ECLI:NL:RBNHO:2017:10597

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
15/810254-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met aanranding en mishandeling van slachtoffer na uitgaansavond

Op 14 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zedenzaak waarbij de verdachte, na een uitgaansavond, het slachtoffer heeft aangerand en mishandeld. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 30 november 2017. De verdachte heeft het slachtoffer, dat op 12 augustus 2016 in Haarlem was, na een avond uit naar haar huis gebracht. In de voortuin hebben zij aanvankelijk gezoend, maar de situatie escaleerde toen de verdachte overging tot ongewenste seksuele handelingen. Het slachtoffer heeft herhaaldelijk aangegeven dat zij dit niet wilde, maar de verdachte negeerde haar verzoeken en ging door met het betasten van haar lichaam. Uiteindelijk heeft hij haar keel dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht meer kreeg. Het slachtoffer heeft na het incident psychische klachten ervaren en heeft aangifte gedaan. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging van de verdachte die stelde dat de verklaringen inconsistent waren. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan mishandeling en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810254-16 (P)
Uitspraakdatum: 14 december 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 30 november 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres ( [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met diens hand(en) de keel/hals van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vervolgens (in) de keel/hals van die [slachtoffer] heeft (dicht)geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door deze (met kracht) met de hand(en) bij de keel/hals vast te pakken en/of (vervolgens) (in) de keel/hals (dicht te knijpen;
Feit 2
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Haarlem, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren op 22 juni 1995) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het met de hand(en) in de broek gaan van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) de met een onderbroek bedekte vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer] , en/of de bil(len) van die [slachtoffer] betasten en/of
- het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de (blote) vagina van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
(al dan niet terwijl die [slachtoffer] tegen een heg stond en/of op/tegen een heg lag en/of (zodoende) die [slachtoffer] niet weg kon komen)
- onverhoeds met diens hand(en) in de broek van die [slachtoffer] is gegaan en/of
- onverhoeds met diens hand(en) onder de bovenkleding van die [slachtoffer] is gegaan en/of (vervolgens) in de borst(en) heeft geknepen en/of
- die [slachtoffer] in/tegen een heg heeft geduwd en/of
- ( nadat die [slachtoffer] (meermalen) aan verdachte te kennen had gegeven er niet van gediend te zijn en/of het niet te willen) de keel/hals van die [slachtoffer] heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primairDe rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat hetgeen onder 1 primair aan verdachte is tenlastegelegd, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat hij van dit feit moet worden vrijgesproken.
3.4.
Bewijsverweren
Verweren
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft gezoend met aangeefster [slachtoffer] (hierna: aangeefster), die opeens hysterisch reageerde, omdat verdachte eerder alleen aandacht voor haar vriendin [getuige] zou hebben gehad. Verdachte heeft het hysterische gedrag geprobeerd te kalmeren door haar vast te pakken bij de schouders en haar meermalen te vragen stil te zijn. Toen de vader van aangeefster bij de deur verscheen, is verdachte weggegaan. Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft mishandeld dan wel aangerand. Volgens de raadsman zijn de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd wisselend, innerlijk tegenstrijdig en inconsistent. Bovendien strookt haar verklaring op belangrijke onderdelen niet met de verklaring van haar vader. De verklaringen van aangeefster zijn daarom niet betrouwbaar. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van haar vader en haar vriendin [getuige] . De verklaring van vader is inconsistent en niet geloofwaardig; de verklaring van [getuige] die zij eerst op 10 februari 2017 heeft afgelegd, is veel minder betrouwbaar gelet op het inmiddels ingetreden tijdsverloop. Gelet op de onbetrouwbaarheid van deze verklaringen, kunnen deze niet voor het bewijs worden gebezigd. De raadsman heeft verder aangevoerd dat het bij aangeefster geconstateerde letsel evenmin haar lezing onderschrijft. Dit letsel kan namelijk ook afkomstig zijn van meerdere zuigzoenen, die aangeefster eerder die avond, dan wel eerder die week heeft gekregen. Gelet op het voorgaande kunnen de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend worden bewezen en moet verdachte worden vrijgesproken.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster, haar vader en vriendin [getuige] en overweegt hiertoe het volgende.
Aangeefster heeft vlak na het incident de politie in het kort uitgelegd wat er tussen verdachte en aangeefster was voorgevallen. Tijdens het informatieve gesprek dat aangeefster op 12 augustus 2016 om 9:50 uur (ongeveer 3 uur na het incident) met de politie heeft gevoerd, heeft ze gelijkluidend verklaard. Vervolgens heeft aangeefster op 23 augustus 2016 aangifte tegen verdachte gedaan. Daarin heeft ze wederom consistent en gedetailleerd verklaard, ook voor wat betreft de volgorde waarin de ontuchtige handelingen en geweldshandelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen. De enkele omstandigheid dat op ondergeschikte punten verschillen voorkomen in haar verklaringen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken van een motief bij aangeefster om (de voor haar onbekende) verdachte valselijk van dergelijke ernstige feiten te beschuldigen.
Voorts acht de rechtbank de getuigenverklaringen van de vader en de vriendin van aangeefster ( [getuige] ) eveneens in essentie consistent en betrouwbaar. De enkele omstandigheid dat de tweede verklaring van getuige [getuige] enkele maanden na het incident is afgelegd, maakt deze niet onbetrouwbaar. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop die verklaringen zijn afgelegd. De op ondergeschikte onderdelen voorkomende verschillen in die verklaringen maken dit niet anders en vormen geen aanleiding te veronderstellen dat zij niet naar waarheid hebben verklaard.
Gelet hierop worden de verklaringen niet uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank gaat voorbij aan de door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s die de rechtbank aldus begrijpt dat (i) verdachte en aangeefster aan het zoenen waren en aangeefster ineens hysterisch reageerde waarop verdachte haar trachtte te kalmeren en (ii) dat het aangetroffen letsel in de nek/hals van aangeefster afkomstig zou zijn van eerdere zuigzoenen. Deze scenario’s vinden geen steun in het dossier. De verklaring van verdachte strookt niet met die van aangeefster, haar vader en haar vriendin [getuige] . Deze verklaringen vinden – anders dan de lezing van verdachte – steun in de overige bewijsmiddelen, zoals het door verbalisanten waargenomen letsel in de nek en hals van aangeefster en de letselrapportage van de forensisch arts van de GGD. Het verweer dat dit letsel ook afkomstig kan zijn van meerdere zuigzoenen, die aangeefster eerder die avond, dan wel eerder die week heeft gekregen, wordt onder meer weerlegd door voornoemde letselrapportage. Uit deze rapportage volgt dat zowel aan de linker- als rechterzijde van de hals van aangeefster blauwpaarse verkleuringen aanwezig zijn. Door de forensisch arts is vastgesteld dat de ouderdom van de letsels past bij het tijdsinterval van dat moment, waaruit volgt dat de letsels dateren van 12 augustus 2016 en niet eerder zijn veroorzaakt. Aangeefster heeft tijdens het informatieve gesprek verklaard dat zij één zuigzoen aan de rechterzijde van haar nek had van eerder die nacht. Deze verklaring heeft ze telkens herhaald. Ook haar vriendin [getuige] heeft één zuigzoen in de nek van aangeefster gezien. Verder heeft [getuige] verklaard dat de hals van aangeefster, toen zij na het incident bij aangeefster thuis kwam, er heel anders uitzag, dat het één grote plek was, helemaal van de ene naar de andere kant. De forensisch arts heeft opgemerkt dat een zuigzoen ook een blauwpaarse verkleuring van de huid geeft, maar slechts op de locatie, waar de zuigzoen wordt gegeven. Volgens de arts kunnen de blauwpaarse verkleuringen van de huid, aan de rechterzijde van de hals, niet alleen door één zuigzoen verklaard worden. Bovendien heeft de arts ook gekneusde halsspieren geconstateerd, hetgeen past bij de lezing van aangeefster en niet bij de verklaring van verdachte dat het letsel kan zijn veroorzaakt door zuigzoenen.
Bewijsminimum ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig bewezen kan worden, omdat naast de verklaring van de aangeefster enig steunbewijs ontbreekt.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de gewraakte seksuele handelingen: de aangeefster en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dat het geval. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van een getuige (in casu de aangeefster) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat echter tegenover dat – op grond van inmiddels vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. Getuigen die verklaren over de toestand van die aangeefster na de daad kunnen dan van betekenis zijn.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten die vlak na het incident ter plaatse waren, de verklaring van de vader van aangeefster en de verklaring van [getuige] blijkt dat aangeefster aan het huilen was en dat ze erg overstuur was. Dit strookt ook met de verklaring van verdachte dat aangeefster hysterisch was. Vervolgens vertelde aangeefster wat haar was overkomen. Gelet op het bij aangeefster geconstateerde letsel in samenhang met de verklaringen van aangeefster, de vader en [getuige] staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen. Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien maken dat de verklaring van de aangeefster inzake de aanranding van de eerbaarheid en de mishandeling voldoende worden gesteund. Dat aangeefster zo reageerde omdat, zoals verdachte verklaarde, hij eerder die avond alleen oog had voor [getuige] , is in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden, en gelet op de heftigheid van de reactie van aangeefster, ongeloofwaardig. De rechtbank is er op basis van de hierna genoemde bewijsmiddelen van overtuigd dat de verdachte het tenlastegelegde op hierna omschreven wijze heeft begaan.
3.5.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen. De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 november 2017 afgelegd:
Deze verklaring houdt onder meer het volgende in:
Op 12 augustus 2016 was ik met [slachtoffer] in de voortuin van haar woning aan de Rijksstraatweg in Haarlem. We begonnen te zoenen. We stonden een meter van de voordeur. De heg zat dichtbij. [slachtoffer] stopte met zoenen. Ze werd een soort van hysterisch. Ik wilde weglopen en [slachtoffer] werd nog hysterischer. Ik had geen zin in een confrontatie met haar ouders en ik heb haar tot kalmte gemaand. Ik heb haar even bij haar schouders gepakt. Ik zag beweging bij de deur en ik ben toen weggegaan.
- Een proces-verbaal van verhoor van aangifte van [slachtoffer] d.d. 23 augustus 2016 (dossierpagina 19-25)
Deze verklaring houdt onder meer het volgende in:
Plaats delict: Rijksstraatweg 274, 2025 DN Haarlem,
Pleegdatum (…): 12 augustus 2016
(…)
A: (…) Rond 05.30 uur gingen we naar huis. [verdachte] ging toen op mijn fiets. (…) [getuige] ging ook met ons mee. Ik ging achterop bij [verdachte] . We zijn naar huis gefietst. (…). Bij mij thuis gekomen zei ik tegen [verdachte] dat ik het heel erg aardig vond dat hij mij thuis had gebracht. [verdachte] begon mij toen te zoenen. (…) Wij stonden toen bij onze heg. Hij ging toen verder. Hij ging met zijn hand in mijn broek. Dat ging me echt te ver. Dat heb ik ook tegen hem gezegd. Ik heb het duidelijk gezegd. (…) Ik heb hem geprobeerd de tuin uit te duwen. Hij werd op dat moment hardhandiger. Ik ben zelfs nog op de grond gaan zitten, omdat ik dacht van dan kan hij er niet bij. Ik weet niet of hij mij omhoog heeft getrokken of dat ik omhoog ben gegaan. Hij heeft in ieder geval toen mijn keel dicht geknepen. Ik kreeg geen lucht meer. Ik hing achterover op de heg en kon nog net bij de bel van de voordeur komen. Die heb ik ingedrukt, toen deed mijn vader open. Toen ben ik halfhuilend en hysterisch naar binnen gestrompeld. (…) Ik was zo in paniek er kwam niets zinnigs uit. Ik heb na 10 minuten [getuige] gebeld en die is naar mij toe gekomen.
(…)
V: Wanneer was het moment dat het onvrijwillig werd?
A: Toen hij met zijn hand mijn broek open stond te maken. (…).
V: Hoe ging het verder?
A: Hij ging met zijn hand in mijn broek. Dit was boven mijn onderbroek. Ik wilde hem toen de tuin uit duwen. (…)
V: Waar zat zijn hand?
A: Bij mijn kruis, aan de voorkant. Ik heb kenbaar gemaakt dat ik dit niet wilde. Ik heb wel 6 keer gezegd dat ik dit niet wilde en dat hij moest stoppen.
V: Hoe ging het verder?
A: We stonden bij de heg in de tuin. Toen ging hij wel met zijn hand in mijn onderbroek en in mijn kruis.
V: Wat bedoel je met in mijn kruis?
A: Hij zat niet in mijn vagina maar het scheelde niet veel. Hij zat ook aan mijn kont. Ik ben toen gaan zitten. Hij wilde niet stoppen. Ik probeerde zijn hand weg te trekken. Dit lukte niet want hij was veel sterker dan ik. Hij zat ook nog aan mijn borsten. Dat deed best wel pijn want hij kneep er in, best hard.
V: Hoe kon hij weten dat jij niet verder wilde?
A: Omdat ik dat heel duidelijk heb gezegd dat ik het niet wilde en dat hij moest stoppen.
V: Hoe heb je hem dat verbaal en/of non-verbaal kenbaar gemaakt?
A: Ik heb hem weggeduwd en geprobeerd zijn hand uit mijn broek te halen.
V: Hij zat in jouw broek en met zijn hand aan je blote borsten?
A: Ja.
V: En toen?
A: Toen ging hij mijn keel dichtknijpen. Heel hard ook. Ik kreeg echt geen lucht meer.
V: Hoe waren jullie posities toen?
A: Ik stond toen tegen de heg aan. Ik was toen al weer opgestaan. Ik stond, toen hij met zijn hand om mijn keel zat.
V: Op welk moment grijpt hij jouw keel vast?
A: Nadat hij aan mijn borsten heeft gezeten.
V: Wat gebeurde er dan?
A: Hij kneep zo hard, dat ik niks meer kon. Ik lag achterover op de heg. Ik kon niks. Ik kon niet praten. Ik kon net met mijn hand bij de bel.
V: Je lag achterover op de heg?
A: Ik stond al tegen de heg aan en toen hij met zijn hand naar mijn keel ging ik naar achteren om los te komen. Maar hij liet mij niet los.
V: Hoe lang heeft hij jouw keel dichtgeknepen?
A: Dat weet ik niet. Ik was op dat moment helemaal in paniek.
(…)
V: Hoe is de situatie als je vader de deur opendoet?
A: Toen liet hij mij los en ben ik naar binnen gestrompeld.
(…)
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Ik was helemaal in paniek en aan het huilen. Er kwam niets zinnigs uit.
- Een schriftelijk bescheid, te weten een letselrapportage d.d. 14 augustus 2016, opgemaakt door [forensisch arts] als forensisch arts werkzaam bij GGD Kennemerland (dossierpagina 35-37)
Deze letselrapportage houdt onder meer het volgende in:
medische informatie betreffende[slachtoffer]
geboortedatum22-06-1995
(…)
onderzoeksverrichtingenLichamelijk onderzoek
(…)
vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letselJa
toelichtingKneuzing spieren hals. (…)
(…)
ouderdom letselsDe ouderdom van de letsels passen bij het huidige tijdsinterval
past het letsel bij de opgegeven toedrachtgoed
omdatDe blauwpaarse verkleuringen van de huid van de hals, zowel links als rechts, passen bij een stompe inwerkende of omsnoerende kracht zoals bv door knijpen met hand/vingers, al of niet met kleding ertussen. De lokatie van de blauwpaarse verkleuringen aan de hals is suggestief voor toegebracht letsel en niet voor accidenteel ontstaan letsel. (…)
lichaamsdeelhals
beschrijvingZowel links als rechts aan de hals is er een vlekkerig beeld van blauwpaarse verkleuringen van de huid zichtbaar. (…)
soortbloeduitstorting
past bij toedrachtHet geconstateerde letsel
kan goed passenbij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
- Een proces-verbaal van verhoor van getuige [vader] d.d. 24 augustus 2016 (dossierpagina 38-42)
Deze verklaring houdt onder meer het volgende in:
V: U zit hier omdat u wel het één en ander hebt gezien. Wat kunt u mij daar over vertellen.
A: Voordat ik wat zag, werd er gebeld. (…) Ik en mijn vrouw waren op dat moment wakker. Ik ging twee verdiepingen naar beneden. (…).
V: En verder?
A: (…) We hebben kleine raampjes in de voordeur die facet geslepen zijn. (…)
V: Dus als ik het begreep heeft u eerst door deze ramen gekeken.
A: Ja. Ik zie [slachtoffer] achterover in de bosjes en de man had een hand om haar keel. Ik doe de deur open en toen was de schrik denk ik te groot bij de man en toen liet hij haar los. Ik sta nog in de deuropening. [slachtoffer] was overstuur. (…) [slachtoffer] gilde als een bezetene. (…) ze gilde als een zwijn. (…) [slachtoffer] kroop achter mij naar binnen.
(…)
V. Wat gebeurde er in die tussentijd?
A: We probeerden [slachtoffer] te kalmeren maar dat was onmogelijk. (…)
V: Kunt u dat verder omschrijven?
A: Hyperventileren, grijpen naar haar keel en het niet kunnen praten.
V: Toen u de politie belde, wist u toen wat er gebeurd was?
A: Nee, niets. Ik heb wel gezegd dat iemand haar naar de keel had gegrepen, ik zag het letsel.
[slachtoffer] kon zelf nog niets uitbrengen.
(…)
V: U zag door de raampjes dat de man een hand om de keel van [slachtoffer] had.
A: Ja en ik zag ook wat afwerende bewegingen van beiden. Hij bleef pakken en zij weerde constant af, zo van blijf van me af.
(…)
V. Kon u zien met welke hand hij haar keel vastpakte?
A: Met volgens mij beide, maar zeker rechts.
- Een proces-verbaal van verhoor van getuige T.M.W.M. [vader] bij de rechter-commissaris d.d. 12 juni 2017 (los opgenomen)
Deze verklaring houdt onder meer het volgende in:
U vraagt mij wie de politie heeft gebeld. Ik, omdat [slachtoffer] steeds blauwere plekken in haar hals kreeg.
- Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 10 februari 2017 (dossierpagina 59-62)
Deze verklaring houdt onder meer het volgende in:
V: Kan jij je nog herinneren hoe de nek/hals van [slachtoffer] eruit zag ten tijde van jullie avondje uit?
A: Zij had al een zuigzoen in haar nek van een andere jongen. Dat zag ik toen we in de stad waren. Ik vroeg ernaar en toen zei ze ook dat het een zuigzoen was. Maar dat was niet zo groot. Het was een klein plekje. Het was anders toen ik bij haar thuis kwam nadat het was gebeurd. Het zag er heel anders uit.
V: Hoe zag dit eruit toen jullie, jij [slachtoffer] en [verdachte] , terugfietsten?
(…)
A: Het zag er hetzelfde uit als toen ik vroeg naar de zuigzoen.
V: Hoe zag de nek/hals van [slachtoffer] eruit toen jij haar zag kort na het incident met [verdachte] ?
A: Blauw, het was 1 grote plek.
(…)
V: Want je zei dat je voor het incident een plek zag. Was dit na het incident nog steeds één plek? Of waren het meerdere plekken of anders?
A: Voor het incident zat het meer aan één kant van haar nek. En toen ik haar zag zat het helemaal van de ene kant naar de andere kant van haar nek. Helemaal in het midden.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
Subsidiair
hij op 12 augustus 2016 te Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door deze met kracht met de hand(en) bij de keel/hals vast te pakken en vervolgens de keel/hals dicht te knijpen;
Feit 2
hij op 12 augustus 2016 te Haarlem, door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren op 22 juni 1995) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het met de hand in de broek gaan van die [slachtoffer] en vervolgens de met een onderbroek bedekte vagina van die [slachtoffer] , en de billen van die [slachtoffer] betasten en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- het betasten van de blote vagina van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
- onverhoeds met diens hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan en
- onverhoeds met diens handen onder de bovenkleding van die [slachtoffer] is gegaan en vervolgens in de borsten heeft geknepen en
- die [slachtoffer] tegen een heg heeft geduwd en
- nadat die [slachtoffer] meermalen aan verdachte te kennen had gegeven er niet van gediend te zijn en het niet te willen de keel/hals van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen.
Hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1 subsidiair:
mishandeling
en
feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 200 uur moet worden opgelegd, bij niet verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer na een uitgaansnacht thuis gebracht. Eenmaal bij haar woning aangekomen hebben verdachte en het slachtoffer in de voortuin van haar woning gezoend. Dit was aanvankelijk voor beiden vrijwillig. Op enig moment is verdachte overgegaan tot handelingen waarvan het slachtoffer niet gediend was. Zij wilde dat hij hiermee ophield. Dit heeft zij meermalen zowel verbaal als non verbaal aangegeven. Verdachte is niet gestopt. Hij is doorgegaan. Hij heeft haar borsten en billen betast en is met zijn hand in haar broek gegaan. Toen het slachtoffer zich bleef verzetten en begon te gillen, heeft hij haar keel dichtgeknepen. Dit was zeer beangstigend voor het slachtoffer. Naast de angst en pijn van het moment heeft zij ook nadien nog maandenlang psychische klachten ervan ondervonden. Dit volgt ook uit de slachtofferverklaring, die ter zitting is voorgelezen.
Naast de gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer brengen dergelijke feiten ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de maatschappij in het algemeen teweeg. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 24 april 2017 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Uit dit rapport blijkt onder meer dat de reclassering het recidiverisico als laag inschat en dat zij een meldplicht en overige voorwaarden niet geïndiceerd acht.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf voorts in aanmerking dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal
€ 23.321,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade (€ 21.321,--) bestaat uit medische kosten, therapiekosten, verlies aan arbeidsvermogen met betrekking tot haar werk als oppas en bij Blokker en te lijden schade door studievertraging.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade die ziet op de therapiekosten en de medische kosten (€ 881,--) rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade (€ 2.000,--) tot een bedrag van € 1.500,-- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde schade met betrekking tot de studievertraging is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij niet in dit deel van de vordering kan worden ontvangen.
De gestelde schade met betrekking tot het verlies aan arbeidsvermogen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij ook in dit deel van de vordering niet kan worden ontvangen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet in het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde handelen (mishandeling en feitelijke aanranding van de eerbaarheid) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 246 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
180 dagenmet bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
177 dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
200 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.381,--, bestaande uit € 881,-- als vergoeding voor de materiële en € 1.500,-- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.381,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
33 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.D. Overbeek, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. E.J. Bellaart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.C.M. Martens,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2017.