ECLI:NL:RBNHO:2016:9779

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
15/871557-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van waardevolle goederen uit woning met betrekking tot een oorbel

Op 25 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van diverse waardevolle goederen, waaronder een oorbel, uit de woning van een benadeelde partij. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Sarian, en de verdediging door mr. Y. Moszkowicz. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van horloges, ringen, kledingstukken en een tablet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zittingen op 10 en 11 november 2016 is het bewijs besproken, waaronder WhatsApp-berichten van de verdachte. De verdediging voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, maar de rechtbank oordeelde dat het onderzoek aan de telefoon van de verdachte rechtmatig was. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van de oorbel, maar niet aan de andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, met een vervangende hechtenis van 35 dagen, en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871557-14 (P)
Uitspraakdatum: 25 november 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 en 11 november 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Sarian en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2014 tot en met 26 juli 2014 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] , heeft weggenomen (onder andere)
- een of meer horloge(s), waaronder één dameshorloge van het merk en/of type Rolex Oyster en/of één herenhorloge van het merk en/of type Cartier Roadster, en/of
- een of meer ring(en), waaronder één meerkleurige gouden ring (afgezet met witte diamanten) van het merk Cartier, en/of
- een of meer oorbel(len), waaronder één (paar) oorbel(len) waarbij de oorbel (telkens) bestaat uit twee of drie door elkaar gedraaide ringen van gekleurd goud en/of bezet is met een steentje, en/of
- een of meer kledingstuk(ken) en/of kledingaccessoire(s), waaronder één sjaal, kleur bruin, van het merk Louis Vuitton, en/of
- een of meer computer(s), waaronder één tablet van het merk Samsung, en/of
- een zonnebril, kleur bruin, van het merk Ray Ban, en/of
- een autosleutel van het merk Saab, en/of
- een pet met klep, kleur zwart, met de tekst "New York",
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) het/de weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2014 tot en met 14 augustus 2014 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (onder andere)
- een of meer horloge(s), waaronder één dameshorloge van het merk en/of type Rolex Oyster en/of één herenhorloge van het merk en/of type Cartier Roadster, en/of
- een of meer ring(en), waaronder één meerkleurige gouden ring (afgezet met witte diamanten) van het merk Cartier, en/of
- een of meer oorbel(len), waaronder één (paar) oorbel(len) waarbij de oorbel (telkens) bestaat uit twee of drie door elkaar gedraaide ringen van gekleurd goud en/of bezet is met een steentje, en/of
- een of meer kledingstuk(ken) en/of kledingaccessoire(s), waaronder één sjaal, kleur bruin, van het merk Louis Vuitton, en/of
- een of meer computer(s), waaronder één tablet van het merk Samsung, en/of
- een zonnebril, kleur bruin, van het merk Ray Ban, en/of
- een autosleutel van het merk Saab, en/of
- een pet met klep, kleur zwart, met de tekst "New York",
op één of meer moment(en) in voormelde periode heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van (telkens een of meer van) voormelde goederen (telkens) wist(en) dan wel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 april 2015, [1] het verweer gevoerd dat het onderzoek aan de smartphone van verdachte onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat dergelijk onderzoek, zonder tussenkomst van een rechter, aan de telefoon van verdachte weliswaar is toegestaan op grond van de huidige Nederlandse wetgeving, doch dat deze regelgeving inmiddels is achterhaald en niet is toegesneden op de feitelijke situatie waarop een mobiele telefoon vandaag de dag in de maatschappij fungeert, te weten als bron van opslag van het hele privéleven van de gebruiker ervan. De Nederlandse regelgeving schiet daarmee aldus tekort in het bieden van een wettelijke grondslag voor een dergelijk onderzoek nu zulks geschiedt zonder enige vorm van voorafgaande beoordeling van subsidiariteit en/of proportionaliteit van de bevoegdheid door een rechter. De door de politie verrichte handelingen met betrekking tot de telefoon van verdachte vormen mitsdien een inbreuk op zijn in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Daarmee is sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het door dit vormverzuim verkregen bewijsmateriaal, te weten de WhatsAppgesprekken, mag niet bijdragen aan het bewijs van de ten laste gelegde heling. Bij die stand van zaken resteert onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde feiten en dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De raadsman heeft zich, subsidiair, op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte met ‘graaien’ in het door hem verstuurde WhatsApp-bericht ‘
Ik dacht dat ik niks had gepakt haha. Was gewoon brutaal door alles aan t graaien’ niet heeft bedoeld ‘wegnemen’. Uit het op de telefoon van verdachte aangetroffen berichtenverkeer blijkt dat verdachte niet degene is geweest die de kennelijke wegneemhandeling heeft verricht. Zelfs ingeval verdachte de oorbel wel heeft meegenomen, heeft hij dit niet beoogd zodat het opzet op het wegnemen en de wederrechtelijkheid ontbreken. Evenmin kan op grond van de voorhanden processtukken een voor het ten laste gelegde medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking worden afgeleid.
Evenmin kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem subsidiair verweten heling, aldus de raadsman.
3.3.
Beoordeling van het bewijsmiddelverweer
Vast staat dat de mobiele telefoon van verdachte op de voet van artikel 94 Sv is onderworpen aan onderzoek en dat de daaruit veiliggestelde WhatsAppgesprekken zijn geprint en toegevoegd aan het strafdossier. De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 94 Sv alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen, vatbaar zijn voor inbeslagname. In het belang van de waarheidsvinding is het toegestaan onderzoek te verrichten aan en in het in beslag genomen voorwerp teneinde gegevens voor strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te verkrijgen. In computers opgeslagen gegevens zijn daarvan niet uitgezonderd. [2] Er is geen reden om ten aanzien van gegevens opgeslagen in een mobiele telefoon anders te oordelen. De rechtbank is, anders dan de verdediging, in weerwil van haar beroep op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en in navolging van het gerechtshof Amsterdam, [3] van oordeel dat artikel 94 Sv ter dege een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag vormt voor het onderzoek aan en in de mobiele telefoon van verdachte. Er is aldus geen sprake van een vormverzuim, zodat de WhatsAppgesprekken kunnen dienen tot het bewijs. De rechtbank verwerpt dan ook het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard op het tweede feest, dat in de nacht van 25 op 26 juli 2014 plaatsvond in de woning van de [benadeelde partij] , gelegen aan [adres] te [plaats] , te zijn geweest.
Op 1 augustus 2014 heeft [benadeelde partij] aangifte gedaan van diefstal van diverse veelal waardevolle goederen uit zijn woning . [5] Onderzoek aan de telefoon van verdachte heeft uitgewezen dat op 30 juli 2014 een WhatsAppgesprek heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte] en verdachte. Verdachte zegt in dat gesprek onder andere, op een vraag van [medeverdachte] (“
Weet je zkr dat het daar ligt hij moet terug want die chick heeft je herkend op die camera”): “
Hij moet ik die waggie zijn als het een ring is gap. Ik weet niet eens wat t was. Volgens mij een oorbel. Ik dacht dat ik niks had gepakt man haha. Was gewoon brutaal door alles aan t graaien.”Een klein uur later antwoordt [medeverdachte] : “
Nee is oorbel”. [6] [7] In een groepsgesprek dat op 11 augustus 2014 heeft plaatsgevonden wordt door een onbekend gebleven persoon gezegd: “
hahahaha ik had verdwaalde oorbel in waggie gegooid van Budi”. [8] [9] Op 14 oktober 2014 heeft [benadeelde partij] , desgevraagd, aangegeven dat zijn vrouw ook een paar gedraaide oorbellen met een steentje erin mist. Het waren oorbellen met door elkaar gedraaide ringen in verschillende kleuren goud. De oorbellen lagen in een afgesloten lade die geforceerd was. [10]
De rechtbank gaat er, op grond van de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken, die is ontleend aan de onderzoeksbevindingen en op grond van het verhandelde ter terechtzitting, van uit dat verdachte degene is geweest die de wegneemhandeling heeft verricht en komt tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde diefstal van de oorbel. De rechtbank is van oordeel dat uit de voorhanden processtukken noch uit het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend is komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de wegneming van de overige in de tenlastelegging genoemde goederen en zal verdachte daarvan vrijspreken. Evenmin is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met een van zijn medeverdachten gericht op de diefstal van de oorbel of de andere ontvreemde goederen, zodat verdachte ook van het medeplegen zal worden vrijgesproken.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 juli 2014 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een oorbel, waarbij de oorbel bestaat uit twee of drie door elkaar gedraaide ringen van gekleurd goud en bezet is met een steentje, toebehorende aan de heer [benadeelde partij] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte een stabiel leven leidt en een succesvolle carrière heeft als DJ. . In het kader van de vooruitzichten in zijn loopbaan is het van groot belang dat hij zijn goede naam behoudt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het bewezen feit en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal. Wel kan worden vastgesteld dat verdachte een oorbel heeft gestolen, waartoe hij een lade van een kast heeft verbroken. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan, zeker nu hij als gast in de woning aanwezig was. Van de genoten gastvrijheid heeft verdachte misbruik gemaakt. Daar staat tegenover dat de berechting van verdachte met overschrijding van de redelijke termijn plaatsvindt. Het delict stamt immers al uit juli 2014. Verder houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met het feit dat hij niet eerder met de strafrechter in aanraking is geweest. Verdachte is voorts naar het oordeel van de rechtbank geconfronteerd met onevenredige belangstelling in de media voor zijn strafzaak. Ook dit dient te leiden tot matiging bij de strafoplegging.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van na te noemen duur.

7.Vordering benadeelde partij

De [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 42.720,69 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
  • immateriële schade ad € 1.000.
  • materiële schade ad € 37.747,69.
  • proceskosten ad € 3.973.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in het grootste deel van zijn vordering die ziet op de materiële schade, reeds omdat slechts de diefstal van de oorbel is bewezen. De rechtbank overweegt ten aanzien van de opgevoerde kostenpost ‘weggenomen oorbellen’ (ad € 2.811) dat vast staat dat de verzekering een deel van de schade reeds heeft vergoed. Nu uit de onderbouwing van de benadeelde partij niet kan worden opgemaakt of het uitgekeerde schadebedrag van € 15.903,68 mede ziet op de weggenomen oorbellen, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij ook in dat deel van zijn vordering niet-ontvankelijk is. Bij gebrek aan onderbouwing van de opgevoerde braakschade aan de lade zal de benadeelde partij tevens in dat onderdeel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Evenmin kan de benadeelde partij worden ontvangen in zijn vordering voor zover deze ziet op de immateriële schade nu de aard van het bewezen verklaarde feit daaraan in de weg staat.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering.
Nu er geen schadevergoeding wordt toegewezen, is ook de verzochte vergoeding voor kosten van rechtsbijstand die verband houden met de voeging in het strafproces niet op zijn plaats.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank
 Verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders primair is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
 Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
70 (zeventig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
 Verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en mr. H.A. Stalenhoef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Ince,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2016.

Voetnoten

4.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] , d.d. 1 augustus 2014, dossierpagina 498 tot en met 505.
6.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant T. Veenstra, d.d. 12 oktober 2014, dossierpagina 568.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een bij voornoemd proces-verbaal van bevindingen gevoegde bijlage, dossierpagina 569.
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant T. Veenstra, d.d. 12 oktober 2014, dossierpagina 576.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een bij voornoemd proces-verbaal van bevindingen gevoegde bijlage, dossierpagina 578.
10.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant T. Veenstra, d.d. 5 november 2014, dossierpagina 572.