In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een verzoek tot vernietiging van een opzegging van een arbeidsovereenkomst en de toekenning van een transitievergoeding. De verzoeker, [x], was werkzaam als docent A bij [y] en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 1 augustus 2016. [x] stelde dat zijn arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd en dat hij recht had op doorbetaling van loon en een transitievergoeding, omdat hij meende dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De verwerende partij, [y], voerde aan dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd op basis van de CAO MBO 2014-2015, die afwijkingen van de ketenregeling mogelijk maakte, en dat [x] niet voldeed aan de wettelijke eisen voor benoeming als docent A.
De kantonrechter oordeelde dat de laatste arbeidsovereenkomst van [x] van rechtswege was geëindigd op 1 augustus 2016, omdat deze was aangegaan vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving en de CAO MBO 2014-2015 van toepassing was. De rechter concludeerde dat [x] niet voldeed aan de wettelijke bekwaamheidseisen en dat de arbeidsovereenkomst daarom rechtsgeldig voor bepaalde tijd was aangegaan. Het verzoek van [x] om de opzegging te vernietigen en om doorbetaling van loon werd afgewezen, maar de kantonrechter kende wel een transitievergoeding van € 10.203,00 toe aan [x].
Daarnaast deed [y] een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dat werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat, mocht in hoger beroep worden geoordeeld dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk zou worden ontbonden met ingang van 1 januari 2017. De rechter benadrukte dat [y] niet kon worden verplicht om [x] in dienst te houden, gezien de wettelijke bekwaamheidseisen en de CAO-regels. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.