ECLI:NL:RBNHO:2016:8015

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
15/810058-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door fysiotherapeut met patiënte tijdens behandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een fysiotherapeut/shiatsutherapeut die meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn patiënte. De verdachte heeft tijdens verschillende behandelingen ongepaste handelingen verricht, waaronder het betasten van de borsten, vagina, billen en anus van de patiënte, en het inbrengen van zijn vingers en een vibrator in haar vagina en anus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, en de verdachte heeft dit feit bekend. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte, geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 7 maanden onvoorwaardelijk en 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de benadeelde partij en een verbod om als fysiotherapeut of shiatsutherapeut te werken. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestaat uit immateriële en materiële schade, en heeft de verdachte verplicht om een schadevergoedingsmaatregel aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbare positie van de patiënte in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf en de voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810058-16 (P)
Uitspraakdatum: 20 september 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 september 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van wat verdachte en zijn raadsman mr. G.Th. Offreins, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 05 februari 2016 in de gemeente Beverwijk, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (te weten als fysiotherapeut en/of (shiatsu)-therapeut), (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij één of meermalen:
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of een vibrator in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, en/of
- de borsten en/of de vagina en/of de billen en/of de anus van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gemasseerd, en/of
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d.
11 februari 2016 (dossierpagina 31 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen telefoongesprek d.d. 16 februari 2016 (dossierpagina 25 e.v.).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 februari 2016 in de gemeente Beverwijk, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg (te weten als fysiotherapeut/shiatsutherapeut), telkens ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als patiënt aan verdachte's zorg had toevertrouwd, immers heeft hij één of meermalen:
- zijn, verdachtes, vingers en/of een vibrator in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, en
- de borsten en de vagina en de billen en de anus van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gemasseerd, en
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie een meldplicht bij de reclassering geëist, een contactverbod met [slachtoffer] alsmede een verbod om werkzaam te zijn als fysio-, shiatsu- of andersoortige therapeut, al dan niet op vrijwillige basis. De officier van justitie heeft daarbij gevraagd om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat wat betreft de immateriële schade een bedrag van € 5.000,00 dient te worden toegewezen en dat wat betreft de materiële schade een bedrag tot € 228,50 toewijsbaar is, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Wat betreft de gevorderde rekeningen van shiatsu-therapie ter herstel en de overige gevorderde immateriële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 180 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer] en reclasseringstoezicht met begeleiding van verdachte door een forensisch psycholoog. Wat betreft de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman matiging van immateriële schade bepleit tot een bedrag van € 2.000,00. De materiële schade kan volgens de raadsman, mede gelet op het standpunt van verdachte, geheel worden toegewezen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft als fysiotherapeut/shiatsutherapeut meermalen ontucht gepleegd met zijn patiënte [slachtoffer]. Tijdens diverse behandelingen heeft hij haar borsten, vagina, billen en anus betast en zijn vingers en een vibrator in haar vagina en anus gebracht. Dat deze handelingen volgens verdachte deel uitmaakten van een experimentele behandeling en vrijwillig werden ondergaan, doet aan de ernst en strafwaardigheid niet af. Integendeel, er was immers sprake van een afhankelijke positie van [slachtoffer], die het volste vertrouwen in hem had. Verdachte heeft als hulpverlener misbruik gemaakt van het psychisch overwicht dat hij op haar had. Daarnaast heeft hij haar, eveneens tijdens de therapie, totaal onverwachts anaal gepenetreerd. De rechtbank acht dit volstrekt onacceptabel. Verdachte heeft door zijn handelen op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en misbruik gemaakt van zijn positie als fysiotherapeut/shiatsutherapeut. Aldus heeft verdachte het vertrouwen dat [slachtoffer], die als patiënte in een kwetsbare positie verkeerde, in hem had, beschaamd. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt ook hoezeer zij lijdt onder het misbruik en de wijze waarop verdachte haar vertrouwen heeft geschonden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 8 juni 2016 van
C. de Groot, als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland, alsmede de toelichting die hierop ter terechtzitting is gegeven;
- het over verdachte uitgebrachte voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever gedateerd
18 augustus 2016 van C. Hoffmann, verbonden aan Reclassering Nederland;
- het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 20 mei 2016 van
drs. A. Witvliet, GZ-psycholoog.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Verdachte lijdt niet aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, ook niet ten tijde van het ten laste gelegde. Aangezien er geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, is verdachte hier niet door beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte is derhalve te beschouwen als toerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde. Wel merkt de psycholoog op dat gesteld kan worden dat verdachte, zonder dat dit de grens van een stoornis overschrijdt, zich in contacten met anderen wat ‘onverstoorbaar’ op kan stellen en zich niet altijd rekenschap geeft van de positie van de ander. Daarnaast kost het hem enige moeite om op zichzelf te reflecteren en te begrijpen wat er in hemzelf omgaat. Ditzelfde geldt volgens de psycholoog voor de in verdachtes persoonlijkheid aanwezige beïnvloedbaarheid en naïviteit. Hoewel ook dit niet als een stoornis moet worden gezien, zou het wel een rol kunnen spelen in de ongebruikelijke en afwijkende opvattingen over seks en seksualiteit die verdachte in de afgelopen 15 a 20 jaar heeft ontwikkeld. Als verdachte in aanraking komt en zich meer begint te verdiepen in alternatieve, niet-westerse ideeën en deze lijkt te kunnen koppelen aan de leer van de shiatsu, lijkt hij de neiging te krijgen om hier bijna kritiekloos in ‘op te gaan’. Verdachte raakt overtuigd van het idee dat het op een bepaalde manier beleven van seksualiteit een geneeskrachtige werking heeft en begint dat niet alleen toe te passen op zichzelf, maar ook uit te dragen richting anderen.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Op grond van de aard en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt. De rechtbank acht evenwel termen aanwezig af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd, zulks mede gelet op de proceshouding van verdachte en de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank zal voorts bepalen dat een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht het noodzakelijk aan het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen straf, de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden:
- verplicht contact met Reclassering Nederland, waarbij verdachte zich dient te houden aan de voorwaarden en aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een behandeling door een (forensisch) psycholoog;
- een contactverbod met [slachtoffer];
- een verbod om als fysiotherapeut/shiatsu-therapeut vrouwelijke patiënten te behandelen, zowel beroepsmatig als op basis van vrijwilligheid.
Het (partiële) beroepsverbod acht de rechtbank noodzakelijk, nu een terugvalpreventieplan tijdens de schorsing van verdachte uit de voorlopige hechtenis in samenwerking met de reclassering die hem tijdens de schorsing heeft begeleid, nog niet tot stand is gekomen.
Aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat voornoemde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 10.498,50 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een bedrag van € 10.000,00 immateriële schade en € 498,50 materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4. bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (zegge: vijftien) maanden. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 7 (zegge: zeven) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal melden bij Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die door of namens Reclassering Nederland aan verdachte zullen worden gegeven, ook indien dit inhoudt dat hij zich dient te laten behandelen door een (forensisch) psycholoog;
- gedurende de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer];
- gedurende de proeftijd van twee jaren als fysio- en shiatsutherapeut geen vrouwelijke patiënten zal behandelen, zowel beroepsmatig als op basis van vrijwilligheid.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.998,50, bestaande uit € 498,50 voor de materiële en
€ 3.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.998,50, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
49 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mrs. W.J. van Andel en E.J. Bellaart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2016.