Op 2 oktober 2017 is er een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, door verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.L. Baar. Het verzoekschrift, gedateerd 26 september 2017, betreft een schadevergoeding van de Staat voor kosten van rechtsbijstand in een klaagschriftprocedure. De verzoekster vraagt om een vergoeding van € 2.057,00 voor de kosten van haar raadsman en € 550,00 voor de bijstand bij het opstellen van het verzoekschrift. De behandeling van het verzoek vond plaats op 20 november 2017 in raadkamer, waar de officier van justitie mr. N. Levinsohn ook aanwezig was.
De rechtbank heeft de standpunten van beide partijen gehoord. Verzoekster stelt dat de procedure onder artikel 552a Sv als een aparte procedure moet worden gezien en dat het verzoek om schadevergoeding tijdig is ingediend. De officier van justitie betwist dit en stelt dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de strafzaak tegen haar nog niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De rechtbank oordeelt dat op basis van de artikelen 90 en 591a Sv de gewezen verdachte recht heeft op vergoeding van kosten, maar dat dit alleen geldt als de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf. Aangezien verzoekster nog steeds verdachte is en de strafzaak tegen haar nog loopt, kan zij niet in haar verzoeken worden ontvangen. De rechtbank verklaart verzoekster dan ook niet-ontvankelijk in haar verzoeken.