ECLI:NL:RBNHO:2016:8328

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
15/800295-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik en mishandeling binnen het gezin met betrekking tot minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn elfjarige dochter en mishandeling van zowel zijn dochter als zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters, die elkaar op cruciale punten ondersteunden, als bewijs gebruikt, samen met technisch bewijs van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) dat celmateriaal van de dochter op de penis van de verdachte aantoonde.

De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, die stelden dat de verklaringen van de aangeefsters onbetrouwbaar waren en dat de NFI-rapportage niet als bewijs kon dienen. De rechtbank oordeelde dat de eerdere verklaringen van de aangeefsters, ondanks hun herroeping, voldoende steunbewijs boden voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan seksueel misbruik en mishandeling, en legde een gevangenisstraf op van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte geen rekening had gehouden met de ongelijkwaardige positie van zijn dochter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800295-15 (P)
Uitspraakdatum: 7 oktober 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 september 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [geboorteland] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam,
(telkens) met [aangeefster 2] , geboren op [geboortedatum aangeefster 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2] ,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [aangeefster 2] gebracht en/of gemeenschap gehad met die [aangeefster 2] ;
Feit 2:
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, zijn kind, [aangeefster 2] , heeft mishandeld door toen en daar die [aangeefster 2] (krachtig):
- te slaan en/of te stompen tegen de arm(en) en/of de be(e)n(en) en/of
- bij de armen vast te pakken en/of
- te trappen en/of te schoppen tegen het lichaam en/of
- aan de haren te trekken en/of
- met het lichaam tegen de rand en/of de muur aan te botsen/stoten/duwen;
Feit 3:
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, zijn echtgenote en/of levensgezellin, [aangeefster 1] , heeft mishandeld door toen en daar die [aangeefster 1] (krachtig):
- aan de haren vast te pakken en/of
- met het hoofd tegen de muur te duwen en/of
- te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht en/of
- te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, met dien verstande dat sprake is van anale penetratie. Voor het bewijs heeft de officier van justitie verwezen naar de eerdere verklaringen van [aangeefster 1] en de verklaring van [aangeefster 2] (hierna: [aangeefster 2] ) tijdens het eerste studioverhoor, alsmede het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 21 december 2015 (hierna: de NFI rapportage). Die verklaringen en forensische bevindingen ondersteunen en bevestigen elkaar. Daarnaast zijn ze in lijn met de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] .
De Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten is in deze zaak niet gevolgd wat betreft het gebruik van tolken. Het betrof een aanhouding op heterdaad, waarbij het onmogelijk was iedereen naar huis te sturen met de mededeling dat er nog op zou worden teruggekomen op het moment dat een geschikte tolk was gevonden. Er is transparant geverbaliseerd dat deze keuze is gemaakt. De officier van justitie heeft aangevoerd dat [aangeefster 1] en [aangeefster 2] nergens aangeven dat ze volstrekt verkeerd zijn begrepen. Integendeel heeft [aangeefster 1] verklaard dat zij die dingen wel eerder heeft gezegd, maar dat zij toen heeft gelogen.
Verder heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de eerdere verklaringen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] onbetrouwbaar zijn en daarom niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs. Verder is er geen sprake van overig (steun)bewijs. Aan de NFI rapportage worden apert onjuiste conclusies verbonden, zodat deze niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
Ten aanzien van feiten 2 en 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van aangeefsters van het bewijs moeten worden uitgesloten nu hun betrouwbaarheid zeer expliciet ter discussie staat. Om die reden dient vrijspraak van deze feiten te volgen.
3.3
Bewijsmiddelverweren
Betrouwbaarheid verklaringen [aangeefster 1] en [aangeefster 2]
Door de raadsman is betoogd dat de eerdere belastende verklaringen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] niet betrouwbaar zijn en daarom van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de oorspronkelijke aangiftes gemankeerd tot stand zijn gekomen door problemen met de tolk en bemoeienis van betrokkenen die als tolk hebben opgetreden. [aangeefster 2] is noch de Nederlandse noch de Birmeese taal voldoende machtig, terwijl zij wel in die taal is verhoord. Bij de herroeping van haar aangifte was een tolk in de eigen taal van [aangeefster 2] aanwezig. Daarnaast geven [aangeefster 1] en [aangeefster 2] een plausibele reden waarom zij eerder belastend over verdachte hebben verklaard, waarbij de herroeping van de verklaringen ondersteuning vindt in de ontkenning van verdachte. Voorts concludeert de benoemde deskundige de heer R.A.R. Bullens niet dat de aangifte betrouwbaarder is dan de herroeping daarvan, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De rechtbank constateert dat het dossier twee tegenstrijdige verklaringen bevat van beide aangeefsters. Op 14 juli 2015 is door [aangeefster 1] aangifte gedaan tegen verdachte wegens seksueel misbruik en mishandeling van haar dochter [aangeefster 2] . Op 22 juli 2015 is [aangeefster 2] hier tijdens een studioverhoor over bevraagd, waarbij zij een belastende verklaring tegen verdachte heeft afgelegd. Op 12 februari 2016 wordt [aangeefster 1] bij de rechter-commissaris gehoord en herroept zij haar eerdere verklaringen omtrent seksueel misbruik en mishandeling van [aangeefster 2] door verdachte. In het derde studioverhoor van 26 februari 2016 heeft [aangeefster 2] verklaard dat zij de beschuldigingen richting verdachte van haar moeder moest doen en dat het niet waar is wat zij eerder heeft verklaard.
Uit het Pro Justitia betrouwbaarheidsrapport van 7 juni 2016 van deskundige Bullens blijkt dat sprake is van een beperkte tot zeer beperkte betrouwbaarheid van Esthers verklaringen tijdens de studioverhoren. De rechtbank is echter van oordeel dat deze (zeer) beperkte betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster 2] voldoende wordt hersteld. Tijdens de laatste verhoren van aangeefsters waren zowel een tolk Birmees als een tolk Chin Zo aanwezig. [aangeefster 1] heeft daarbij verklaard: “ik heb tegen de politie gezegd dat mijn man mijn dochter misbruikt, maar ik heb dit gelogen tegen de politie”. [aangeefster 2] heeft daarbij verklaard: “mijn moeder zei, jij moet aan de politie zeggen dat je vader jou heeft verkracht. (..) Het is niet gebeurd, maar toch heb ik mijn moeder geluisterd. (..) Het is allemaal gelogen”.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de middels de tolken gestelde vragen tijdens de eerdere verhoren volstrekt niet verkeerd zijn begrepen door [aangeefster 1] en [aangeefster 2] . Zij verklaren namelijk beiden dat het klopt dat zij de dingen uit de eerdere belastende verklaringen hebben gezegd, maar dat zij hebben gelogen.
De eerdere verklaringen van aangeefsters vinden op wezenlijke punten bovendien ondersteuning in overige bewijsmiddelen, in het bijzonder technisch bewijs.
De rechtbank acht de herroeping van de eerdere verklaringen door [aangeefster 1] en [aangeefster 2] niet geloofwaardig. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de eerdere verklaringen van aangeefsters – gelet op de gang van zaken voorafgaand en aansluitend aan de aanhouding van verdachte en de context zoals deze blijkt uit het dossier – en zal deze niet van het bewijs uitsluiten. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
NFI rapportage
Door de raadsman is betoogd dat de NFI rapportage niet voor het bewijs gebezigd kan worden. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van twee verschillende rapporten, waarbij enkel uit het rapport van 21 december 2015 blijkt dat het aangetroffen celmateriaal sperma betreft. Daarnaast is door de forensisch DNA-deskundige de heer ing. J.L.W. Dieltjes ter terechtzitting van 23 september 2016 een schriftelijk bescheid overgelegd, waaruit blijkt dat bepaalde pieken en profielen niet kunnen worden verklaard binnen de gestelde hypothesen in de rapportage. Bovendien is de Bayesiaanse vergelijking toegepast op verkeerde stellingen, waarbij expliciet andere aannemelijke donoren van de sporen zijn uitgesloten, zoals een familielid. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de wijze waarop de sporen op hun vindplaatsen terecht zijn gekomen niet zijn vastgesteld, terwijl het ook kan gaan om secundaire overdracht van sporen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de conclusies die in het NFI rapport door deskundige Dieltjes zijn getrokken en die hij ter terechtzitting van 23 september 2016 na beantwoording van vragen heeft verduidelijkt. Overigens constateert de rechtbank dat de rapportage opgemaakt is op 21 december 2015 en dat de verdediging sindsdien geen andere hypotheses heeft voorgesteld. De rechtbank zal de NFI rapportage niet van het bewijs uitsluiten. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
3.4
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 14 juli 2015 bevond [getuige 3] zich in zijn garagebox aan de [straat] te Edam. Omstreeks 19.45 uur zag hij dat vier kinderen in een steeg achter de [straat 2] over een schutting heen klommen en in paniek op hem af kwamen gerend; ze hadden wijd opengesperde ogen en trilden. Meerdere kinderen riepen in de Engelse taal: “my father is hitting and kicking my mother”. [getuige 3] belde hierop de politie. Kort hierop zag [getuige 3] dat er ook een vrouw over de schutting klom en in paniek naar hem toe rende. De vrouw huilde en trilde. [2]
Op 14 juli 2015 omstreeks 19.58 uur kregen [verbalisanten] van de centrale meldkamer de melding te gaan naar [straat] te Edam in verband met een familieruzie. Ter plaatse aangekomen hoorden verbalisanten dat meerdere kinderen tegen hen zeiden: “number eleven”. De kinderen wezen daarbij in de richting van de [adres]. Verbalisanten zijn naar die woning gelopen. Vanuit de woning hoorden voornoemde verbalisanten vermoedelijk een kind huilen en schreeuwen. De man die in de woning aanwezig was, draaide de voordeur op slot en boog de dievenklauwen, welke op de deur zaten, naar beneden. Voornoemde verbalisanten zijn vervolgens door het openstaande raam naast de voordeur naar binnen geklommen. Zij zagen gelijk een kind de woonkamer in komen. Het kind huilde en was duidelijk in paniek. Tevens zagen verbalisanten een man in de gang staan die alleen een onderbroek droeg. Voornoemde verbalisanten zagen dat het kind door het geopende voorraam al huilend de woning verliet. [3]
Op 14 juli 2015 heeft [aangeefster 1] aangifte gedaan. Zij verklaarde dat zij die dag thuis was (op het [adres] ). Zij zag dat haar partner (verdachte) seks had met hun dochter [aangeefster 2] en dat hij aan haar borsten zoog. [aangeefster 1] wilde dit stoppen en pakte [aangeefster 2] weg. Verdachte pakte [aangeefster 1] toen bij haar haren en duwde haar met haar hoofd tegen de muur. Hij deed haar erg pijn. Verdachte sleurde haar naar de keuken en sloeg haar ongeveer 4 á 5 keer met zijn vuist op haar gezicht. Dit deed veel pijn. [aangeefster 1] verklaarde verder dat [aangeefster 2] van verdachte naakt bij hen moet slapen en dat hij ’s nachts met haar vagina speelt. [4]
De verbalisanten die de aangifte hebben opgenomen, relateren dat [aangeefster 1] meerdere malen ongevraagd verklaarde dat verdachte seksuele handelingen verrichtte bij hun dochter. [5]
Op 15 juli 2015 heeft [aangeefster 1] een tweede aangifte gedaan. Zij verklaarde dat zij had gezien dat verdachte hun dochter [aangeefster 2] van 11 jaar oud neukte op de bank in de woonkamer. [aangeefster 2] lag op de bank en verdachte lag boven op haar. Verdachte had zijn groene onderbroek halverwege uitgedaan. [aangeefster 1] zag dat de piemel van verdachte in [aangeefster 2] geslachtsdeel zat. Toen [aangeefster 1] hem wilde tegenhouden, werd hij boos en heeft hij [aangeefster 1] geslagen en aan haar haar haren getrokken. Daarna zijn [aangeefster 1] en de andere kinderen naar buiten gegaan. Nadat verdachte door de politie was meegenomen, heeft [aangeefster 2] verteld aan [aangeefster 1] dat, toen de anderen naar buiten gingen, verdachte [aangeefster 2] mee naar boven heeft genomen en haar in de slaapkamer op bed nog een keer heeft verkracht. [aangeefster 1] verklaarde verder dat verdachte tegen [aangeefster 2] had gezegd: “Ik heb jou geroepen, waarom kom je niet naar beneden?” en dat hij [aangeefster 2] had geslagen tegen haar armen en benen en aan haar haren had getrokken. Dat was in de keuken, voordat verdachte [aangeefster 2] meenam naar de bank. [aangeefster 1] heeft dit van [aangeefster 2] gehoord. [6]
[aangeefster 2] , geboren op [geboortedatum aangeefster 2] , heeft verklaard dat zij, op de dag waarop de politie bij haar thuis kwam, op de bank door haar vader (verdachte) werd geneukt. Daarna heeft verdachte haar nog een keer geneukt boven in de slaapkamer. [aangeefster 2] heeft verklaard dat verdachte met zijn penis in haar vagina ging. Verder heeft zij verklaard dat verdachte haar heeft geslagen tegen haar arm en aan haar haren heeft getrokken. Dit deed pijn. [7]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat zijn vader (verdachte) zijn moeder ( [aangeefster 1] ) heeft geslagen. Iedereen – behalve [aangeefster 2] – werd door verdachte naar buiten gestuurd, waarna verdachte de achterdeur op slot draaide. [getuige 1] is samen met zijn broers over de schutting geklommen. [8]
Op 15 juli 2015 is bij verdachte een onderzoeksset afgenomen. [9] Van de penis van verdachte is een spoor veiliggesteld met SIN-nummer ZAAC6901NL. [10] Het spoor met dit SIN-nummer is onderzocht. De stelling dat de bemonstering ZAAC6901NL#04 “penisschacht droog” celmateriaal bevat van drie personen, waaronder verdachte, [aangeefster 2] en een willekeurige onbekend persoon, die niet verwant is aan verdachte of [aangeefster 2] is meer dan 1.000.000 keer waarschijnlijker dan de stelling dat voornoemde bemonstering celmateriaal bevat van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, die niet verwant zijn aan verdachte of [aangeefster 2] . [11]
3.5
Bewijsoverwegingen
Seksueel misbruik
In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde opleveren. Naast de verklaring van [aangeefster 2] zit in het dossier de verklaring van [aangeefster 1] en technisch bewijs. De verklaringen ondersteunen en bevestigen elkaar op cruciale punten. Uit het onderzoek dat is verricht door het NFI kan worden geconcludeerd dat celmateriaal van [aangeefster 2] op de penis van verdachte is aangetroffen.
In deze bewijsmiddelen vindt de rechtbank voldoende steunbewijs voor het meermalen plegen van handelingen (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [aangeefster 2] door verdachte. De rechtbank heeft ook de overtuiging bekomen dat verdachte dergelijke handelingen met [aangeefster 2] heeft verricht.
Uit de verschillende verklaringen die zich in het dossier bevinden, komt naar voren dat [aangeefster 2] bij haar ouders op één slaapkamer slaapt en dat zij ook wel naakt bij hen in bed slaapt. Dit wordt ook door verdachte bevestigd. [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij meerdere keren heeft gezien dat verdachte met de vagina van [aangeefster 2] speelde toen zij in bed lagen en dat hij [aangeefster 2] heeft geprobeerd te neuken. Uit het eerste studioverhoor van [aangeefster 2] komt naar voren dat verdachte vaker met zijn penis in haar vagina is geweest.
De rechtbank concludeert dat sperma in de bemonstering “anus diep” bij de onderzoeksset van [aangeefster 2] is aangetroffen, afkomstig van verdachte. In de verklaringen wordt geen melding gemaakt van seksueel misbruik in de anus van [aangeefster 2] , zodat deze bevinding niet redengevend is voor het bestanddeel “anus” in de tenlastelegging, toegespitst op of omstreeks de datum 14 juli 2015. Naar het oordeel van de rechtbank draagt dit echter wel bij aan de overtuiging dat seksueel misbruik van [aangeefster 2] heeft plaatsgevonden door verdachte.
De rechtbank laat tevens meewegen dat [aangeefster 2] op de vraag of zij ooit heeft gezien of er iets uit de penis van verdachte kwam, antwoordt: “ja. Het lijkt op ijs. Het lijkt op tandpaste. Alsof het uit een tube komt”. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [aangeefster 2] – gelet op haar leeftijd – eerder door een ander met dergelijke handelingen geconfronteerd is geweest, hetgeen de inhoud van haar verklaring zou kunnen hebben beïnvloed.
Gezien het vorenstaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 juli 2015 schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn elfjarige dochter [aangeefster 2] , een en ander op de wijze zoals hierna onder 3.6 in de rubriek bewezenverklaring wordt aangegeven.
Voorwaardelijk verzoek raadsman tot horen van getuigen ter terechtzitting
De raadsman heeft de rechtbank verzocht – indien niet tot vrijspraak wordt gekomen – over te gaan tot het horen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] als getuigen ter terechtzitting om de betrouwbaarheid van hun verklaringen te kunnen toetsen, onder verwijzing naar
ECLI:NL:HR:2006:AV4834.
De rechtbank zal niet tot het horen van voormelde getuigen ter terechtzitting overgaan. Zoals de rechtbank onder 3.3 heeft overwogen, acht zij de genoemde verklaringen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] geloofwaardig. Het gegeven dat beide getuigen nadien om moverende redenen hebben verklaard dat zij in strijd met de waarheid hadden verklaard, doet hieraan niet af.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat de situatie uit het arrest van de Hoge Raad, waarnaar de raadsman verwijst, zich in deze zaak niet voordoet en zij ziet ook overigens geen noodzaak voormelde getuigen ter terechtzitting te horen.
Voorwaardelijk verzoek raadsman tot contra-expertise NFI rapportage
De raadsman heeft de rechtbank verzocht – indien niet tot bewijsuitsluiting van de NFI rapportage wordt overgegaan – contra-expertise door een onafhankelijk instituut te laten verrichten.
De rechtbank zal hiertoe niet overgaan. Gegeven de motivering die aan het verzoek van de raadsman ten grondslag ligt, acht de rechtbank – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de raadsman het verzoek redelijkerwijs in een eerder stadium had kunnen doen, nu ter terechtzitting niet is gebleken van nieuwe omstandigheden die een dergelijk verzoek rechtvaardigen.
3.6
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op tijdstippen op 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam,
telkens met [aangeefster 2] , geboren op [geboortedatum aangeefster 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2] ,
immers heeft hij, verdachte, telkens zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster 2] gebracht;
Feit 2:
hij op 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, zijn kind, [aangeefster 2] , heeft mishandeld door die [aangeefster 2] (krachtig):
- te slaan tegen de armen en benen en
- aan de haren te trekken;
Feit 3:
hij op 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, zijn echtgenote, [aangeefster 1] , heeft mishandeld door die [aangeefster 1] (krachtig):
- aan de haren vast te pakken en
- met het hoofd tegen de muur te duwen en
- te stompen in het gezicht.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn kind.
Feit 3:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren.
Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf vordert zij de bijzondere voorwaarde te verbinden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 15 juni 2016, te weten een contactverbod met het slachtoffer [aangeefster 2] . Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde gevorderd.
Bij de formulering van haar strafeis heeft de officier van justitie ten voordele van verdachte rekening gehouden met het gegeven dat hij first offender is en dat de feiten ook voor hem grote gevolgen hebben gehad.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen hebben van seksuele gemeenschap met zijn elfjarige dochter. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de ongelijkwaardige positie die tussen hem en het slachtoffer bestond en hij heeft ten behoeve van de bevrediging van zijn lustgevoelens de verantwoordelijkheid die hij – als vader en volwassene – ten opzichte van haar had, genegeerd. Door zijn handelwijze heeft verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer geschonden en heeft hij het vertrouwen dat zijn minderjarige dochter in haar vader zou moeten kunnen hebben, ernstig geschaad. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten, zeker in het geval van jonge kinderen, zo niet blijvend dan toch langdurig nadeel kunnen ondervinden van wat hun is aangedaan. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat een ernstig feit als onderhavige de oplegging van een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur rechtvaardigt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandelingen van zijn echtgenote en dochter. Mishandeling is een inbreuk op de lichamelijke integriteit, welke inbreuk extra verwijtbaar is wanneer die mishandeling gericht is tegen familieleden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 juli 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 15 juni 2016 van J.H. Kooij als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Uit de persoonlijke omstandigheden van verdachte blijken risicofactoren onder andere inzake taal, integratie, werk, sociale contacten en de relatie die betrokkene met zijn gezin heeft. Steunende factoren zijn hierdoor lastig te duiden.
Indien verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde onder andere een contactverbod met het slachtoffer [aangeefster 2] gedurende een bepaalde tijd.
Voorts is over de persoon van verdachte een Pro Justitia psychologisch rapport, gedateerd 15 november 2015 uitgebracht, opgemaakt door P.C. Dalebout, gezondheidszorgpsycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Het vermogen tot introspectie van betrokkene is gering. Dit in combinatie met zijn sterke neiging sociaal wenselijk gekleurde antwoorden te geven, leidt ertoe dat de informatie over zijn persoon en beleven erg beperkt blijft. Voorts blijkt betrokkene zich niet of nauwelijks te (willen) verplaatsen in de beleving van anderen. Er is een duidelijke tendens de eigen persoon te idealiseren. Het zelfinzicht van betrokkene wordt als gering beoordeeld.
Het onderzoek heeft geen aanwijzing opgeleverd voor een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, noch van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waarbij dient te worden opgemerkt dat de informatie die betrokkene heeft verschaft erg beperkt is gebleven en tevens sterk sociaal wenselijk gekleurd is. Een eventuele ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan echter op grond van deze informatie niet uitgesloten worden.
Aangezien tijdens het onderzoek noch een ziekelijke stoornis, noch een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens is vastgesteld bij betrokkene, zijn er geen gronden om een advies over begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan – gelet op de aard van het delict – een proeftijd verbinden van drie jaren, om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden. Een langere proeftijd, zoals gevorderd, acht de rechtbank niet opportuun.
De rechtbank ziet – anders dan de reclassering – onvoldoende aanknopingspunten om een contactverbod met [aangeefster 2] als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden; [aangeefster 2] is op grond van een jeugdbeschermingsmaatregel uit huis geplaatst en verblijft op een geheim adres. Het is onder deze omstandigheden niet aan de strafrechter maar aan andere instanties om te bepalen of, en zo ja wanneer en op welke wijze [aangeefster 2] in de toekomst contact met haar vader kan hebben.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan beantwoording van de vraag of een te stellen bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar dient te zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 244, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
dertig (30) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot tien (10) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. A. Warmerdam, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
7 oktober 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen opgesteld door [verbalisant] d.d. 4 september 2015 (dossierpagina 44A).
3.Het proces-verbaal van bevindingen opgesteld door [verbalisanten] d.d. 14 juli 2015 (dossierpagina’s 114 en 115).
4.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangeefster 1] d.d. 14 juli 2015 (dossierpagina 38 en 39).
5.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangeefster 1] d.d. 14 juli 2015 (dossierpagina 40).
6.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [aangeefster 1] d.d. 15 juli 2015 (dossierpagina’s 52 t/m 54).
7.Het proces-verbaal verbatim uitwerking studioverhoor van [aangeefster 2] d.d. 19 augustus 2015 (dossierpagina’s 101, 107 en 108).
8.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 17 juli 2015 (dossierpagina’s 62 en 63).
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een onderzoeksrapport zedendelict opgemaakt door W. Barends, arts/geneeskundige d.d. 15 juli 2015 (dossierpagina 161).
10.Een proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen / slachtoffer en benoeming DNA-deskundige d.d. 30 juli 2015 (dossierpagina 178).
11.Een schriftelijk bescheid, zijnde een NFI rapport d.d. 21 december 2015 (losse bijlage).