In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de korpschef van politie, verweerder, over de afwijzing van een verzoek om een waarnemingstoelage. Eiser, werkzaam als Generalist GGP, had in de periode van 22 februari 2014 tot 2 november 2015 tijdelijk de functie van Senior GGP vervuld op basis van een Tijdelijk Tewerkstelling Overeenkomst (TTW-Overeenkomst). Eiser diende op 18 december 2015 een verzoek in voor een waarnemingstoelage, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 25 februari 2016, waarin de afwijzing van het verzoek om waarnemingstoelage werd medegedeeld, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de waarnemingstoelage niet terecht was, omdat eiser gedurende de tijdelijke tewerkstelling de volledige werkzaamheden van de Senior GGP functie had verricht. De rechtbank concludeerde dat de voorwaarden voor het toekennen van een waarnemingstoelage waren vervuld en dat de afwijzing van het verzoek in strijd was met de wet.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.