ECLI:NL:RBNHO:2016:9771

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
15/871494-14 en 15/700078-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervaardigen en openbaar maken van filmpjes zonder toestemming

Op 25 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het heimelijk vervaardigen en openbaar maken van filmpjes van een persoon zonder diens toestemming. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld, waarbij de verdachte werd aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder diefstal en schending van de privacy. De tenlastelegging omvatte het vervaardigen van filmpjes van de benadeelde partij, terwijl deze zich in een niet voor het publiek toegankelijke plaats bevond, en het vervolgens openbaar maken van deze filmpjes via Snapchat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zittingen is de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de privacy van de benadeelde partij ernstig is geschonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en heeft een schadevergoeding van € 7.000 toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van het heimelijk filmen en het openbaar maken van dergelijke beelden zonder toestemming, en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871494-14 en 15/700078-15 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Uitspraakdatum: 25 november 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 en 11 november 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op [adres]
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Sarian en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 15/871494-14
Primair
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2014 tot en met 26 juli 2014 [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres] , heeft weggenomen (onder andere)
- een of meer horloge(s), waaronder één dameshorloge van het merk en/of type Rolex Oyster en/of één herenhorloge van het merk en/of type Cartier Roadster, en/of
- een of meer ring(en), waaronder één meerkleurige gouden ring (afgezet met witte diamanten) van het merk Cartier, en/of
- een of meer oorbel(len), waaronder één (paar) oorbel(len) waarbij de oorbel (telkens) bestaat uit twee of drie door elkaar gedraaide ringen van gekleurd goud en/of bezet is met een steentje, en/of
- een of meer kledingstuk(ken) en/of kledingaccessoire(s), waaronder één sjaal, kleur bruin, van het merk Louis Vuitton, en/of
- een of meer computer(s), waaronder één tablet van het merk Samsung, en/of
- een zonnebril, kleur bruin, van het merk Ray Ban, en/of
- een autosleutel van het merk Saab, en/of
- een pet met klep, kleur zwart, met de tekst "New York",
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) het/de weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2014 tot en met 14 augustus 2014 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (onder andere)
- een of meer horloge(s), waaronder één dameshorloge van het merk en/of type Rolex Oyster en/of één herenhorloge van het merk en/of type Cartier Roadster, en/of
- een of meer ring(en), waaronder één meerkleurige gouden ring (afgezet met witte diamanten) van het merk Cartier, en/of
- een of meer oorbel(len), waaronder één (paar) oorbel(len) waarbij de oorbel (telkens) bestaat uit twee of drie door elkaar gedraaide ringen van gekleurd goud en/of bezet is met een steentje, en/of
- een of meer kledingstuk(ken) en/of kledingaccessoire(s), waaronder één sjaal, kleur bruin, van het merk Louis Vuitton, en/of
- een of meer computer(s), waaronder één tablet van het merk Samsung, en/of
- een zonnebril, kleur bruin, van het merk Ray Ban, en/of
- een autosleutel van het merk Saab, en/of
- een pet met klep, kleur zwart, met de tekst "New York",
op één of meer moment(en) in voormelde periode heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van (telkens een of meer van) voormelde goederen (telkens) wist(en) dan wel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
parketnummer 15/700078-15
1.
hij op of omstreeks 25 juli 2014 te [plaats] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een mobiele telefoon (Apple Iphone 5), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [benadeelde partij 2] , aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de jacuzzi in de tuin van een pand aan [adres] , een afbeelding, te weten een filmpje, heeft vervaardigd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2014 tot en met 25 augustus 2014 op een of meer verschillende tijdstippen te [plaats] , (telkens) een afbeelding, te weten een filmpje, welke door verdachte was vervaardigd met een technisch hulpmiddel, te weten een mobiele telefoon, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [benadeelde partij 2] , aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de jacuzzi in de tuin van een pand aan [adres] , en waarover verdachte aldus (telkens) de
beschikking heeft gehad, (telkens) openbaar heeft gemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging ten aanzien van de feiten onder parketnummer 15/700078-15 en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. Ter terechtzitting van 10 november 2016 heeft de rechtbank reeds mondeling op het preliminaire verweer van de raadsman beslist dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk ten aanzien van de feiten onder parketnummer 15/871494-14 moet worden verklaard, nu verdachte eerder van de zijde van het Openbaar Ministerie is toegezegd dat hij ter zake van die feiten niet verder zou worden vervolgd.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs (parketnummer 15/700078-15)

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat aangeefster zich terdege bewust was van de aanwezigheid van mobiele telefoons en dat hiermee foto’s en filmpjes werden gemaakt. Ze heeft aldus impliciet toestemming gegeven voor het vervaardigen van het filmpje. Van het heimelijk vervaardigen van het filmpje is dan ook geen sprake. Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Vast staat immers dat het bubbelbadfilmpje om 07:05 uur is vervaardigd en dat de eerste berichten over de Snapchat post van 05:38 uur zijn. Het op Snapchat geplaatste filmpje is dus kennelijk niet het ten laste gelegde filmpje. Van openbaar maken van het in de tenlastelegging bedoelde filmpje is dan ook geen sprake. Verdachte heeft het filmpje uitsluitend naar [medeverdachte] en aangeefster gestuurd: de direct betrokkenen.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Feit 1
Op 8 september 2014 heeft [benadeelde partij 1] , namens zijn dochter [benadeelde partij 2] , aangifte gedaan van het heimelijk vervaardigen van seksfilmpjes en het openbaar maken daarvan. [2] Op 15 september 2014 [3] en 8 december 2014 is [benadeelde partij 2] gehoord. [4] Zij heeft verklaard dat zij op de dag van het eerste feest (
de rechtbank begrijpt: 25 juli 2014) samen met [medeverdachte] in de jacuzzi heeft gezeten die in de tuin stond van haar ouderlijke woning, gelegen aan [adres] . [5] Zij heeft [medeverdachte] oraal bevredigd in de jacuzzi. [6] Daags na het tweede feest kreeg ze van verdachte een filmpje daarvan te zien. Zij wist niet dat ze gefilmd werden toen ze in de jacuzzi zaten. [7]
Een verbalisant van politie heeft het bewuste filmpje bekeken en beschreven. Zij heeft vermeld dat de jongedame die met [medeverdachte] in de jacuzzi zit alleen op haar rug te zien is en haar gezicht in het water heeft. Er zijn nog twee personen zichtbaar op het filmpje, waarvan er één is herkend als verdachte. Er wordt niet gesproken, alleen het geluid van de waterstroom is hoorbaar. [8]
Verdachte heeft bevestigd dat hij een filmpje heeft gemaakt van [benadeelde partij 2] en [medeverdachte] met zijn mobiele telefoon toen zij seksuele handelingen verrichtten in de jacuzzi. [benadeelde partij 2] wist niet dat deze handelingen gefilmd werden. [9] Verdachte had niet aangegeven dat hij aan het filmen was. [10]
De rechtbank gaat er, op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, van uit dat [benadeelde partij 2] geen wetenschap had van het feit dat zij gefilmd werd. Het feit dat verdachte gedurende het feest aldoor bezig was met het maken van filmpjes en foto’s impliceert, anders dan de raadsman heeft aangevoerd, voorts niet dat [benadeelde partij 2] impliciet toestemming heeft gegeven voor het filmen van de seksuele handelingen. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 1 tenlastegelegde.
Feit 2
Onder verdachte is een mobiele telefoon, Apple iPhone 5, inbeslaggenomen. [11] De data-inhoud van de mobiele telefoon is veiliggesteld en aan het onderzoeksteam ter beschikking gesteld. [12] In de mobiele telefoon stonden diverse Whatsapp-berichten opgeslagen. Zo is aangetroffen een door ‘ [betrokkene 1] ’ op 25 juli 2014 om 07:38 uur, aan verdachte verstuurd bericht, inhoudende: “
Omg die laatste snap kan echt niet”. Om 08:07 uur diezelfde dag heeft verdachte van ‘ [betrokkene 2] ’ ontvangen: “
Dat kan je niet filmen hoooooooooorrrr. Zo vroeg in de ochtendd. Snapshot.” Ook ‘ [betrokkene 3] ’ heeft verdachte op 25 juli 2014 een bericht gestuurd: “
Was zei nou echt aan het pijpen op je snap”, evenals ‘ [betrokkene 4] ’ die aan verdachte vraagt: “
Zet jij altijd pijpvideo’s op snapchat?” [13] [14] [15]
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven berichten af te leiden is dat verdachte voornoemd filmpje op Snapchat geplaatst heeft.
De rechtbank gaat daarbij voorbij aan het verweer van de verdediging, inhoudende dat bovengenoemde berichten moeten zien op een ander filmpje nu deze dateren van vóór het tijdstip waarop verdachte het filmpje van [medeverdachte] en [benadeelde partij 2] heeft gemaakt, en wijst in dit verband op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , dossierpagina’s 743 en 744, waaruit blijkt dat 2 uur moet worden opgeteld bij de in het zedendossier vermelde tijdstippen.
De rechtbank verwerpt voorts het verweer van de raadsman inhoudende dat voornoemd proces-verbaal niet kan worden gebezigd in de zedenzaak daar het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de zaak met betrekking tot diefstal c.q. heling waar dat proces-verbaal deel van uitmaakt. De rechtbank overweegt daartoe dat de zaken zijn gevoegd ter terechtzitting. Daarmee staan alle processtukken in beide zaken ter beschikking.
Ook verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat met het plaatsen van het filmpje op Snapchat niet is voldaan aan de voorwaarden voor strafbaarstelling in artikel 139g van het Wetboek van Strafrecht. Door het heimelijk gemaakte filmpje op Snapchat te plaatsen, heeft verdachte dit ter kennis willen brengen van het publiek, te weten ofwel alle overige gebruikers van Snapchat ofwel de groep door verdachte goedgekeurde contacten, hetgeen eveneens een groep van zekere omvang betreft. Daarmee heeft verdachte het heimelijk vervaardigde filmpje openbaar gemaakt in de zin van de wet.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 juli 2014 te [plaats] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een mobiele telefoon (Apple Iphone 5), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk [benadeelde partij 2] ,
aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de jacuzzi in de tuin van een pand aan [adres] , een afbeelding, te weten een filmpje, heeft vervaardigd.
2.
hij op 25 juli 2014 in Nederland een afbeelding, te weten een filmpje, welke door verdachte was vervaardigd met een technisch hulpmiddel, te weten een mobiele telefoon, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van [benadeelde partij 2] , aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de jacuzzi in de tuin van een pand aan [adres] , en waarover verdachte aldus de beschikking heeft gehad, openbaar heeft gemaakt.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen.
Ten aanzien van feit 2:
Het openbaar maken van een afbeelding als bedoeld in art. 139f onder 2°.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, bij een eventuele strafoplegging, rekening te houden met het gegeven dat verdachte een stabiel leven leidt en carrière heeft als MC. In het kader van de vooruitzichten in zijn loopbaan is het van groot belang dat hij zijn goede naam behoudt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt gelet op de ernst van de bewezen feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte tot de na te noemen strafoplegging.
De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het navolgende.
Verdachte heeft in het geheim filmopnamen gemaakt van aangeefster tijdens haar intieme samenzijn met een ander. Daarmee is de privacy van aangeefster zeer geschonden. Verdachte heeft zich klaarblijkelijk in het geheel niet bekommerd om de gevolgen daarvan voor aangeefster.
Ook heeft verdachte via Snapchat het filmpje openbaar gemaakt. De daarop volgende reacties van anderen, waarin wordt gesproken over de “pijpvideo”, maken volstrekt duidelijk dat ook dit misdrijf zeer ingrijpende gevolgen voor aangeefster heeft gehad. De rechtbank rekent dit misdrijf de verdachte in ernstige mate aan.
Met de gebleken publicitaire aandacht in de media voor de strafzaak zal de rechtbank geen rekening houden. Door de openbaarmaking van het filmpje heeft verdachte dit zelf over zich afgeroepen.
Wel heeft de rechtbank acht geslagen op het feit, dat verdachte niet eerder met de strafrechter in aanraking is geweest. Verder heeft de rechtbank meegewogen dat de berechting niet binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden. De strafbare feiten zijn immers in de zomer van 2014 gepleegd.
Al met al ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie en zal rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf van na te noemen duur.

7.Vorderingen benadeelde partij

7.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 61.240,43 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
  • immateriële schade ad € 12.000.
  • materiële schade (bestaande uit gemaakte medische kosten, kosten in verband met het vroegtijdig stoppen met haar opleiding en het ‘ontgooglen’ van de naam van de benadeelde partij) ad € 49.240,43.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ter zake van de materiële schade voor zover deze ziet op de posten ‘medische kosten’ en ‘opleidingskosten’ onvoldoende is onderbouwd en mitsdien niet voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij kan evenmin worden ontvangen in het deel van haar vordering dat ziet op de post ‘ontgooglen’ nu deze kosten nog niet zijn gemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering voor zover deze ziet op de materiële schade.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schade de aard en de impact van het bewezenverklaarde voor de benadeelde in aanmerking genomen. De rechtbank heeft ook acht geslagen op wat in vergelijkbare zaken wordt toegekend aan immateriële schadevergoeding. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de vergoeding van de immateriële schade thans naar billijkheid te begroten op een bedrag van € 7.000. De benadeelde partij zal voor het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze ziet op de immateriële schade, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
22c, 22d, 36f, 57, 139f en 139g van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 15/700078-15 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
 Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1 en 2 met parketnummer 15/700078-15 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
 Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren en verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
80 (tachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 dagen hechtenis.
 Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.000(zevenduizend euro) bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 7.000(zevenduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
70 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en mr. H.A. Stalenhoef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Ince,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] , d.d. 8 september 2014, dossierpagina 95 tot en met 100.
3.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 2] , d.d. 15 september 2014, dossierpagina 101 tot en met 113.
4.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 2] , d.d. 8 december 2014, dossierpagina 120 tot en met 125.
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 2] , d.d. 15 september 2014, dossierpagina 102.
6.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 2] , d.d. 8 december 2014, dossierpagina 120 en 121.
7.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [benadeelde partij 2] , d.d. 15 september 2014, dossierpagina 106.
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 27 november 2014, dossierpagina 17.
9.Het in de wettelijke vorm opgemaakte verhoor van [verdachte] , d.d. 15 augustus 2014, dossierpagina 412.
10.Verklaring van verdachte ter zitting van 10 november 2016 afgelegd.
11.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , d.d. 18 december 2014, dossierpagina 15.
12.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 9 december 2014, dossierpagina 18.
13.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 9 december 2014, dossierpagina 18.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een bij genoemd proces-verbaal gevoegde bijlage, dossierpagina 20 en 21.
15.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , d.d. 25 augustus 2014, dossierpagina 743 en 744 (dossier in zaak A).