Op 25 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en heling. De zaak kwam voort uit een incident waarbij verschillende waardevolle goederen, waaronder horloges, ringen, en kledingstukken, zouden zijn ontvreemd uit de woning van een benadeelde partij. De rechtbank heeft de zaak behandeld na openbare terechtzittingen op 10 en 11 november 2016, waarbij de officier van justitie, mr. D. Sarian, de bewezenverklaring van de diefstal in vereniging heeft geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. E.G.S. Roethof, pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat de goederen mogelijk al voor de tenlastegelegde periode waren ontvreemd en dat er onvoldoende bewijs was voor betrokkenheid van de verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Bij de beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank gekeken naar de WhatsApp-gesprekken die door de politie waren verkregen uit de mobiele telefoon van de verdachte. De verdediging voerde aan dat dit onderzoek onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een vormverzuim en dat de verkregen gegevens als bewijs konden worden gebruikt.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de diefstal of heling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de schade niet kon worden bewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. A.F. van Hoorn, met mr. M.S. Lamboo en mr. H.A. Stalenhoef als rechters.