgesteld door het college van hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Eiser, die tegen het bestreden besluit beroep had ingesteld, betwistte de vaststelling van de Legger Wateren, specifiek de ligging van de hoofdwaterloop langs zijn perceel. De rechtbank heeft vastgesteld dat ingevolge artikel 5.1 van de Waterwet geen beroep openstaat tegen besluiten die zijn genomen op basis van deze wet, tenzij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone wordt vastgesteld of gewijzigd. Aangezien de Legger Wateren 2015 niet voorziet in een wijziging van de ligging van de waterloop, maar deze ongewijzigd laat, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft zich derhalve onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/4866

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 januari 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
het college van hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verweerder (gemachtigden: P. Horsmeijer en M. Poort).

Procesverloop

Bij besluit van 16 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de Legger Wateren 2015 vastgesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2016. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet draagt de beheerder zorg voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger maakt deel uit een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staat aangegeven.
1.2
Ingevolge artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet stelt het algemeen bestuur tevens vast de legger waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen.
1.3
Ingevolge artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. In artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, als bedoeld in artikel 8:5 van de Awb, is bepaald – voor zover hier van belang – dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit dat is genomen op grond van de artikelen 4.1; 4.4; 4.6; 5.1 van de Waterwet, behoudens voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt vastgesteld of gewijzigd (…).
2. De Legger Wateren 2015 zoals vastgesteld bij het bestreden besluit bestaat enerzijds uit de Legger Waterwet, hierna de Legger, gebaseerd op artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet en anderzijds uit de zogeheten onderhoudslegger, gebaseerd op artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet. De Legger is primair een technisch instrument voor en door de beheerder als concretisering van de vorm, ligging, constructie en afmeting van een waterstaatswerk. De onderhoudslegger bevat de aanwijzing van onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen van wateren.
3. Eiser komt met zijn beroep, zoals de rechtbank naar aanleiding van het verhandelde ter zitting begrijpt, op tegen de Legger, voor zover daarbij de ligging van de hoofdwaterloop langs en door zijn perceel ongewijzigd is gebleven. De Legger is gebaseerd op artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet, voor zover daarbij de status van die waterloop (opnieuw) is vastgesteld. Zoals hiervoor overwogen staat tegen een besluit gebaseerd op artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet geen beroep open, behoudens voor zover bij dat besluit de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in de Waterwet wordt vastgesteld of gewijzigd. Zo bij de Legger de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in de Waterwet al is vastgesteld of gewijzigd, komt eiser daar niet tegen op. Het beroep van eiser richt zich daarom tegen een niet voor beroep vatbaar besluit.
4. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen de onderhoudslegger.
5. De rechtbank is gelet op het voorgaande onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. van Velsen, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. M.E. Fortuin, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.